Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Coolhaven |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0599.BP2112Coolhaven-va01 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan |
het bestemmingsplan "Coolhaven" met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2112Coolhaven-va01 van de gemeente Rotterdam. |
Bestemmingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verbeelding |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
Aanduiding |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Archeologisch deskundige |
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. |
Bebouwing |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bedrijven |
de bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. |
Bestemmingsgrens |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bouwaanduidingen |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag |
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld. |
Bouwverordening |
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. |
Bouwwerk |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Bruto vloeroppervlak |
het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden hiertoe niet gerekend. |
Daktuin en/of dakterras |
een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw, dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit. |
Detailhandel |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
Dienstverlening |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. |
Gebouw |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Geluidsgevoelige objecten (in de zin van de Wet geluidhinder) |
Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd. |
Hotel |
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. |
Kantoren |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. |
(Kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut |
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water, elektriciteitsdistributie, (stads)verwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). |
Lichte horeca |
horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken. Hierbij kan gedacht worden aan: restaurant, broodjeszaak, crêperie, croissanterie, cafetaria, koffiebar, theehuis, lunchroom, ijssalon en snackbar. |
Maaiveld |
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. |
Maatschappelijk |
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. |
Medisch gerelateerd |
functies die direct bij de gezondheidszorg betrokken zijn, daaraan ondersteunend zijn of waarvan de aanwezigheid nabij het Erasmus MC (sciencepark) van belang is voor de bedrijfsvoering van de betreffende functie. |
Milieudeskundige |
de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. |
NAP |
het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. |
Ongebouwd (gevel)terras |
een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt. |
Pand |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil | |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
Plint |
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin. |
Rijbaan |
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. |
Short stay |
het structureel aanbieden van zelfstandige woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een periode van tenminste één dag en maximaal zes maanden. |
Straatmeubilair |
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken en plantenbakken. |
Uitstekende delen aan gebouwen |
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke. |
Water |
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. |
Wet geluidhinder |
de Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: | |
a. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
b. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
c. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; |
d. | de afstand tussen gebouwen: |
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van gebouwen. |
2.2 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving | |
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | ||
a. | woningen, waaronder short stay; | |
b. | medisch gerelateerde kantoren; | |
c. | dienstverlening; | |
d. | bedrijven tot en met categorie 2, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1); | |
e. | maatschappelijke voorzieningen; | |
f. | lichte horeca, inclusief ongebouwde (gevel)terrassen; | |
g. | hotel; | |
h. | al dan niet ondergrondse (gebouwde) parkeervoorzieningen; | |
met daaraan ondergeschikt: | ||
i. | berg- en stallingsruimten; | |
j. | paden en ontsluitingswegen; | |
k. | fiets- en/of voetgangersbruggen; | |
l. | dakterrassen/daktuinen; | |
m. | groenvoorzieningen en water; | |
n. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer; | |
o. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. | |
3.2 | Bouwregels | |
3.2.1 | Algemeen | |
Op de in 3.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. | ||
3.2.2 | Gebouwen | |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | ||
a. | gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; | |
b. | in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder a mogen ondergrondse parkeervoorziening en kleine gebouwen voor openbaar nut, ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden; | |
c. | ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen; | |
d. | het totaal aantal woningen mag niet meer dan het met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal bedragen; | |
e. | ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ gelden de volgende aanvullende bouwregels: | |
1. | de bouwhoogte van bovengrondse gebouwen mag niet minder dan 20 meter bedragen; | |
2. | de afstand tussen bovengrondse gebouwen mag ten aanzien van de eerste 20 meter als bedoeld in 3.3.2.e onder 1, niet meer dan 7 meter bedragen; | |
3. | woningen en geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan op alle bouwlagen, met uitzondering van de plint; | |
f. | de inhoud van kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes en dergelijke, mag niet meer dan 80 m3 bedragen. | |
3.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | ||
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan; | |
b. | uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet meer dan 3 meter uit de gevel steken en niet minder dan 2,2 meter boven maaiveld hangen; | |
c. | veranda’s en/of terrassen behorende bij gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat voldaan wordt aan de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Terrasschermen en veranda’s behorende bij gebouwen’; | |
d. | terrasschermen behorende bij terrassen als bedoeld in 3.1 onder g zijn toegestaan, met dien verstande dat voldaan wordt aan de bij deze regels behorende bijlage 4 ‘Terrasschermen behorende bij horeca’; | |
e. | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen; | |
f. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen. | |
3.2.4 | Dakterras | |
Indien de maximum bouwhoogte van een gebouw is bereikt, dan is ten behoeve van het realiseren van een dakterras voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening toegestaan, met een maximum oppervlak van 10 m2 en een maximum hoogte van 3 meter. De hoogte van het hekwerk mag niet meer dan 1,5 meter bedragen. | ||
3.3 | Afwijken van de bouwregels | |
3.3.1 | Aantal woningen | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d en toestaan dat het aantal woningen mag wijzigen, met dien verstande dat uit een akoestisch onderzoek blijkt, dat voldaan kan worden aan de geldende grenswaarden of een verleend hogere waarden-besluit. | ||
3.3.2 | Specifieke bouwaanduiding - 1 | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder e en toestaan dat andere maten worden aangehouden, dan wel dat woningen ook op een lager niveau gerealiseerd kunnen worden, indien uit een akoestisch onderzoek blijkt, dat voldaan kan worden aan de geldende grenswaarden of een verleend hogere waarden-besluit. |
3.4 | Specifieke gebruiksregels |
3.4.1 | Algemeen |
Ten aanzien van het gebruik, geldt dat horeca uitsluitend in de plint is toegestaan. | |
3.4.2 | Aan huis gebonden beroep/bedrijf |
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: | |
a. | de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf; |
b. | ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten; |
c. | de gevels van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; |
d. | er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; |
e. | er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf. |
3.4.3 | Oppervlaktematen |
Het bruto vloeroppervlak van de in 3.1 onder b tot en met g genoemde functies mag niet meer bedragen dan 25.000 m2, met dien verstande dat: | |
a. | het bruto oppervlak aan horeca niet meer dan 650 m2 mag bedragen, waarbij een ongebouwd (gevel)terras niet wordt meegerekend; |
b. | het totale bruto oppervlak aan medisch gerelateerde kantoren niet meer dan 9.820 m2 mag bedragen; |
c. | het totaal aantal hotelkamers mag niet meer dan 150 bedragen. |
3.4.4 | Verkoop van goederen |
De verkoop van goederen als nevenactiviteit van de in 3.1 onder b tot en met g genoemde functies is toegestaan, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte per vestiging niet meer mag bedragen dan 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van de functie waartoe het behoort. | |
3.4.5 | Dakterras/daktuin |
Het dak van hoofdgebouwen mag gebruikt worden als dakterras/daktuin, waarbij geldt dat: | |
a. | bijbehorende bouwwerken, zoals bergingsruimten, tuinhuizen, kassen en dergelijke zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen; |
b. | de hoogte van een afscheiding rondom een daktuin en/of dakterras niet meer dan 1,50 meter mag bedragen. |
3.4.6 | Kinderdagverblijven en scholen |
Kinderdagverblijven en scholen voor kinderen tot een leeftijd van 18 jaar, zijn niet toegestaan binnen een afstand van 50 meter, gerekend vanaf de rand van de ten oosten van het plangebied gelegen hoofdverkeersader. | |
3.4.7 | Voorwaardelijke verplichting |
Geluidsgevoelige functies mogen pas in gebruik worden genomen, als de bebouwing binnen de op de verbeelding opgenomen aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ is gerealiseerd. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
4.1.1 | Algemeen |
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen die zijn toegelaten krachtens een aangrenzende bouwbestemming; |
c. | geluidwerende voorzieningen; |
d. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer. |
4.1.2 | Specifiek |
Ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ zijn de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor: | |
a. | wegen, bestaande uit maximaal 2x1-rijbaan; |
b. | trambaan; |
c. | bij de onder a en b genoemde functies behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Algemeen |
Op de in 4.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, sport- en speeltoestellen, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers, hellingbanen; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 3 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; |
c. | kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes en dergelijke, niet groter dan 80 m3. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Verkeer - Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; |
b. | voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; |
c. | groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
d. | bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; |
e. | geluidswerende voorzieningen; |
f. | uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Algemeen |
Op de in 5.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 3 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; |
c. | kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes en dergelijke, niet groter dan 80 m3. |
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Water - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water en bijbehorende voorzieningen. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | Algemeen |
Op de voor 'Water - 2' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen en dergelijke. | |
6.3 | Wijzigingsbevoegdheid |
6.3.1 | Wijziging ten behoeve van waterprogramma |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’ de bestemming "Water" zodanig te wijzigen, dat de realisatie van drijvende objecten in de vorm van (aanleg)steigers, groen, vlonders of daarmee gelijk te stellen elementen is toegestaan, met dien verstande dat hierover overeenstemming bestaat met de waterbeheerder(s) en de Havenmeester. |
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | Algemeen |
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 7.3.1. | |
7.2.2 | Te verbinden regels aan omgevingsvergunning |
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
7.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
7.3.1 | Verbod |
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 7.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren
die meer dan 200 vierkante meter beslaan en die tevens dieper reiken dan 2,5 meter beneden NAP, respectievelijk de onderwaterbodem. | |
7.3.2 | Betreffende werken c.q. werkzaamheden |
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: | |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven; |
e. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
f. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. |
7.3.3 | Uitzonderingen |
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. | |
7.3.4 | Voorwaarden verlening omgevingsvergunning |
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. | |
7.3.5 | Te verbinden regels aan omgevingsvergunning |
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een waterkering. |
8.2 | Bouwregels |
8.2.1 | Verbod |
Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd. | |
8.2.2 | Uitzondering |
Het verbod als bedoeld in 8.2.1 is niet van toepassing voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. | |
8.2.3 | Toegestane bouwwerken |
Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen en dergelijke. |
8.3 | Afwijken van de bouwregels |
8.3.1. | Afwijking |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de waterkering daardoor niet wordt geschaad. | |
8.3.2 | Advies |
Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang, tenzij aantoonbaar een watervergunning overgelegd kan worden. |
8.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
8.4.1 | Verbod |
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren: | |
a. | het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; |
b. | het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; |
c. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
d. | het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
e. | het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. |
8.4.2 | Uitzondering |
Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: | |
a. | betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
b. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
c. | mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. |
8.4.3 | Voorwaarden verlening omgevingsvergunning |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: | |
a. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/het waterstaatsbelang; |
b. | vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
10.1 | Afwijken van toegestane bouwhoogte ten behoeve van technische voorzieningen |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas-installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt. |
10.2 | Afwijken van de maximaal toegestane bouwhoogte |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag. |
10.3 | Afwijken van de begrenzing |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, de ligging of de vorm van een bouwblok of een terrein of de hoogte van een bouwwerk in het belang van het te verwachten verkeer, de volkshuisvesting en/of een behoorlijke bebouwing c.q./inrichting noodzakelijk is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt, met dien verstande, dat indien een omgevingsomgeving betrekking heeft op woningen of andere gebouwen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, verlening slechts is toegestaan, indien de ter zake toepasselijke (hogere) grenswaarden voor wegverkeerslawaai niet worden overschreden. | |
10.4 | Afwijken ten behoeve van terras |
10.4.1 | Afwijking |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het oprichten van terrassen grenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten. | |
10.4.2 | Verlening omgevingsvergunning |
De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 kan worden verleend, indien: | |
a. | het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het terras niet onevenredig wordt geschaad; |
b. | het terras past in het Horecabeleid van de gemeente Rotterdam zoals dat van toepassing is ten tijde van de aanvraag. |
10.4.3 | Beëindiging |
De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege wanneer het gebruik in combinatie waarmee de terrasfunctie wordt uitgeoefend, geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd. |
Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder, is de realisatie van geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder), alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. |
12.1 | Bouwregels |
Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" (metro/sneltram) mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, niet worden gebouwd, behoudens voor (ondergrondse) spoorbanen met bijbehorende voorzieningen, zoals metrotunnels/metrostations e.d. ten behoeve van het metro-/sneltramverkeer. |
12.2 | Afwijken van de bouwregels |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 voor het bouwen overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en) voor andere functies, mits het belang van het metro-/sneltramverkeer niet wordt geschaad. |
12.3 | Advies |
Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metrobeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro-/sneltramverkeer. |
13.1 | Parkeerbehoefte |
a. | Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 (oprichting van een gebouw of verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein. |
b. | Voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in 13.1 onder a, kan uitsluitend door middel van een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd worden; |
c. | De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bijlage Parkeernormen behorende bij deze regels. |
13.2 | Nadere regels |
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere regels stellen ten aanzien van: | |
a. | de aard, de plaats en de inrichting van de parkeer- of de stallinggelegenheid; |
b. | de aard, de capaciteit, de plaats en de inrichting van de gelegenheid voor het laden of lossen; |
c. | de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- of stallinggelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden. |
13.3 | Afwijken van de regels |
13.3.1 | Voorwaarden omgevingsvergunning |
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in 13.1 indien: | |
a. | uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning over te leggen parkeerbalans blijkt dat op eigen terrein door middel van dubbelgebruik voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn; |
b. | de aanvrager van een omgevingsvergunning de parkeereis door middel van een parkeereisovereenkomst financieel compenseert aan de gemeente Rotterdam en met de verwezenlijking van het bouwplan, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gemeentelijk belang is gemoeid; |
c. | er sprake is van een totale gebiedsontwikkeling en naar het oordeel van burgemeester en wethouders een gemeentelijk belang rechtvaardigt dat op straat parkeerplaatsen worden aangelegd uit de grondopbrengst; |
d. | de onderdelen a tot en met c zich niet voordoen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid. |
13.3.2 | Nadere regels |
Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere regels stellen aan de afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in 13.3.1. |
13.4 | Vaststellen beleidsregels |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen, welke in de plaats treden van de in dit artikel opgenomen parkeernormen (inclusief de bijbehorende bijlage). |
14.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
14.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
14.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
14.1.3 | Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
14.2 | Overgangsrecht gebruik |
14.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
14.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
14.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
14.2.4 | Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Coolhaven”, gemeente Rotterdam. |