direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Bebouwde Kom Rozenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2017BebkomRozenb-va01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen – voor zover door dit laatste gebruik geen overlast ontstaat - mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;
    • 2. inwoning in verband met mantelzorg, uitsluitend in de vorm van afhankelijke woonruimte;
    • 3. bijzondere woonvormen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', een bedrijf tot en met categorie 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' een zorginstelling;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
  • 1. vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • 2. 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee- aaneen woningen toegestaan;
  • 3. 'aaneengebouwd', zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • 4. 'gestapeld', zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • 5. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van gestapelde woningen en percelen waar op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan meer dan een woning aanwezig is; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen woningen en geschakelde woningen 3 m aan één zijde;
  • d. de goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • e. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°;
  • g. Op woningen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw type A' mag een dakopbouw, conform onderstaande tekening, worden geplaatst die haaks op de weg dient te staan. In afwijking van het bepaalde sub e en f mag de goothoogte voor deze woningen niet meer bedragen dan 6 meter, en de bouwhoogte niet meer dan 10 m.

Onderstaande tekening is een toelichtende tekening van dakopbouw type A:

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2017BebkomRozenb-va01_0002.jpg"  

  • h. op woningen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw type B' mag tegen de nok aan de achterzijde een dakopbouw, conform onderstaande tekening, worden geplaatst over de gehele breedte van het gebouw. De dakhelling en de hellingshoeken van de dakopbouwen dienen overeen te komen met de dakhelling en hellingshoeken van de dakvlakken van het hoofdgebouw.
    In afwijking van het bepaalde sub e en f is de goothoogte niet van toepassing op de dakopbouw, en mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen. De afstand van de verticale achterwand van de dakopbouw tot de dakgoot van het bestaande dak dient zodanig te zijn, dat tenminste de helft van het oorspronkelijke dakvlak overblijft;

Onderstaande tekening is een toelichtende tekening van dakopbouw type B:

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2017BebkomRozenb-va01_0003.jpg"  

  • i. voor het bouwen van gebouwen in of op de gronden met de aanduiding 'tuin' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. erkers zijn toegestaan indien zij voldoen aan de volgende voorwaarden:
      • De maximale breedte van erkers aan de voorgevelzijde bedraagt 75% van de gevel, de maximale hoogte is het vloerpeil van de eerste verdieping en de maximale diepte 25% van de voortuin tot maximaal 1,5 meter;
      • De maximale breedte van erkers aan zijgevel bedraagt 50% van de gevel, de maximale hoogte is het vloerpeil van de eerste verdieping en de maximale diepte 25% van de zijtuin tot maximaal 1,5 meter.
    • 2. bestaande bijgebouwen, welke aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan,worden toegestaan en mogen worden behouden, vernieuwd en veranderd.

19.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en buiten de gronden die zijn aangeduid als 'tuin' worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte van met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen bedraagt niet meer dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld;
  • c. de maximale goothoogte van niet met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen bedraagt 3 m;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
  • e. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 m;
  • f. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen binnen het bouwvlak en buiten de gronden die zijn aangeduid als 'tuin'  
tot en met 500 m2   50 m², mits de zone, gelegen buiten het bouwvlak en met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'tuin' voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;;  
meer dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van het oppervlak van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits de zone, gelegen buiten het bouwvlak en met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'tuin' voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. bij hoekpercelen de afscheiding tot 3 meter uit de voorgevellijn 1 meter mag bedragen.
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

19.2.4 Overkappingen
  • a. het bebouwde oppervlak aan overkappingen mag niet groter zijn dan 20 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de overschrijding van de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1,5 meter en is alleen toegestaan ten behoeve van de bouw van een carport;
  • d. overkappingen tellen mee voor het maximale aantal m2 dat aan bijgebouwen is toegestaan.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. seksinrichtingen.

19.5 Ontheffing van de gebruiksregels
19.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, sub a voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijven in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient in hoofdzaak op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaats vindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. geen horeca plaats vindt;
  • g. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' te verwijderen, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.