Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.
Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. Op 1 april 2015 is de regelgeving van Basisnet van kracht geworden, dat betrekking heeft op vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen. Basisnet stelt grenzen aan de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen en verbindingswegen, over water en over het hoofdspoorwegennet. Indien uit monitoring blijkt dat die grenzen in zicht komen of worden overschreden, zal de minister van IenM in overleg met de vervoerssector maatregelen nemen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.
Rotterdams beleid
De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
Relatie met voorliggend plan
Op basis van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/?prv=zuid-holland) en het vigerende bestemmingplan zijn in de omgeving van het projectgebied de risicobronnen in kaart gebracht. In de directe omgeving zijn risicovolle inrichtingen aanwezig. Tevens zijn op enige afstand (meer dan 400 meter) van het projectgebied transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor gelegen. Hieronder vindt een nadere beschouwing van deze mogelijk relevante risicobronnen plaats.
9. Uitsnede risicokaart
Risicovolle inrichtingen
Uit de risicokaart blijkt dat aan de Kooiwalweg 14 vuurwerkopslag plaatsvindt. De maximale veiligheidsafstand bedraagt 33 meter. Het bedrijf is op meer dan 150 meter afstand van de dichtstbijzijnde bebouwing gelegen waardoor dit bedrijf geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Transport gevaarlijke stoffen
Over de weg
Plaatsgebonden risico
In de nabijheid van het plangebied is rijksweg A15 gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Op basis van het Basisnet blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 1.0 10-6 (de grenswaarde waarbinnen geen kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn) voor het gedeelte rijksweg A15 ter hoogte van het plangebied op 80 meter afstand van de wegas is gelegen. Het plangebied ligt op het meest nabijgelegen punt op een afstand ruim 550 meter ten opzichte van de A15. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan deze grenswaarde.
Groepsrisico
In het Besluit externe veiligheid transportroutes is in artikel 7 opgenomen dat in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt, voor zover het gebied waarop dat plan betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
- voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A 15 bestaat uit verschillende stofcategorieën die ieder over een eigen maximale effectafstand (1%-overlijdenskans) beschikken. Deze effectafstanden zijn opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport. De effectafstanden van de stofcategorieën die over de rijksweg A15 worden vervoerd en die tevens tot aan het projectgebied reiken betreffen de effectafstanden voor de toxische vloeistoffen LT1, LT2 en LT3 en de toxisch tot vloeistof verdicht gassen GT 3 en GT4. Hierdoor dient een groepsrisicoverantwoording plaats te vinden waarbij wordt ingegaan op bovengenoemde onderdelen.
In het Besluit externe veiligheid transportroutes is conform artikel 8 mogelijk een nadere verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute. Indien dit het geval is dient tevens ingegaan te worden op:
- de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
- de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;
- het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;
- de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en
- de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
Het projectgebied is echter op meer dan 200 meter van de rijksweg A15 gelegen waardoor een nadere groepsrisicoverantwoording niet noodzakelijk is.
Plasbrandaandachtsgebied
Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient naast het plaatsgebonden risico en groepsrisico tevens rekening te worden gehouden met het plasbrandaandachtsgebied.
Het plasbrandaandachtsgebied is een zone van 30 meter gemeten vanaf de rand van de weg. De woningen worden op ca 500 meter vanaf de rand van de weg gesitueerd, waardoor het plasbrandaandachtsgebied geen belemmering vormt.
Over het spoor
Plaatsgebonden risico en plasbrandaandachtsgebied
Ten zuiden, ten oosten en ten zuidoosten van het plangebied zijn routes (30, 440, 445, 201 en 203) van gevaarlijke stoffen over het spoor gelegen. Verschillende van deze routes (30, 201 en 203) blijken op basis van het Basisnet over een plaatsgebonden risicocontour van 1.0 10-6 en een plasbrandaandachtsgebied te beschikken. Zowel de maximale risicocontour van deze routes als het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 meter. De dichtstbijzijnde afstand tussen de spoorlijnen en het plangebied bedraagt meer dan 400 meter waardoor het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied geen belemmering vormt de beoogde ontwikkeling.
Groepsrisico
In het Besluit externe veiligheid transportroutes is in artikel 7 opgenomen dat in de toelichting bij een bestemmingsplan, voor zover het gebied waarop dat plan betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval wordt ingegaan op:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
- voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorroutes 30, 440, 445, 201 en 203 bestaat uit verschillende stofcategorieën die ieder over een eigen maximale effectafstand (1%-overlijdenskans) beschikken. Deze effectafstanden zijn opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport. De effectafstanden van de stofcategorieën die over deze spoorroutes worden vervoerd en die tevens tot aan het projectgebied reiken betreffen de effectafstanden voor brandbare gassen, toxische gassen, zeer toxische gassenvloeistoffen en zeer toxische vloeistoffen. Hierdoor dient een groepsrisicoverantwoording plaats te vinden waarbij wordt ingegaan op bovengenoemde onderdelen.
In het Besluit externe veiligheid transportroutes is conform artikel 8 mogelijk een nadere verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute. Indien dit het geval is dient tevens ingegaan te worden op:
- de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
- de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;
- het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;
- de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en
- de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
Het projectgebied is echter op meer dan 200 meter van de spoorroutes 30, 440, 445, 201 en 203 gelegen waardoor een nadere groepsrisicoverantwoording niet noodzakelijk is.
Conclusie
Gelet op de aanwezige risicobronnen in de omgeving en bijbehorende plaatsgebonden risicocontouren kan geconcludeerd worden dat het plangebied op voldoende afstand van deze bronnen is gelegen. Wel is het gehele plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van vervoer van toxische stoffen over de rijksweg A15 en de spoorroutes 30, 440, 445, 201 en 203. Daarnaast is het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied gelegen binnen het invloedsgebied van vervoer van brandbare gassen over de spoorroute 201. De afstanden tot deze routes bedragen meer dan 200 meter waardoor met een beperkte groepsrisicoverantwoording kan volstaan. Hierbij dient ingegaan te worden op:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
- voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Groepsrisicoverantwoording aangaande toxische stoffen
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) adviseert in het kader van bestemmingsplannen de volgende voorzieningen te realiseren teneinde de risico’s te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten: Ten aanzien van toxische scenario’s geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het gebied verbeterd kunnen worden door de aanwezige gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn. In gebouwen dient eveneens het centrale afzuigsysteem of luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. Bij mogelijke herontwikkeling van bestaande gebouwen dient hier ook rekening mee gehouden te worden.
Groepsrisicoverantwoording aangaande brandbare gassen
Dit scenario speelt alleen voor het zuidelijk deel van het plangebied in het kader van vervoer van brandbare gassen over de spoorroute 201. De maximale effectafstand bij een ramp met een dergelijk gas bedraagt 460 meter. De kortste afstand tussen de woningen in het bestemmingsplangebied tot deze spoorlijn bedraagt ca. 420 meter. Hiermee is het plangebied aan de rand van het invloedsgebied en buiten de 100%-letaliteitszone gelegen waardoor de kans op bestrijdbaarheid van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen worden vergroot.
De woningen worden evenwijdig aan de spoorroute gerealiseerd waardoor is geborgd dat mensen vanuit de woningen kunnen vluchten in een richting die haaks op de spoorroute staat. Het plangebied is via verschillende wegen vanuit verschillende richtingen bereikbaar. Hiermee is het plangebied tevens voldoende bereikbaar voor hulpdiensten. Op grond van de eisen in het Bouwbesluit 2012 is geborgd dat voldoende en geschikte blus- en koelwatervoorzieningen worden gerealiseerd.
Daarnaast is voor beide scenario’s goede risicocommunicatie vanuit het bevoegd gezag gewenst. Het bevoegd gezag draagt de zorg voor een goede voorlichting en instructie in de richting van de huidige en toekomstige bewoners en gebruikers van bestaande en nieuwbouwlocaties, zodat men weet welke risico’s aanwezig zijn en hoe bewoners en gebruikers moeten handelen in het geval van een optredend incident.
Met het nemen van bovengenoemde maatregelen wordt de kans op een ramp binnen het bestemmingsplangebied en daarmee het restrisico tot een minimum beperkt, waardoor de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar wordt geacht.