direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuiderpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het nu geldende bestemmingsplan “Zuiderpark” is niet meer actueel. Het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan gebeurt in het kader van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan “Zuiderpark” uit 2006 heeft de herinrichting van het Zuiderpark (grotendeels) mogelijk gemaakt. Er is bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan geen sprake van grote gebiedsontwikkelingen. Er is grotendeels sprake van een actualisatie van het nog geldende bestemmingsplan.

1.2 Gekozen planopzet

In het nieuwe bestemmingsplan "Zuiderpark" is gekozen om zo veel mogelijk aan te sluiten bij het geldende bestemmingsplan "Zuiderpark" uit 2006. Het voorgaande bestemmingsplan bood verschillende ontwikkelingsmogelijkheden, die de afgelopen jaren (deels) ook zijn ingevuld. In het voorliggende plan zijn de voorgaande rechten overgenomen en daar waar mogelijk zijn aanvullende bouw- en of gebruiksmogelijkheden geboden. Grotendeels is sprake van een globaal bestemmingsplan, met op enkele locaties een meer gedetailleerde bestemmingsplanregeling.

Paragraaf 4.2 beschrijft het huidige gebruik van het plangebied, 4.3 de opzet van het plan en in paragraaf 4.4 wordt vervolgens ingegaan op de mogelijke ontwikkelingen die in de toekomst nog gaan plaatsvinden. Ten slotte wordt voor de juridische planbeschrijving verwezen naar paragraaf 4.5 van deze toelichting. In die paragraaf is per (dubbel)bestemming een beschrijving opgenomen over de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden.

1.3 Ligging en begrenzing

De begrenzing van het nieuwe bestemmingsplangebied is overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplangebied "Zuiderpark" uit 2006. Het projectbestemmingsplan "Spartaan '20" maakt in dit nieuwe bestemmingsplan ook deel uit van het plangebied. In afbeelding 1.1 is in rood de globale ligging van de plangrens van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0002.png"

Afbeelding 1.1: de globale ligging van de plangrens van het nieuwe bestemmingsplan

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het grootste van het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan "Zuiderpark". Dit plan is vastgesteld op 19 januari 2006 en is onherroepelijk geworden op 30 juni 2006. Daarnaast is voor een klein deel het projectbestemmingsplan "Spartaan '20" van toepassing. Dit plan is vastgesteld op 27 september 2010 en onherroepelijk geworden op 19 november 2010. Tot slot geldt voor het plangebied ook de "Parapluherziening Terrassen", die is vastgesteld op 19 februari 2015 en onherroepelijk is geworden op 24 april 2015.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig te stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridische mogelijkheden. Het Rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd Rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die
uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene
regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is in werking getreden en geeft de rijksbelangen weer die doorwerken in gemeentelijke bestemmingsplannen.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Vastgesteld op 13 maart 2012

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
2) Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:
1) Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4) Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5) Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6) Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7) Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
8) Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9) Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
10) Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11) Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12) Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13) Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

2.1.2 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte

Vastgesteld op 15 juni 2011

In de beleidsvisie "Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en ruimte" van juni 2011 schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M. Daarnaast gaat het Rijk duidelijke prioriteiten stellen en aangeven welke cultuurhistorische gebieden en opgaven voor het Rijk van (inter)nationaal belang zijn en waar het Rijk voor zichzelf een rol ziet. De vijf in de visie geschetste prioriteiten zijn:

  • 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  • 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  • 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  • 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
  • 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridische mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.

2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

Vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014

De Visie ruimte en mobiliteit bestaat uit verschillende delen:

  • De Visie ruimte en mobiliteit omvat de doelen van het provinciale beleid en is zelfbindend voor de provincie.
  • Het Programma mobiliteit en het Programma ruimte: in deze twee programma's worden de doelen uitgewerkt en is een realisatiestrategie opgenomen. Per doel is aangegeven welke instrumentenmix wordt ingezet. Sommige doelen en projecten kan de provincie zelf realiseren, maar voor de meeste doelen en projecten heeft de provincie andere partijen nodig. Dit kan zowel via de informele weg, zoals overleg en het maken van afspraken, als via de formele weg, door het inzetten van het juridisch instrumentarium van de Wro. Het gaat dan bijvoorbeeld om zienswijze, aanwijzing, inpassingsplan en verordening.
  • De verordening Ruimte 2014 bevat regels over de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen of daarmee gelijkgestelde plannen.

Het bestemmingsplan "Zuiderpark" houdt rekening met de volgende provinciale belangen.

Detailhandel

Binnen het plangebied ligt aan de Kromme Zandweg 81 een tuincentrum. Sprake is van een bestaand tuincentrum, waarvan de voorgaande rechten in dit bestemmingsplan worden gecontinueerd. Er is dan ook geen sprake van het toevoegen van extra bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op het gebied van detailhandel.

Molenbiotoop

Binnen het plangebied ligt een molen, waarvoor een molenbiotoop geldt. Binnen een straal van 100 meter van de molen wordt in de toekomst geen nieuwe bebouwing opgericht en/of mogelijk gemaakt. Enkel de bestaande situatie blijf gehandhaafd. Ook binnen een straal van 100 tot 400 meter zorgt de hoogtebeperking van de molen niet voor belemmeringen. De toegestane beplanting- en bouwhoogte wordt nu en in de toekomst niet overschreden. Aangezien geen belemmeringen zijn voorzien, wordt de molenbiotoop niet op de verbeelding en in de regels opgenomen.

Regionale waterkering (rivierdijk)

In het noordwesten van het plangebied ligt een rivierdijk die bekend staat als een regionale waterkering. Deze waterkering is op de verbeelding opgenomen en in de regels bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien binnen de waterkering. Enkel de voorgaande rechten zijn overgenomen. Door het opnemen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn de waterstaatkundige belangen gewaarborgd.

Archeologie 

De archeologische waarden in het bestemmingsplan worden zorgvuldig beschermd. Dubbelbestemmingen zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels om de aanwezige waarden te beschermen. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciale beleid.

Mobiliteit

Uit het provinciale beleid blijkt dat er rekening moet worden gehouden met meerdere mobiliteitsnetwerken. Door het Zuiderpark heen lopen enkele hoofdfietsverbindingen, een bovenregionale weg (de Groene Kruisweg) en de Stedenbaan. Deze netwerken zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan gewaarborgd door de verschillende bestemmingen waarbinnen de verbindingen vallen.

Stedelijke groenstructuur

Het Zuiderpark is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangewezen als een stedelijke groenstructuur, waarbinnen zich ook een stedelijke waterstructuur bevindt. Zowel de groen- als de waterstructuur zijn in dit bestemmingsplan gewaarborgd. De belangrijkste waterstructuren zijn bestemd als 'Water' en de groenstructuur is overwegend bestemd als 'Groen' of andere vergelijkbare bestemmingen.

Wetgevingszones - wijzigingsgebieden

Naast de hiervoor genoemde provinciale belangen, zijn er in het bestemmingsplan ook nog drie wijzigingbevoegdheden in het bestemmingsplan opgenomen. Deze bevoegdheden zijn één op één overgenomen uit het bestemmingsplan "Zuiderpark" uit 2006.

2.3 Gemeentelijk beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door het cluster Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden of een omgevingsvergunningprocedure voor doorlopen worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Eén van deze beleidslijnen is de wateropgave voor gewenste woonmilieus. Voor Zuid wilt de gemeente de aansluiting bij watermilieu Zuiderpark versterken en van daaruit uitbreiding van het water- en groennetwerk ten behoeve van nieuwe woonmilieus. Het bestemmingsplan staat uitbreiding toe, omdat binnen verschillende bestemmingen het realiseren van extra water mogelijk is gemaakt.

Een ander punt is het verbeteren van de recreatieve verbinding van stad – landschap. Dit wilt de gemeente doen voor verschillende groennetwerken, zo ook met het Zuiderpark. De aanwezige voet- en wandelpaden zijn vastgelegd in de regels. Daarnaast maakt het plan ook nieuwe paden mogelijk.

Vanuit de kracht en de uitstraling van het Zuiderpark en de Kop van Zuid kan Zuid zich verder ontwikkelen. Het Zuiderpark moet net als het Kralingse Bos en de Bergse Plassen op de noordoever een identiteitsdrager zijn voor nieuwe, aantrekkelijke woonmilieus.

Bij de renovatie van het Zuiderpark zijn nieuwe watergangen toegevoegd in de omgeving om zo al meer te voorzien in de bergingscapaciteit. Als gevolg wordt het waternetwerk van Zuid verder uitgebreid. Door deze nieuwe watergangen worden de omliggende wijken meer betrokken bij het Zuiderpark. Zoals eerder al vermeld, maken verschillende bestemmingen het realiseren van nieuw water mogelijk.

2.3.2 Nota Detailhandel Rotterdam

Vastgesteld op 14 mei 2013 door het College van Burgemeester en Wethouders

Deze stedelijke detailhandelsnota "Detailhandel Rotterdam, Een stad waar winkelen een plezier is!" sluit aan op het stadsregionale detailhandelsbeleid en "WNKLN N RTTRDM" (gericht op de Binnenstad). De nota biedt een stedelijk kader voor de detailhandel voor de overige winkelgebieden in Rotterdam.

In het bestemmingsplangebied is enkel een tuincentrum is aanwezig. Dit bestaande tuincentrum ligt aan de Kromme Zandweg 81. Bestaande rechten zijn in dit bestemmingsplan gecontinueerd. Er is dan ook geen sprake van het toevoegen van nieuwe detailhandel.

2.3.3 Nota evenementenvergunningen

Jaarlijks vinden in Rotterdam diverse evenementen plaats, van groot tot klein. Afhankelijk van de activiteiten en de grootte van het evenement zijn er ook risico's verbonden aan het organiseren ervan. Evenementen trekken vaak veel publiek of vereisen speciale maatregelen, zoals het afsluiten van een straat. Daarom is het belangrijk om vooraf te beoordelen welke zaken en voorwaarden geregeld moeten worden om een evenement veilig en goed te laten verlopen. Vaak is een vergunning nodig voor het evenement.

Evenementen worden in Rotterdam ingedeeld in vier categorieën: als een 0-, A-, B- of C-evenement. Bij een 0-evenement gaat het om een kleine straat- of buurtactiviteit. A-evenementen zijn ook kleinschalige activiteiten, waarbij de risico's of de kans op overlast iets groter zijn. B- en C-evenementen zijn de grote stedelijke evenementen, zoals de Marathon, de Roparun, het Zomercarnaval, de Wereldhavendagen of het Nationale Nieuwjaarsvuurwerk. Voor verschillende soorten evenementen gelden verschillende regels rond het aanvragen van een vergunning.

Evenementenvergunning (B-/C-evenement)

Voor grootschalige of risicovolle evenementen beoordeelt de directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam de evenementenvergunning, voordat de evenementen op de evenementenkalender van het volgende jaar geplaatst worden. Dit gaat over evenementen als de Roparun en de Wednesday Night Skate (B-evenementen) of het Zomercarnaval en de Wereldhavendagen (C-evenementen).

Er worden steeds meer evenementen georganiseerd in Rotterdam en er komen ook steeds meer mensen op af. Ze zijn een aanwinst voor de stad, omdat ze van Roterdam een attractieve stad maken. Tegelijkertijd vragen de (vaak grootschalige) evenementen om duidelijke afspraken om de veiligheid van bezoekers, deelnemers en omwonenden te garanderen en de openbare orde te handhaven. In de Nota Evenementenvergunningen is de informatie over vergunningen gestroomlijnd en geactualiseerd. Alle relevante procedures, voorschriften en afspraken staan erin gebundeld en zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.

De nota beschrijft de werkwijze voor het verlenen van vergunningen voor evenementen in de stad en daarmee ook voor het Zuiderpark. Er worden geen maximum aantallen evenementen gehanteerd voor locaties of gebieden. Wel wordt er zo veel mogelijk rekening gehouden met de bewoners door bijvoorbeeld evenementen niet weekenden achter elkaar in te plannen op eenzelfde locatie maar er wel een "rustperiode" tussen te laten zitten.

2.3.4 Evenementenbeleid ''Dieper in de stad, verder in de wereld'' - Locatieprofiel Zuiderpark

Het evenemententerrein Zuiderpark is het grootste groene buitenevenemententerrein van Rotterdam. Door de inrichting is het park namelijk optimaal geschikt voor verschillende typen evenementen. De gewenste programmering passend bij het profiel sluit aan op de verschillende doelgroepen. Hiermee kan gedacht worden aan muziekfestivals, festivals voor het gezin, multicultureel festival voor jongeren en festivals rond sport.

Het evenemententerrein 'Zuiderpark' wordt juridisch-planologisch verankerd en begrensd in het bestemmingsplan. Vervallen nav uitspraak Raad van State

2.3.5 Horecanota Rotterdam 2012-2016

Vastgesteld op 1 november 2016 door College van burgemeester en wethouders.

In de Horecanota 2017-2021 staat de balans tussen levendigheid en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat centraal. De nota beschrijft het instrumentarium dat hieraan invulling geeft. Gebiedsgericht werken, een verdere vereenvoudiging van het vergunningstelsel, verfijning van het handhavingskader en stimulering van eigen initiatief door experimenten zijn hiervan de elementen.


Belang voor de stad

Rotterdam is een levendige stad met een aantrekkelijke binnenstad, een groot cultureel aanbod en een gevarieerde samenstelling van bewoners, ondernemers en bezoekers. Horeca speelt een cruciale rol: een goede mix van kwaliteit en kwantiteit, een balans met andere stedelijke functies en openbare orde en veiligheid, bevordert de populariteit van Rotterdam. Bovendien levert de horecasector werkgelegenheid op en stimuleert het de lokale economie. De aantrekkingskracht van de stad is de afgelopen jaren toegenomen. Er wordt weer geld uitgegeven door bezoekers, Rotterdam voert de goede lijstjes aan en is in 2015 uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijkertijd verdicht de bewoning en is ruimte schaars. Het is dus van belang alles in goede banen te leiden en deze schaarse ruimte optimaal te benutten. De positieve ontwikkelingen van Rotterdam weten sommige delen van de stad onvoldoende te bereiken vanwege de aanwezigheid van malafide ondernemingen, georganiseerde criminaliteit en overlast. Dit vraagt om extra aandacht en stevig optreden.


Visie en ambities

Met dit horecabeleid borduurt Rotterdam voort op de goede ontwikkelingen in onze stad. Met oog voor ondernemerschap en aandacht voor een prettig woon- en leefklimaat voor onze bewoners zijn aan de hand van een aantal uitgangspunten vier ambities bepaald waarmee Rotterdam invulling geeft aan de visie op horeca voor de komende jaren.

De Horecanota 2017-2021 geeft invulling aan de visie van Rotterdam ten aanzien van de horeca voor de komende vijf jaar. De Horecanota staat niet op zichzelf. Het is een kader dat samen met andere gemeentelijke kaders en visies moet zorgen voor het behoud en de verdere ontwikkeling van Rotterdam als aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te verblijven. Op basis van de visie en aan de hand van onderstaande uitgangspunten realiseert Rotterdam de ambities van balans in de wijk, een veerkrachtige binnenstad, verantwoord ondernemerschap en de stad als laboratorium.


Uiteenzetting horecastelsel (vergunningen)

In deze paragraaf is aangegeven wat in Rotterdam verstaan wordt onder horeca en voor welke vormen een exploitatievergunning noodzakelijk. Ook wordt een toelichting gegeven op bijzondere vormen van (tijdelijke) horeca en de andere zaken die bij het starten en/of overnemen van een horeca-inrichting komen kijken.


Wat is horeca?

Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam verstaan we onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.

De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel natuurlijk wel.


Exploitatievergunning of niet?

In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.

Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Drank- en Horecawet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.


afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0003.jpg"

Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0004.jpg"

Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten (limitatief): muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0005.jpg"

Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. Dit gebeurt door middel van een aanwijzingsbesluit dat voor bepaalde of onbepaalde tijd van kracht is. De aanwijzing wordt genomen op basis van het Horecagebiedsplan (zie ook paragraaf 2.4.2) dat ter plaatse van kracht is, waarin ook gemotiveerd is waarom het gebied wordt aangewezen. In die gevallen is altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren, ook al is er sprake van één van de hierboven beschreven situaties.


Exploitatievergunning en exploitatiecategorieën

Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.

De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).


Gebiedsgericht werken

Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z'n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd.

2.3.6 Horecagebiedsplan 2017-2021

Het Zuiderpark is een publieksintensief recreatiegebied. Het park heeft vanaf de inrichting in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel verenigingskantines en nauwelijks horeca of seizoensgebonden horeca-activiteiten.

In het Zuiderpark zijn slechts enkele horecagelegenheden gevestigd merendeels aan de westelijke zijde, in het algemeen is er te weinig aanbod van horeca. Gegeven de entourage van het Zuiderpark en de potentiële kwalitatieve verbetering van recreatiemogelijkheden wordt ruimte geboden voor maximaal vijf vergunningen voor experimentele horeca, in de vorm van tijdelijke en/of seizoensgebonden horeca. Het

Zuiderparkgebied is als locatie opgenomen in de pilot foodtrucks ter verbetering van de kwaliteit van de buitenruimte en de aantrekkelijkheid van het verblijf op deze locatie.

Hiervoor moeten wel de juiste faciliteiten getroffen worden. Voor andere nieuwe en bestaande inrichtingen geldt voor het gehele Zuiderpark consolideren, met uitzondering van de hierna beschreven horeca.


Gewenste ontwikkelrichting

In het Zuiderpark is ruimte voor (experimentele) horeca in de vorm van tijdelijke en/of seizoensgebonden horeca (maximaal vijf). Indien hiervoor een exploitatievergunning noodzakelijk is, wordt ruimte geboden met categorie 1. Aan sportverenigingen wordt de ruimte geboden om zich te ontwikkelen in hun bestaande categorie.

Horecagelegenheden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht zijn toegestaan.

2.3.7 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
  • het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
  • het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
  • het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
  • het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.8 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 oktober 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.

2.4 Gebiedscommissie

2.4.1 Gebiedsplan Charlois 2014 - 2018

Dit gebiedsplan behandelt de wijken die gelegen zijn in Charlois. Tarwewijk, Carnisse en Oud-Charlois zijn wijken die onderdeel zijn van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.

Bij het opstellen van het gebiedsplan, die is bijgesteld in 2016 (Bijgesteld Gebiedsplan Charlois 2016 - 2018), is vooral de focus gelegd op het benoemen van de prioriteiten per wijk en de bovenliggende ambitie. Per wijk levert dit een goed en actueel beeld op van wat er speelt en hoe de blik op de toekomst is. Voor het Zuiderpark zijn er drie doelstellingen opgesteld waarin geïnvesteerd moet worden, namelijk:

  • 1. Investeren in de aantrekkelijkheid van het Zuiderpark: De aantrekkelijkheid voor de bezoekers van het Zuiderpark is deels gelegen in een goed divers cultureel programma. Zo dient het sportcluster en de mogelijkheden om op andere manieren te recreëren in het park goed gefaciliteerd te worden.
  • 2. Investeren in de veiligheid van het Zuiderpark: De veiligheid van het park moet geborgd worden. Het is nodig om de hangplekken van jongeren in beeld te krijgen en waar nodig te handhaven. Dit geldt ook voor andere locaties waar onwenselijke situaties zich voordoen.
  • 3. Investeren in de verblijfsomgeving van het Zuiderpark: Het richten op het vasthouden van het huidige Schoon & Heel-niveau en het mooie groene karakter van het park. De kwaliteit moet behouden blijven en waar mogelijk kan verder uitgebouwd worden. De aanwezige sportverenigingen en volkstuincomplexen kunnen hierbij ook benoemd worden. Voor de bewoners van de omliggende wijken moeten deze voorzieningen op orde zijn.

Het bestemmingsplan speelt in op de drie bovenstaande doelstellingen. Het culturele programma is gewaarborgd door het al aanwezige evenemententerrein. Daarnaast zijn ook de bestaande sportverenigingen als dusdanig bestemd. Ter plaatse zijn gebruiks- en bouwregels van toepassing, zodat de 'groene' uitstraling van het park zo goed als mogelijk gehandhaafd blijft. De overige twee doelstellingen zijn zaken die niet in het bestemmingsplan gewaarborgd kunnen worden.

2.4.2 Masterplan Zuiderpark

Centraal uitgangspunt in het Masterplan Zuiderpark is het creëren van een park met een herkenbaar eigen gezicht, gericht op de bewoners van Zuid. Een park dat diverse individuen en groepen aantrekt, door zijn sfeer, uitstraling, de ruimte die het biedt voor activiteiten en vermaak, voor spanning en ontspanning. Een park dat voldoet aan de huidige behoeften én ruimte biedt om later op veranderde behoeften in te spelen. Essentieel hiervoor is een krachtige hoofdstructuur, die bestaat uit het waterstelsel, de routes en entrees, de centrale open ruimtes en de beplanting. De uitstraling en kwaliteit van deze hoofdstructuur is cruciaal, net als de continuïteit ervan. Daarnaast staat centraal het streven naar meer afwisseling en contrasten, zowel in ruimtelijk als functioneel (programmatisch) opzicht: een park met ‘voor elk wat wils’. Er wordt gestreefd naar differentiatie, zowel in de hoofdstructuur als in de invulling ervan. Dat betekent meer verschillen in het parkbeeld, maar ook in de recreatieve gebruiksmogelijkheden en in de ecologische structuur.

Essentieel in de hoofdstructuur van het Zuiderpark, ten opzichte van de huidige situatie, is:

  • 1. meer open, openbare ruimte en robuustere parkeenheden;
  • 2. een nieuw hoofdmoment of hart;
  • 3. meer afwisseling en grotere contrasten, zowel in ruimtebeleving als inrichting/stoffering;
  • 4. een betere verankering van het park in het omliggende stedelijk gebied;
  • 5. het beter benutten van de specifieke vorm van het park.

Dit bestemmingsplan legt (grotendeels) de bestaande situatie vast. De uitstraling en kwaliteit van de hoofdstructuur is daarmee gewaarborgd, net als de continuïteit ervan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plangebied

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis

Het plangebied ligt in een gebied waar in de diepe ondergrond donken te verwachten zijn; rivierduinen die door hun hoge ligging en gunstige positie ten opzichte van water vanaf het Mesolithicum (8000-5500 voor Christus) regelmatig als woonplaats werden benut. Voor wat betreft het plangebied is de ligging van één rivierduin bekend. De rivierduinen zijn in de meeste gevallen later bedekt geraakt onder kleiafzettingen en veen. Op de kleiafzettingen en veen werd gewoond in latere fasen van de prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen.

Het plangebied maakte in de Late Middeleeuwen deel uit van de Riederwaard, een rondom bedijkt gebied, dat centraal gelegen was op het eiland IJsselmonde. In 1373 gaat de Riederwaard door overstromingen ten onder, waarna het gebied in fasen wordt herbedijkt. De Polder van Charlois wordt tussen 1425 en 1475 gevormd. De Slinge is gelegen op een deel van deze polderdijk.

3.1.3 Archeologische potentie

Donken kennen vanwege hun intensieve bewoning in het Mesolithicum en Neolithicum een hoge archeologische verwachting. In het bestemmingsplangebied zijn verder bewoningssporen uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen A (1000-1250) en B (1250-1500) te verwachten. Bewoningssporen uit de 15e eeuw en later kunnen onder meer op en langs de dijken van de Polder van Charlois voorkomen.

3.1.4 Aanbevelingen

Waarde - Archeologie 1

Voor het rivierduingebied (Waarde - Archeologie 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 2,5 meter beneden NAP die tevens een oppervlakte groter dan 100 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie 2

Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 2,5 meter beneden NAP die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

3.2 Stadsgezichten en Monumenten

Algemeen

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen - behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) die dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:

Rijksmonumenten (RM)

Een Rijksmonument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.

Plangebied

Binnen het plangebied zijn twee Rijksmonumenten aanwezig. Het eerste Rijksmonument is 'Landhuis De Oliphant'. Het landhuis ligt aan de Kromme Zandweg 90 en is gebouwd in 1592 en in 1977 in het Zuiderpark herbouwd. Het landhuis wordt momenteel gebruikt voor bruiloften, feesten, reünies en jubilea. Daarnaast worden geregeld ook brunches, koffieconcerten en een jaarlijkse trouwbeurs gehouden.

Het tweede Rijksmonument is de 'Molen de Zandweg', die aan de Kromme Zandweg 99 ligt. De molen is een in 1723 gebouwde korenmolen. In 1959 kocht de gemeente Rotterdam de molen en restaureerde hem volledig. In 1962 was de restauratie voltooid. De molen is regelmatig in bedrijf en is te bezichtigen.

Aangezien beide Rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988, zijn deze niet vastgelegd in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan legt de huidige planologische situatie vast. Een nieuwe ontwikkeling is het mogelijk maken van de Carnissetuin aan de Carnisserdreef 296. Verder zijn er, op de nog uit te voeren wijzigingbevoegdheden na, geen planologische ontwikkelingen voorzien. De gerealiseerde bouwplannen zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Paragraaf 4.2 gaat in op de bestaande situatie van het Zuiderpark. De structuur van het bestemmingsplan met de gebruikte bestemmingen is vervolgens beschreven in paragraaf 4.3. In paragraaf 4.4 is aangegeven welke planologische ontwikkelingen worden verwacht en paragraaf 4.5 geeft een toelichting op de juridische planbeschrijving.

4.2 Huidige situatie

Het bestemmingsplangebied staat te boek als het grootste stadspark van Rotterdam en van Nederland. Groen en water zijn de belangrijkste dragers van het park, aangevuld met passende voornamelijk recreatieve functies. Volkstuinen, sportverenigingen, Sportplaza Zuiderpark, scoutingverenigingen, speeltuinen, speeltuin 'Avontureneiland', een kinderboerderij 'De Molenwei', een molen 'De Zandweg', een tuincentrum, enkele kleinschalige horecagelegenheden, een evenemententerrein ten oosten van Ahoy en een begraafplaats / crematorium zijn voorbeelden van dergelijke functies op het park.

Het water in het Zuiderpark speelt niet alleen in het plangebied een grote rol, maar in heel Rotterdam-Zuid. Het Zuiderpark wordt dan ook gebruikt als kerngebied van waaruit het waternetwerk zich op Zuid verder kan ontwikkelen. Het water in het Zuiderpark maakt deel uit van de zogenoemde 'Blauwe Verbinding'. Deze verbinding start in het Zuiderpark en meandert vervolgens via het zuidelijk Randpark naar de Koedoodzone in Albrandswaard en Barendrecht. De 'blauwe verbinding' eindigt uiteindelijk in de Zuidpolder van Barendrecht. De 'blauwe verbinding' heeft als doel recreatieve gebieden met elkaar te verbinden door gebruik te maken van (extensieve) recreatie.

In het Zuiderpark speelt (extensieve) recreatie een grote rol. Niet alleen op het water (kanoën en roeien), maar ook in het park zelf. Er ligt een promenade om het park van oost naar west (en van west naar oost) te kunnen doorkruisen, te voet of op de fiets. Deze promenade staat op haar beurt weer in verbinding met andere wandel- en fietspaden zodat alle aanwezige functies in het park goed bereikbaar zijn. Ook zijn zones aangewezen waar gebarbecued mag worden.

Naast water, groen en verschillende recreatieve functies, zijn ook andere functies op het park aanwezig. Aan de Carnissedreef liggen drie scholen: twee voor basisonderwijs (de Elisabethschool en de Kameleon) en één middelbare school. Ook staat er een kerk aan de Carnissedreef. In het plangebied liggen, verspreid in het park, meerdere woningen. In het noordwesten ligt een woonwagencentrum dat ruimte biedt aan maximaal twaalf woonwagens. De gemeentewerf Charlois ligt aan de Groene Kruisweg, een tankstation aan de Vaanweg en een nutsbedrijf aan de Slinge.

Gemotoriseerd verkeer is vrijwel overal uitgesloten. De Zuiderparkweg, de Groene Kruisweg, de Oldegaarde en de Slinge zijn de belangrijkste wegen voor gemotoriseerd verkeer dat het park doorkruist. Aan de oostzijde is de Vaanweg een belangrijke ontsluitingsweg en in het zuidoosten begrenst de Maeterlinckweg het plangebied. Evenwijdig en ten westen van de Zuiderparkweg loopt ook nog een belangrijke metroverbinding. Zowel lijn C als lijn D doorkruisen hier het park. Op afbeelding 4.1 zijn de bestaande structuren en de belangrijkste functies van het Zuiderpark weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0006.jpg"

Afbeelding 4.1: de bestaande structuren en belangrijkste functies van het Zuiderpark

4.3 Opzet van het plan

Bij het bepalen van de opzet van het plan, speelt de buitenruimte van het Zuiderpark de belangrijkste rol. Daarnaast spelen ook andere bestemmingen een belangrijke rol. In onderstaande paragrafen is de opzet van het bestemmingsplan beschreven, waarbij is verklaard waarom voor welke bestemming is gekozen.

4.3.1 Bestemmingen voor buitenruimte

Het Zuiderpark staat bekend om zijn groene ruimtes met veel water. Het park, waar recreatief verbleven kan worden, is bestemd als 'Groen'. Het water is bestemd als 'Water'. een groenbestemming is opgenomen indien er sprake is van een gedeelte in het park waarvoor andere regels gelden, zoals het Avontureneiland. Dit gedeelte is niet openbaar en er is meer behoefte aan bouwmogelijkheden voor speeltoestellen, waardoor andere regels nodig zijn dan in het omliggende park. Een aanduiding 'speeltuin' is opgenomen om specifiek een speeltuin toe te staan.

De volkstuinen zijn bestemd als 'Recreatie - Volkstuin'. Deze tuinen zijn mede bepalend voor de inrichting van het park. In de volkstuinen zijn dan ook meer bouwmogelijkheden voorzien, aangezien de volkstuinen uit meerdere percelen bestaan. Ook de aanwezige schoolwerktuin is bestemd voor recreatie (Recreatie - Schoolwerktuin), net als overige op zichzelf staande recreatieterreinen of gebouwen waar scoutingverenigingen samenkomen (Recreatie). De aanwezige kinderboerderij aan de Carnissedreef is bestemd als 'Cultuur en ontspanning'.

In het Zuiderpark liggen verschillende sportverenigingen.De sportverenigingen zijn bestemd als 'Sport'. Indien sprake is van een openbare sportvoorzieningen en/of speelterrein dan is de bestemming 'Sport - Sport- en speelterrein' opgenomen.

Ten slotte maakt ook de infrastructuur deel uit van de buitenruimte. Het belangrijkste openbare pad in het Zuiderpark is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Andere openbare wegen zijn als 'Verkeer - Wegverkeer' bestemd. Het aanwezige spoor in het noordwesten is bestemd als 'Verkeer - Spoorverkeer'. De metroverbinding heeft een gebiedsaanduiding gekregen: 'vrijwaringszone - spoor'. De tramverbinding tot slot, heeft de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tramtracé' gekregen.

4.3.2 Bestemmingen voor maatschappelijk

De begraafplaats en het crematorium liggen in het zuidoosten van het plangebied en heeft een maatschappelijke functie. Deze begraafplaats is als 'Maatschappelijk - Begraafplaats/crematorium' bestemd. Overige maatschappelijke bestemmingen bevinden zich met name aan de Carnissedreef en de Slinge en zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Aan de Carnissedreef is met name sprake van onderwijs, waarbij in een enkel geval een sporthal als dusdanig is aangeduid. Aan de Slinge 8 en 10 zijn scoutingverenigingen gevestigd. Overige maatschappelijke functies zijn vooral ten behoeve van het verenigingsleven en bevinden zich aan de Kromme Zandweg en de Slinge.

4.3.3 Bestemmingen voor wonen

Binnen het plangebied van het Zuiderpark is ruimte voor wonen. Deze woningen liggen zich met name aan de westzijde van het plangebied, aan de Kromme Zandweg, de Albatroslaan en de Carnissedreef. Aan de Kromme Zandweg is sprake van bijna alleen maar vrijstaande woningen en aan de Carnissedreef zijn gestapelde woningen aanwezig. Aan de Albatroslaan zijn woonwagens gerealiseerd, die zijn bestemd als 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. De overige woningen zijn bestemd als 'Wonen', waarbij de woningen aan de Carnissedreef een aanduiding 'gestapeld' hebben meegekregen. Hier zijn enkele gestapelde woningen toegestaan. Tuinen die bij de woningen horen, zijn als 'Tuin' bestemd.

4.3.4 Bestemmingen voor bedrijven en detailhandel

In het Zuiderpark bevinden zich ook enkele bedrijven. Al deze bedrijven hebben een eigen bestemming gekregen. De gemeentewerf aan de Groene Kruisweg 36 is bestemd als 'Bedrijf - Gemeentewerf'. De molen aan de Kromme Zandweg 99 is vervolgens bestemd als 'Bedrijf - Molen'. Het benzinestation aan de Vaanweg 85 is bestemd als 'Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen' en alle nutvoorzieningen als 'Bedrijf - Nutsbedrijf'. De grootste en het meest belangrijkste nutsbedrijf bevindt zich aan de Slinge 11.

Het tuincentrum aan de Kromme Zandweg 81 is tot slot bestemd als 'Detailhandel - Tuincentrum'. Bestaande rechten zijn gecontinueerd waarbij 1.250 m2 aan grondoppervlak het maximum vloeroppervlak is voor de verkoop.

4.3.5 Bestemmingen voor horeca

Horeca speelt ook een belangrijke rol in het Zuiderpark. Twee horecagelegenheden zijn al aanwezig in het park en in één geval is sprake van vervangende nieuwbouw. Het gaat hier om respectievelijk de Kromme Zandweg 79, de Zuiderparkpromenade-Oost 345 en Kromme Zandweg 102. Deze gelegenheden vallen allen in een categorie C (alcohol, maaltijden en geen openingstijden), D (entertainment) en D+ (grootschalige activiteiten zoals het evenemententerrein).

Behoefte is ook aan gelegenheden in categorie A en B. Deze categorieën zien met name op het exploiteren van een terras (geopend tot 23.00 uur) en inrichtingen die zwak alcoholische dranken schenken.

4.4 Ontwikkelingen

Hoewel dit bestemmingsplan de huidige planologische situatie verankert, zijn er toch enkele (kleinschalige) ontwikkelingen voorzien. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op:

Horeca

Horeca is op enkele locaties in het park al bij recht toegestaan. Toch is er te weinig aanbod aan horeca in het park (bron: Horecanota Charlois). Er is een gebrek aan categorie A en B horecavoorzieningen, zowel vast als seizoensgebonden.

Evenemententerrein

Aan het evenemententerrein 'Zuiderpark' zelf wijzigt fysiek niets. Het evenemententerrein is juridisch-planologisch verankerd en begrensd in het bestemmingsplan. Een aanduiding 'evenemententerrein' is opgenomen op de verbeelding en in de regels. Ter plaatste is een evenemententerrein toegestaan. Vervallen nav uitspraak Raad van State Het is een plek die grootschalig is in maat en daarnaast kleinschalig en flexibel kan zijn in gebruik: zowel voor het grootstedelijke georganiseerde festival als voor de ontspanning zoekende enkeling.

Volkstuin

Voorheen was aan de Carnissesingel een buurttuin gesitueerd. Deze is inmiddels gesloten vanwege nieuwe ontwikkelingen op de betreffende locatie. Een mogelijke nieuwe locatie voor de buurttuin is een sportveldje nabij de speeltuinvereniging Charlois aan de Carnisserdreef 296. Deze ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door ter plaatse van het sportveldje binnen de bestemming 'Sport - Sport - en speelterrein' de functieaanduiding 'volkstuin' op te nemen.

Wijzigingsbevoegdheden

In totaal zijn in het bestemmingsplan twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden zijn voorgaande rechten die één op één zijn door vertaald in dit bestemmingsplan. Per wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende ontwikkelingen voorzien:

Wijzigingsbevoegdheid 1 - vergroten kinderboerderij Brammertstraat 10

De huidige kinderboerderij aan de Brammertstraat 10 kan uitbreiden. Indien die uitbreiding plaatsvindt, zal dat richting het zuiden of het westen gebeuren, van het water af. De bestemming 'Groen' zal in dat geval worden gewijzigd naar 'Sport - Sport- en speelterrein'. Voorwaarde is dat niet meer dan 800 m2 aan grondoppervlak aan de bestaande kinderboerderij mag worden toegevoegd. Het bebouwingspercentage van 30% blijft daarbij gehandhaafd, net als de maximum bouwhoogte van 8 meter, tenzij de aanwezige molenbiotoop dit onmogelijk maakt.

Wijzigingsbevoegdheid 2 - verplaatsing theehuis aan de Kromme Zandweg 102

Aan de Kromme Zandweg 102 bevindt zich een theehuis. Deze kan herbouwd worden. Voorwaarde is wel dat het huidige theehuis aan de Kromme Zandweg wordt afgebroken. Daarnaast mag het nieuwe gebouw niet groter zijn dan het huidige. Concreet betekent dit 150 m2 aan grondoppervlak dat bebouwd wordt en minimaal 120 m2 dient onbebouwd te blijven. De onbebouwde gronden mogen overigens niet gebruikt worden voor opslag. De goothoogte bedraagt maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter, tenzij de aanwezige molenbiotoop dit onmogelijk maakt. Ook kan de bestemming 'Horeca' komen te vervallen en de bestemming 'Groen' daarvoor in de plaats komen.

Gerealiseerde en vervallen bouwmogelijkheden

In het voorgaande bestemmingsplan waren in totaal zes wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In dit bestemmingsplan zijn er daarvan in totaal twee overgenomen. Van de overige vier bevoegdheden zijn er inmiddels drie komen te vervallen en is er één uitgevoerd.

De verruiming van het tuincentrum aan de noordzijde is niet meer mogelijk, waardoor de in het voorgaande plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid komt te vervallen. De realisatie van de voetgangersluchtbrug van de Schulpweg naar de oostzijde van de Waalhaven is komen te vervallen, want de voetgangersbrug is recent geopend. Hetzelfde geldt voor de eerder voorziene 30 woningen aan de Huismanstraat. Aan deze laatste bevoegdheid wordt geen invulling gegeven in dit bestemmingsplan omdat de ontwikkeling niet binnen de bestemmingsplanperiode van 10 jaar wordt voorzien. Ook de mogelijkheid voor een horecavoorziening aan de Zuiderparkwerg komt te vervallen.

4.5 Juridische planbeschrijving

4.5.1 Bedrijven

Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn een gemeentewerf, een molen, verschillende nutsbedrijven en een verkooppunt voor motorbrandstoffen. Alle bedrijven zijn specifiek bestemd, zodat enkel die bestemmingen ter plaatse mogen worden gerealiseerd. De gemeentewerf aan de Groene Kruisweg 36 is bestemd als 'Bedrijf - Gemeentewerf' en dient enkel als opslag- en werkterrein, met de daarbij behorende bouwwerken. De molen aan de Kromme Zandweg 99 is bestemd als 'Bedrijf - Molen' en dient voor de al aanwezige traditionele windmolen. In de omgeving van de molen mag, vanwege de windvang en het zicht, maar tot een bepaalde hoogte worden gebouwd. Deze hoogte wordt in niet overschreden.

De nutsvoorzieningen zijn vervolgens bestemd als 'Bedrijf - Nutsbedrijf'. Dit zijn voorzieningen voor het openbare nut. Deze bestemming is toegekend aan gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening (trafohuizen). Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet bestemd en kunnen in principe overal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.

Tot slot is er nog één bedrijf dat is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen'. Dit bedrijf is gevestigd aan de Vaanweg 85 en is een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen zonder LPG.

4.5.2 Detailhandel

Detailhandel is enkel toegestaan ter plaatse van de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum'. Binnen deze bestemming is een tuincentrum toegestaan met bijbehorende bebouwing zoals kassen, bergingen en stookinrichtingen, waarbij het brutovloeroppervlak niet meer bedraagt dan 1.250 m2. Dit oppervlak is in overeenstemming met de voorheen geldende gebruiksmogelijkheden.

4.5.3 Kinderboerderij

In het Zuiderpark ligt één kinderboerderij. Deze kinderboerderij is bestemd als 'Groen' met de aanduiding "kinderboerderij". Dat betekent dat tevens een kinderboerderij is toegestaan. Daarnaast zijn ook ondersteunende horeca en een heemtuin toegestaan.

4.5.4 Geluidzone

Een geluidzone 'geluidzone - industrie' is opgenomen voor het aangrenzende industrieterrein Waal-/Eemhaven. Binnen het Zuiderpark mogen binnen deze zone mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van geluidsgevoelige objecten niet meer bedraagt dan in de Wet geluidhinder aangegeven voorkeursgrenswaarde of, hogere waarde kunnen worden vastgesteld of, op een andere manier aan de Wet geluidhinder kan worden voldaan.

4.5.5 Groen

Het Zuiderpark bestaat grotendeels uit een groen- en waterstructuur. De groenstructuur (en ondergeschikte watergangen) zijn daarbij bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn ook voetpaden, fietspaden en kleinschalige voorzieningen van het openbare nut toegestaan. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen, watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

Een deel van het Zuiderpark is door de gemeente Rotterdam aangewezen als evenemententerrein voor (grotere) evenementen. De locatie van het evenemententerrein is weergegeven in afbeelding 4.2.

In de planregels is binnen de bestemming 'Groen' de aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Daar waar op de planverbeelding de aanduiding 'evenemententerrein' is opgenomen, zijn grotere evenementen toegestaan. Vervallen nav uitspraak Raad van State In het evenementenbeleid 'Dieper in de stad, verder in de wereld - Locatieprofiel Zuiderpark' worden de hoofdlijnen voor evenementen in het Zuiderpark beschreven.

In de Nota Evenementenvergunningen is beschreven wat onder A-, B- en C-evenementen wordt verstaan. A-evenementen kennen een laag risico, zoals een braderie, sportwedstrijd of muziekoptreden. B-evenementen kennen een gemiddeld risico, zoals popconcerten, sportevenementen of een Sinterklaasintocht. C-evenementen kennen een hoog risico, zoals de jaarlijkse marathon en de wereldhavendagen.

Voor A- evenementen zijn meerdere evenementen tegelijkertijd toegestaan, maar is het eerst aangevraagde evenement leidend in de vergunningaanvraag. Voor de B- C-evenementen geldt de restrictie van slechts één.

Om te voorzien in een goed woon- en leefklimaat dient elk evenement te voldoen aan de op dat moment vigerende Nota Evenementenvergunningen. In deze Nota zijn voorschriften opgesteld voor andere de aspecten veiligheid, geluid en bereikbaarheid. Toetsing vindt plaats via de evenementenaanvraag Nota Evenementenvergunningen waarbij nadrukkelijk getoetst wordt op een goed woon- en leefklimaat, en zo nodig maximale geluidsnormen en/of parkeervoorschriften worden gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0007.jpg"

Afbeelding 4.2: Locatie evenemententerrein (bron: Locatieprofiel Zuiderpark)

De huidige speeltuin is als zodanig aangeduid. Ter plaatse mogen speeltoestellen tot een hoogte van 30 meter en een uitkijktoren tot een hoogte van 60 meter worden gebouwd.

Ook zijn er zoekgebieden voor horeca (geen kiosk zijnde), voor horeca (een kiosk zijnde), een speeltuin en tot slot een tramtracé waar een tramlus is toegestaan. Binnen de bestemming is bouwen niet toegestaan, met uitzondering van de horecagelegenheden. Hier mag de bouwhoogte maximaal 8 meter bedragen. Ook zijn kleine gebouwen voor het openbaar nut toegestaan. Tot slot is ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' de verhuur van kano's of de verhuur ten behoeve van vergelijkbare recreatieve voorzieningen mogelijk gemaakt.

4.5.6 Horeca

Binnen het bestemmingsplangebied zijn enkele horecagelegenheden aanwezig. Deze gelegenheden bevinden zich aan de Kromme Zandweg 79 en 102 en de Zuiderparkpromenade-Oost 345 en zijn allen bestemd als 'Horeca'. Alle gelegenheden zijn bestemd in overeenstemming met de voorgaande rechten.

4.5.7 Leidingen

In het plangebied zijn verschillende planologisch relevante leidingen gelegen. De hoogspanning is bestemd als 'Leiding - Hoogspanning'. De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleidingen. Het bestemmingsplan gebruikt ter bescherming van al deze leidingen een aanlegvergunningstelsel. In de regels is aangegeven welke werkzaamheden verboden zijn. Ook is aangegeven voor welke werkzaamheden een vergunning verleend kan worden na een positief advies van de leidingbeheerder.

4.5.8 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening verstaan. Deze voorzieningen kunnen wel of niet geluidsgevoelig zijn volgens de Wet geluidhinder. Geluidsgevoelige voorzieningen zijn bijvoorbeeld scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, terwijl buurthuizen of kerkgebouwen niet geluidsgevoelig zijn.

In dit bestemmingsplan zijn in de bestemming 'Maatschappelijk -1' zowel geluidsgevoelige als niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Geluidsgevoelige objecten zijn enkel ter plaatse van de aanduiding 'scholen' toegestaan. Het voorgaande betekent dat een functie die past in deze beide definities (geluidsgevoelig of niet geluidsgevoelig) zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere gelijkwaardige functie binnen deze definitie.

Daarnaast is de aanwezige begraafplaats/crematorium specifiek bestemd als 'Maatschappelijk - Begraafplaats/crematorium'. Ter plaatse is alleen een begraafplaats en/of crematorium toegestaan, met uitzondering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Ter plaatse van die aanduiding is maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Deze aanduiding is opgenomen in overeenstemming met de feitelijke situatie.

4.5.9 Parkeerregeling

Dynamische verwijzing

Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening 2010 van de gemeente Rotterdam, waaronder de voorschriften over parkeernormen, komen te vervallen. Dat betekent dat er vanaf dat moment niet meer getoetst kan worden aan die voorschriften en er dus geen parkeernormen meer gelden. Gelet daarop, is er op 1 februari 2018 over parkeren beleid vastgesteld. Het betreft de "Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018" (hierna: de beleidsregeling). De beleidsregeling is op 21 februari 2018 in werking getreden. De beleidsregeling geeft normen voor parkeren van auto's én fietsen. Aan deze normen moet voldaan worden bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of bij een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken.

Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in artikel 32.1 een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenaamde "dynamische verwijzing". Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de "Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018" het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.

4.5.10 Recreatieve voorzieningen

In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in twee verschillende recreatieve voorzieningen: 'Recreatie - Schoolwerktuin' en 'Recreatie - Volkstuin'. Ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Schoolwerktuin' (achter het tuincentrum aan de Kromme Zandweg 91) zijn de gronden bestemd voor een schoolwerktuin. Ter plaatse mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de bij de bestemming passende bouwwerken. Tot slot zijn alle volkstuinen in het Zuiderpark bestemd als 'Recreatie - Volkstuin'. Ter plaatse zijn uitsluitend volkstuinen toegestaan en bouwwerken ten dienste van die volkstuinen. Aan de Carnisserdreef is aanvullend tevens een wijkwerktuin toegestaan met één leslokaal en een schuilloods. Het maximum bebouwingsoppervlak ter plaatse bedraagt 250 m2.

4.5.11 Sportvoorzieningen

Binnen het Zuiderpark zijn ook vele sportvoorzieningen aanwezig. Sportvelden met bijbehorende voorzieningen zijn bestemd als 'Sport'. Ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' is aanvullend ook naschoolse opvang toegestaan. Naast sportvelden zijn er ook openbare sportvelden en -speelterreinen aanwezig in het Zuiderpark. Deze zijn specifiek bestemd als 'Sport - Sport- en speelterrein'. enkel bij de bestemming behorende bouwwerken zijn bei beide bestemmingen toegestaan.

4.5.12 Straalverbinding

In het plangebied is een straalverbinding aanwezig. Deze aanduiding valt samen met andere bestemmingen: 'Verkeer - Wegverkeer', Verkeer - Verblijfsgebied' 'Groen', 'Bedrijf - Gemeentewerf', 'Water', 'Recreatie - Volkstuin' en 'Wonen'. De onbelemmerde doorgang is vanwege de gegeven maximum bouwhoogten niet in het geding.

4.5.13 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.

De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor).

Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.

4.5.14 Verkeers- en verblijfsgebied

De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen, viaducten en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' zijn doorgaans de 50-km wegen opgenomen.

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

Ook de bestemming 'Verkeer - Spoorverkeer' is opgenomen. De bestemming is bedoeld voor ondergrondse en bovengrondse spoorbanen ten dienste van railverkeer, met bijbehorende voorzieningen, als groen, water, ontsluitingswegen en - paden. Er mag niet worden gebouwd, met uitzondering van spoorbanen, kunstwerken als viaducten, bruggen, duikers en overige voor het functioneren van het railverkeer nodige bouwwerken. Ook seinpalen, overwegbomen, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair en reclame-uitingen zijn toegestaan.

Aanvullend is er nog een gebiedsaanduiding opgenomen: 'vrijwaringszone - spoor'. Ter plaatse mag niet worden gebouwd, met uitzondering van (ondergrondse) spoorbanen met bijbehorende voorzieningen, zoals metrotunnels/metrostations ten behoeve van het metro-/sneltram- en treinverkeer.

4.5.15 Water

Het Zuiderpark bestaat grotendeels uit een groen- en waterstructuur. De belangrijkste waterlopen en waterberging zijn daarbij bestemd als 'Water'. Ook de aan- en afvoer van oppervlaktewater en bijbehorende voorzieningen vallen onder deze bestemming. Op meerdere locaties in het Zuiderpark bevindt zich al een brug. Deze zijn bij recht toegestaan, net als bouwwerken van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen en bijvoorbeeld gemalen.

De dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' zijn opgenomen ter bescherming van de aanwezige watergangen en waterpartijen.

4.5.16 Werken aan huis

In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

4.5.17 Wonen

Met betrekking tot wonen is onderscheid gemaakt in twee verschillende bestemmingen: 'Wonen' en 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn woningen toegestaan, met bijbehorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden. Ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' zijn uitsluitend woningen toegestaan ten behoeve van een woonwagencentrum, met bijbehorende voorzieningen en erf. Bij beide woonbestemmingen is werken aan huis (4.5.16) van toepassing.

4.5.18 Drinkwaterleiding

In het plangebied ligt ten behoeve van de drinkwatervoorziening een grote watertransportleiding van Evides. Deze watertransportleiding is met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' in de regels opgenomen evenals op de verbeelding, waarbij een bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van deze leiding is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro.

Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

5.1.4 Waterschap Hollandse Delta

WSHD is de waterkwaliteit- en –kwantiteitbeheerder voor alle binnendijks oppervlaktewater aan de linker Maasoever. De strategie en het beleid van waterschap Hollandse Delta is vooral gericht op: het bieden van veiligheid tegen wateroverlast; veilige (vaar)wegen en voldoende en schoon oppervlaktewater.

Daarnaast werkt het waterschap ook actief aan de ruimtelijke inbedding van “water”, met oog voor de ecologie en het landschap en zo dat water meebepalend wordt voor de gewenste ruimtelijk economische ontwikkelingen.

Waterbeheerprogramma 2016-2021 [WSHD 2014]

Waterschap Hollandse Delta heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2016-2021. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren. Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema’s Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen.

Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.

Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem [WSHD 2014]

In deze nota zijn toetsingskaders en beleidsregels opgenomen die het uitgangspunt vormen voor plantoetsing en vergunningverlening. Relevant voor het bestemmingsplan zijn onder meer de regels over watercompensatie. Dempingen van oppervlaktewaterlichamen moeten volledig gecompenseerd worden door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening. Een toename van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door het aanleggen van water met een oppervlakte van 10 % van de verharding.

Voor de compensatie voor demping of extra verharding is er sprake van een voorkeursvolgorde:

  • 1. nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename;
  • 2. nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • 3. nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
5.1.5 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk Rioleringsplan Rotterdam [Rdam 2015]

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Rotterdam 2016-2020 is een wettelijk verplicht meerjarenbeleidsplan, dat alle aspecten op het gebied van de rioleringstaak van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld. Voor de planperiode 2016-2020 heeft Rotterdam vier doelen geformuleerd:

  • Beschermen van de volksgezondheid door doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.
  • Voorkomen van wateroverlast door doelmatig inzamelen, transporteren en verwerken van hemelwater.
  • Voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van een hoge of lage grondwaterstand door doelmatige maatregelen in openbaar gebied.
  • Rotterdammers van dienst zijn en bewustwording tot stand brengen over hun rol in het stedelijk watersysteem door actief communiceren en de Rotterdammers en Rotterdamse bedrijven handelingsperspectieven te laten zien.

Waterplan Charlois en Feijenoord [Rdam 2010]

In dit Waterplan is voor het gebied een doorvertaling gemaakt van het Waterplan 2 van Rotterdam. Relevant voor het plangebied is de strategie voor het Zuiderpark. Het Zuiderpark vormt het groene hart van de deelgemeente Charlois. In het Zuiderpark is veel ruimte voor natuur en recreatie (volkstuinen, sportverenigingen, voet- en fietspaden en openlucht festivals). Oppervlaktewater is een essentieel onderdeel van het Zuiderpark en vormt hiermee voor de toekomst een buffer van schoon water voor de omliggende wijken. De waterkwaliteit in het Zuiderpark voldoet naar de toekomst toe aan de richtlijnen van de KRW en kan mogelijk aangeduid worden als provinciaal zwemwater. Er wordt met de realisatie van de Blauwe Verbinding meer en beter water ingelaten. De watersystemen in de aanliggende volkstuinen zorgen in kwalitatieve en kwantitatieve zin niet (meer) voor een negatieve beïnvloeding van het omliggende oppervlaktewater. De beleving en interactie met water is nu al goed en zal verder geoptimaliseerd worden. Beheer en onderhoud van water en oevers zijn belangrijke aandachtspunten voor dit aantrekkelijk recreatiegebied.

Herijkt Waterplan 2 Rotterdam [Rdam 2013a]

De gemeenteraad van Rotterdam heeft in 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de stad. In het Waterplan zijn lange termijn streefbeelden en kwaliteitsdoelstellingen geformuleerd die een beeld geven van de gewenste situatie voor het watersysteem in heel Rotterdam. De streefbeelden hebben een integraal karakter, niet alleen waterkwaliteit en -kwantiteit, maar ook natuurwaarden en belevingswaarden spelen een rol. Juni 2013 is een herijking van het waterplan vastgesteld met een uitvoeringsstrategie tot 2018.

Rotterdamse Klimaatadaptatie Strategie [Rdam 2013b]

In 2008 heeft Rotterdam het klimaatadaptatieprogramma Rotterdam Climate Proof vastgesteld. Eén van de belangrijkste resultaten van dit programma is het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie voor Rotterdam. Deze strategie is eind 2013 vastgesteld.

Klimaatadaptatie is aanpassing aan de klimaatverandering. De klimaatadaptatiestrategie geeft aan welke aanpak wordt gevolgd om de stad aan te passen aan de klimaatverandering. De strategie geeft aan waarom Rotterdam zich aanpast en welke stappen hiervoor gezet worden. Aanpassing aan de klimaatverandering is een zaak van lange adem die echter nu moet starten, omdat de stad voortdurend verandert en zich verder ontwikkeld.

De effecten van klimaatverandering zijn de toe- en afname van waterhoeveelheden in de rivier, de verhoging van waterstanden in de zee, toe- en afname van neerslag en hogere temperaturen. Deze klimaateffecten hebben gevolgen die van betekenis zijn voor de stad, zoals:

  • een toename van het risico op overstroming en schade als gevolg van een dijkdoorbraak;
  • extra benodigde ruimte voor dijkversterking;
  • vaker wateroverlast op straat en/of in gebouwen als gevolg van hevige neerslag;
  • versterkte inklinking van de bodem en afname van de water- en groenkwaliteit als gevolg van drogere perioden;
  • hittestress als gevolg van hogere temperaturen, met name in verharde gebieden.

De klimaatverandering biedt ook kansen , zoals:

  • mogelijkheden voor nieuwe ontwerpen die de stad aantrekkelijker maken;
  • integratie van dijkversterking en gebiedsontwikkeling;
  • waterpleinen en vergroenen van de buitenruimte;
  • het ontwikkelen van nieuwe producten en deze vermarkten.

In de strategie voor een klimaatbestendig Rotterdam wordt onderscheidt gemaakt in een strategie voor de ‘stad achter de dijk’ en de ‘stad buiten de dijk’. Het plangebied ligt achter de primaire waterkering. Hierop is de strategie voor de ‘stad achter de dijk’ van toepassing.

Het binnendijkse deel van Rotterdam staat bloot aan de risico’s van overstroming, extreme neerslaggebeurtenissen of juist een tekort aan water en langere perioden met hoge temperaturen.

De strategie voor een klimaatbestendige ontwikkeling volgt de volgende sporen:

5.2 Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.

Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders.

De beheerder van het oppervlaktewater in het Zuiderpark is Waterschap Hollandse Delta. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

Afbeelding 5.1 geeft een overzicht van het oppervlaktewatersysteem in het bestemmingsplangebied. Het watersysteem in het Zuiderpark is de afgelopen jaren opnieuw ingericht. Het grootste deel van het plangebied ligt in peilgebied Y08.001 en heeft een peil van NAP – 2,4m. Dit peilgebied omvat ook de omliggende wijken ten noorden en ten zuiden van het plangebied. Ten zuiden van de Slinge ligt het peilgebied Y09.003 met een peil van NAP – 2,75m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0008.jpg"

Afbeelding 5.1: Oppervlaktewatersysteem rondom plangebied

5.3.2 Grondwater

Voor grondwater liggen er vrijwel geen peilbuizen in het plangebied. Zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied zijn locaties aanwezig waar de gemiddelde ontwaterdiepte kleiner is dan de vereiste 0,80 m.

5.3.3 Riolering: afval- en hemelwater

De rioleringsdistricten 23, 24, 25, 26 en 30 liggen deels in het bestemmingsplangebied. Deze districten hebben grotendeels een gemengd stelsel, wat betekent dat het huishoudelijk afvalwater samen met het hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering (RWZI) Dokhaven. Bij ontwikkelingen in deze districten wordt conform het nieuwe beleid gekozen voor gescheiden afvoeren van riool- en hemelwater. Op een aantal locaties is nu al sprake van een gescheiden stelsel.

In het plangebied is één vuilwateroverstort aanwezig (aan de Kromme zandweg). Ook zijn in de omringende wijken vuilwaterstorten aanwezig die invloed hebben op de waterkwaliteit in het bestemmingsplangebied.

5.3.4 Waterkwaliteit

De waterkwaliteit in het Zuiderpark was in het verleden onvoldoende. In 2012 is daarom gestart met het aanleggen van de Blauwe Verbinding. In de oude situatie werd bij een tekort aan water, water ingelaten vanuit de Nieuwe Maas. Deze inlaat had onvoldoende capaciteit en het water was van onvoldoende kwaliteit. Door de aanleg van de Blauwe Verbinding wordt het Zuiderpark verbonden met de Oude Maas. Als de verbinding gereed is kan vers water vanuit de Oude Maas rechtstreeks naar het Zuiderpark stromen.

Daarnaast worden overstorten in de aangrenzende wijken daar waar mogelijk gesaneerd. Ook is in het Zuiderpark nieuw water aangelegd en zijn meer oevers natuurvriendelijk ingericht.

5.3.5 Waterkeringen en waterveiligheid

Waterkeringen

De primaire waterkering ligt voor een klein gedeelte in het plangebied (t.h.v. de Waalhaven o.z.). De ligging van de kering is op afbeelding 5.2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1071Zuiderpark-va02_0009.jpg"

Afbeelding 5.2: Ligging waterkeringen in en rondom plangebied

Waterveiligheid

Het plangebied ligt geheel binnendijks, binnen de primaire waterkeringen van dijkring 17 (IJsselmonde). Voor dijkring 17 geldt in het vigerende beleid dat de waterkering een extreme waterstand met overschrijdingskans van 1/4.000 per jaar moet kunnen keren.

De gevolgen van een overstroming binnendijks zijn afhankelijk van meerdere aspecten, zoals de locatie waar de overstroming plaatsvindt, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes in het gebied. Om een indicatie van de risico’s te krijgen heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie berekend welke gebieden in de huidige situatie bij een doorbraak van de primaire kering onder water lopen en indicatief welke overstromingsdiepte er op de kwetsbare locaties bereikt kan worden.

Bij een dijkdoorbraak komt een groot deel van het plangebied onder water te staan. De waterdieptes blijven beperkt, slechts op enkele plaatsen kan de waterdiepte meer dan 0,80 meter worden (indicatief).

5.3.6 Klimaatbestendigheid

Het Zuiderpark speelt een belangrijke rol in het klimaatbestendig maken van de omliggende wijken. In verband hiermee is in de afgelopen jaren meer water aangelegd in het park.

5.4 De wateropgave

De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming 'Water' gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Waterschap van toepassing is, zijn met een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie (keurstrook)' aangegeven. De waterkering is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waterkering.

Op grond van de Keur van het Waterschap Hollandse Delta (artikel 3.2) is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen.

Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd waterschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.

Voor de uitvoering van werken binnen de voor "waterkering" bestemde zone zoals aangegeven op de plankaart, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het waterschap.

5.4.1 Oppervlaktewater

In het gebied is sprake van drie mogelijke ontwikkelingen die door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden.

1. Horecagelegenheid kruispunt met de Zuiderparkweg

Als deze horecagelegenheid gerealiseerd wordt dan neemt het verhard oppervlak toe met maximaal 900 m2.

2. Uitbreiding kinderboerderij

De kinderboerderij mag maximaal uitgebreid worden met 800 m2 . Het bebouwingspercentage voor de hele kinderboerderij blijft 30 %. Het verharde oppervlak kan dus maximaal toenemen met 800 m2, al is het onwaarschijnlijk dat de hele uitbreiding verhard zal worden.

3. Vervanging van het theehuis bij de kinderboerderij.

Het theehuis mag vervangen worden door een even groot of kleiner theehuis. Het verharde oppervlak zal hierdoor niet veranderen.

Als gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheden dan zal de toename van het verharde oppervlak gecompenseerd moeten worden door de aanleg nieuw oppervlaktewater. De compensatieopgave is 10 % van de toename van het verharde oppervlak, dus maximaal 90 m2 voor de horecagelegenheid en maximaal 80 m2 voor de kinderboerderij. Conform het beleid van het Waterschap Hollandse Delta zal de compensatie zo mogelijk plaats moeten vinden in hetzelfde peilgebied. In de directe omgeving van de plannen is voldoende ruimte om extra water aan te leggen. Geadviseerd wordt om, als gebruik gemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheden, vroegtijdig met het waterschap af te stemmen over de compensatieopgave.

De hoofdwatergangen moeten op de plankaart en in de regels van het bestemmingplan opgenomen worden met de (dubbel-)bestemming ‘hoofdwatergang’.

5.4.2 Grondwater

Er vindt geen grootschalige toename van de verharding plaats en er zijn geen nieuwe ondergrondse objecten voorzien. Er worden geen effecten op de grondwaterstand verwacht.

5.4.3 Riolering: afval- en hemelwater

Afvalwater

De realisatie van een horecagelegenheid en de uitbreiding van de kinderboerderij kunnen leiden tot een toename van afvalwater. Deze toename is nu nog niet te kwantificeren. Pas bij meer uitgewerkte plannen kan hier een berekening voor gedaan worden. Het theehuis wordt alleen verplaatst en niet vergroot, dit zal geen invloed hebben op de hoeveelheid afvalwater.

Hemelwater

Ten aanzien van hemelwater ligt de voorkeur in principe bij het gescheiden afvoeren van afval- en hemelwater. Dit leidt tot vermindering van vuilwateroverstorten, wat de waterkwaliteit ten goede komt, en zorgt ervoor dat er minder water wordt afgevoerd naar de RWZI. Wel moet per locatie bepaald worden of en hoe gescheiden afvoeren op een effectieve manier uitgevoerd kan worden.

Nabij de drie locaties waarvoor een uitwerkingsbevoegheid geldt, is oppervlaktewater aanwezig. Het advies is dan ook om regenwater wat op verharde oppervlakken valt te laten afstromen naar bodem of oppervlaktewater.

Voor de materiaalkeuze van de bebouwing gelden randvoorwaarden, aangezien verontreiniging van afstromend hemelwater voorkomen moet worden. Uitloogbare materialen vormen een belasting voor de waterkwaliteit, deze zijn niet onvoorwaardelijk toepasbaar.

5.4.4 Waterkwaliteit

Verwacht wordt dat de mogelijke ontwikkelingen geen invloed hebben op de waterkwaliteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat geen gebruik gemaakt wordt van uitloogbare materialen.

5.4.5 Waterkeringen en waterveiligheid

Waterkeringen

De kern- en beschermingszone van de primaire waterkering is op de verbeelding en in de regels opgenomen met de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'. Invloed op de waterkering wordt niet verwacht. In de zones van de waterkering worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Waterveiligheid

De ontwikkelingen in het gebied hebben geen significante invloed op het veiligheidsrisico binnendijks en dragen maar beperkt bij aan de totale waarde binnen dijkringgebied 17.

5.4.6 Klimaatkansen

In het Zuiderpark worden klimaatkansen bijvoorbeeld door de realisatie van de Blauwe Verbinding al volop benut. Ook speelt het park een belangrijke rol in het opvangen van overtollig water van de omliggende wijken. Deze rol zal in de toekomst door klimaatverandering nog belangrijker worden. Het bestemmingsplan houdt hier rekening mee doordat in gebieden met de bestemming groen ook water is toegestaan.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren.

In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

Het bestemmingsplan maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • 1. Horecagelegenheid kruispunt met de Zuiderparkweg;
  • 2. Uitbreiding kinderboerderij;
  • 3. Vervanging van het theehuis bij de kinderboerderij;
  • 4. Nieuwe locatie voor een buurttuin (Carnissetuin).

Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. In het bestemmingsplan zijn geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in overige paragrafen van dit bestemmingsplan.

Op basis van de beschikbare informatie ligt de omvang van het plan beneden de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. (stadsproject, categorie D 11.2). Op grond van het bovenstaande is het bestemmingsplan 'Zuiderpark' niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen die zijn opgenomen in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Begin jaren '90 heeft Rotterdam beleid vastgesteld waarbij voor de milieuzonering gebruik wordt gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).

De (huidige) VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.

Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.

De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.3.1 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als een gemengd gebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1, 2 en 3 zijn toegestaan.

Bedrijven binnen het plangebied

Voor het plangebied is een bedrijvenlijst opgesteld, zie bijlage 1 bij de regels. In het plangebied liggen ongeveer 60 milieurelevante bedrijven. Het merendeel van de bedrijven behoren tot milieucategorie 1 en 2 waaronder horeca en onderwijsinstellingen. In de rest van het plangebied zijn een aantal sportvelden en sportscholen gevestigd welke behoren tot milieucategorie 3. Sprake is van bestaande bedrijven en functies. Deze feitelijke situatie leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, mede gezien het feit dat sprake is van een gemengd gebied. Ook de bedrijven en de functies worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

Evenemententerrein Zuiderpark (Oldegaarde 345)

Een deel van het Zuiderpark (naast de Ahoy) is aangewezen en fungeert als evenemententerrein waar jaarlijks terugkerende (grote) evenementen plaatsvinden, waaronder popfestivals. Een jaarlijks terugkerend festival is bijvoorbeeld Baroeg Open Air en trekt circa 7.500 bezoekers. De gronden waar de evenementen plaatsvinden, hebben de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'evenemententerrein'. Vervallen nav uitspraak Raad van State

Er wordt voldaan aan de VNG-richtlijn. Deze schrijft voor dat de afstand voor een recreatiecentrum (waar het evenemententerrein onder valt) minimaal 300 meter dient te bedragen tot woningen. In het geval van het evenemententerrein Zuiderpark bedraagt de afstand tot de meest dichtstbijzijnde woning bijna 200 meter. Aangezien sprake is van een gemengd gebied, kan echter een zogenaamd stapje terug worden gedaan van de richtlijn. In dat geval dient de afstand tussen het evenemententerrein en de woningen maar 100 meter te bedragen. Aan die afstand is voldaan.

Bedrijven buiten het plangebied

Er zijn ook een aantal bedrijven buiten het plangebied gelegen en die milieurelevant zijn, bijvoorbeeld het Ahoy complex. Het complex is relevant vanwege de effectafstanden ten aanzien van geluid en verkeersaantrekkende werking. Verder is ook het tankstation de Haan aan de Groene Kruisweg 44 milieurelevant.

Ahoy ligt op een afstand van ongeveer 440 meter van de meest dichtstbijzijnde woning in het plangebied. Gezien de afstand tot de woningen in het plangebied meer dan 300 meter bedraagt en aangezien de activiteiten in Ahoy binnen plaatsvinden zorgt Ahoy niet voor een onacceptabele milieubelasting op de woningen in het plangebied. De aan te houden afstand volgens de VNG-richtlijnen dient minimaal 300 meter te bedragen. Hierbij is er vanuit gegaan dat Ahoy in dat geval als een recreatiecentrum fungeert.

De afstand van het tankstation aan de Groene Kruisweg 44 tot de meest dichtstbijzijnde woning in het plangebied, bedraagt ruim 650 meter. Deze afstand dient volgens de VNG-richtlijnen minimaal 200 meter te bedragen. Aan die richtafstand is voldaan.

Overige activiteiten

De overige activiteiten in of nabij het plangebied zijn niet belemmerend voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan, anders dan die reeds in het bestemmingsplan zijn genoemd, en/of waarmee reeds rekening is gehouden.

De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht.

In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidshinder niet als geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn, zoals kinderdagverblijven.

Rotterdams beleid

In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.

6.4.1 Wegverkeer

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Een groot deel van het plangebied ligt binnen de zones voor wegen zoals deze zijn opgenomen in de Wgh:

  • Boergoensevliet (westzijde), zonebreedte 200 meter;
  • Slinge (inclusief tram), zonebreedte 200 meter;
  • Groene kruisweg, zonebreedte 350 meter;
  • Dorpsweg, zonebreedte 350 meter;
  • Oldegaarde, zonebreedte 350 meter;
  • Zuiderparkweg, zonebreedte 350 meter;
  • Vaanweg, maximale zonebreedte 600 meter (tussen A15 en Scottstraat)
  • Rijksweg A15, zonebreedte van 600 meter.

De overige wegen in en rond het plangebied hebben een 30 km/uur status en vallen daarmee buiten het regime van de Wet geluidhinder.

Echter, als er nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van 30 km-wegen dient de geluidbelasting van het wegverkeer van deze wegen ook in beeld gebracht te worden.

Indien er nieuwe geluidgevoelige functies binnen de wettelijke zones worden ontwikkeld, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Van voorgenoemde kan ook sprake zijn bij het bieden van meer flexibiliteit in bestemmingen.

6.4.2 Conclusie wegverkeerslawaai

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Indien er nieuwe geluidgevoelige functies binnen de wettelijke zones worden ontwikkeld, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Van voorgenoemde kan ook sprake zijn bij het bieden van meer flexibiliteit in bestemmingen.

6.4.3 Railverkeer

Op 1 juli 2012 zijn door een wetswijziging van de Wet milieubeheer de geluidproductieplafonds (Gpp's) voor spoorwegen van kracht geworden. Gpp's stellen een grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid.

Ten zuiden van het plangebied ligt een havenspoorlijn, conform de referentiepunten (aangegeven op de geluidplafondkaart) is er langs het traject van de spoorlijn een Gpp vastgesteld van 74.5 dB. De bijbehorende zone conform het Besluit geluidhinder betreft 1200 meter. Een deel van het zuiden van het plangebied valt binnen deze zone van de Gpp.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Binnen het plangebied loopt een gedeelte van de metrolijn 'Erasmuslijn'. De metrolijn is bovengronds en loopt via de Zuiderparkweg. Voor de metrolijn geldt een wettelijke geluidszone van 100 meter vanaf de as van de metrolijn aan weerszijden van de metrolijn.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

6.4.4 Industrielawaai

Een groot deel van het plangebied ligt binnen de geluidscontour van het industrieterrein Waal- en Eenmhaven. Ten aanzien van industrielawaai is een 50 dB(A) toetsingszone vastgesteld. Binnen de geluidszone van 50 dB(A) contour moet bij de bouw van nieuwe geluidsgevoelige functies een geluidsonderzoek worden uitgevoerd. Binnen de 55 dB(A) contour mogen géén nieuwe gevoelige functies worden gerealiseerd.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

6.4.5 Conclusie

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ontwikkeld. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Indien er nieuwe geluidgevoelige functies binnen de wettelijke zones worden ontwikkeld, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Van voorgenoemde kan ook sprake zijn bij het bieden van meer flexibiliteit in bestemmingen.

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen.

Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.

Rotterdam kent een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.

6.5.1 Plangebied

In het bestemmingsplan Zuiderpark worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aan de grenswaarden van de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in en rond het plangebied is voldaan. Ook aan de Carnissedreef is voldaan aan de achtergrondconcentraties. De aanwezige scholen liggen weliswaar binnen 50 meter van de Carnissedreef, maar de aan de voorgeschreven concentraties NO2, PM10 en PM2,5 is ruimschoots voldaan. Deze bedragen volgens de NSL-monitoringstool ter plaatse maximaal 31,2 µg/m3, 23,7 µg/m3 en 15,4 µg/m3, daar waar het maximum 40 µg/m3, 40 µg/m3 en 20 µg/m3 mag bedragen.

Aangezien de scholen aan de Carnissedreef geluidsgevoelige objecten zijn, zijn ze in het bestemmingsplan als 'scholen' aangeduid. Ter plaatse zijn dan geluidsgevoelige objecten toegestaan, daar waar binnen de overige maatschappelijke bestemmingen zonder de aanduiding 'scholen' dit niet het geval is. Scholen worden op andere locaties dan de al bestaande locaties dan ook niet toegestaan.

6.5.2 Conclusie

Het bestemmingsplan Zuiderpark zorgt niet voor een toename van de concentratie schadelijke stoffen in de buitenlucht. Hier wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer en aan het gemeentelijk beleid voor luchtkwaliteit.

6.6 Bodem

De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal.

Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

6.6.1 Plangebied

Op de indicatieve bodemkaart van Rotterdam uit 2014 blijkt dat het plangebied is aangewezen als natuur (schoon). Dit geldt zowel voor de bodemtoepassing, als voor de bodemkwaliteit en de bodemfunctie.

Aangezien geen ontwikkelingen zijn voorzien en de grond schoon is, vormt het aspect bodem geen belemmering voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.

6.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg

Veiligheidszone

Ten zuiden van het plangebied ligt op een afstand van circa 300 meter de rijksweg A15. De veiligheidszone van deze weg bedraagt 80 meter en heeft geen invloed op het plangebied.

Groepsrisico-aandachtsgebied

De zone waarbinnen het groepsrisico verantwoordt moet worden bedraagt 200 meter vanaf de weg. De zone van het groepsrisico-aandachtsgebied heeft geen invloed op het zuidelijke deel van het plangebied.

Invloedsgebied

Het gehele plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de weg. Het invloed gebied wordt veroorzaakt door een toxische wolk als gevolg van een incident met een tankwagen en reikt tot een afstand van meer dan vier kilometer vanaf de weg. Bij planontwikkelingen die liggen binnen het invloed gebied, maar buiten het groepsrisico-aandachtsgebied hoeft de hoogte van het groepsrisico niet verantwoord te worden. Tot 400 meter vanaf de weg adviseert de VRR aanvullende maatregelen voor zelfredzaamheid en hulpverlening [Scenarioanalyse Gemeente Rotterdam, VRR, 2013]. Vanaf 400 meter tot ruim 4.000 meter adviseert de VRR geen aanvullende maatregelen.

De Oldegaarde maakt deel uit van de LPG-route naar het bovengenoemde nulpunt (er vindt over deze weg vervoer van gevaarlijke stoffen plaats). De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van dit binnenstedelijke LPG-transport ligt echter binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'. Er ligt dus geen veiligheidszone langs de weg waar bij nieuwe bestemmingen rekening moet worden gehouden.

6.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail

Veiligheidszone

Ten zuiden van het plangebied ligt op een afstand van meer dan 200 meter de havenspoorlijn. Over dit spoortraject vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De veiligheidszone van het spoor bedraagt 42 meter en heeft geen invloed op het zuidelijke deel van het plangebied.

Groepsrisico-aandachtsgebied

De zone waarbinnen het groepsrisico verantwoordt moet worden bedraagt 200 meter vanaf het spoor. De zone van het groepsrisico-aandachtsgebied heeft geen invloed op het zuidelijke deel van het plangebied.

Invloedsgebied

Het gehele plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. Het invloedsgebied wordt veroorzaakt door een toxische wolk als gevolg van een incident met een tankwagen en reikt tot een afstand van meer dan vier kilometer vanaf het spoor. Bij planontwikkelingen die liggen binnen het invloedsgebied, maar buiten het groepsrisico-aandachtsgebied hoeft de hoogte van het groepsrisico niet verantwoord te worden. Tot 750 meter vanaf het spoor adviseert de VRR aanvullende maatregelen voor zelfredzaamheid en hulpverlening [Scenarioanalyse Gemeente Rotterdam, VRR, 2013]. Vanaf 750 meter tot ruim 4.000 meter adviseert de VRR geen aanvullende maatregelen.

6.7.3 Leidingen

Ten zuiden van het plangebied ligt een buisleiding van de Nederlandse Gasunie: A-517: aardgas, diameter 762 mm, druk 66,2 bar. De zone van het invloedsgebied (tot 405 meter aan weerszijden van de buisleiding) heeft geen invloed op het plangebied.

6.7.4 LPG-tankstations

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere LPG-tankstations zijn vastgelegd. Welke afstanden er gelden is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van LPG in m3 per jaar en van het feit of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. In het REVI zijn de afstanden voor het plaatsgebonden risico vastgelegd en de normen voor de berekening van het groepsrisico gegeven.

Net buiten het plangebied ligt het LPG tankstation De Haan (Groene Kruisweg 44). De plaatsgebonden risicocontour PR (10-6) en de zone van het invloedsgebied is 150 meter vanaf het LPG-vulpunt én –reservoir. Deze zone heeft geen invloed op het plangebied.

6.7.5 Inrichtingen

Binnen het plangebied worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is een onderzoek naar het groeps- en plaatsgebonden risico niet noodzakelijk.

Indien het bestemmingsplan toch kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten/bestemmingen mogelijk maakt, dient het bevoegd gezag het groepsrisico te verantwoorden. De verantwoording van het groepsrisico vindt dan plaats in overeenstemming met het vastgestelde Beleidskader Groepsrisico Rotterdam.

In het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Er zijn een aantal bedrijven buiten het plangebied (gelegen op het industrieterrein Waal- en Eemhaven) die invloed hebben op het gebied. De zone van het invloedsgebied bedraagt 150 meter en reikt tot in het plangebied. Het gaat om de volgende bedrijven:

  • C. Steinweg Handelsveem
  • Barge Center Waalhaven
  • Emplacement Waalhaven Zuid
6.7.6 Conclusie

Binnen het plangebied worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is een onderzoek naar het groeps- en plaatsgebonden risico niet noodzakelijk.

Indien het bestemmingsplan toch kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten/bestemmingen mogelijk maakt, dient het bevoegd gezag het groepsrisico te verantwoorden. De verantwoording van het groepsrisico vindt dan plaats in overeenstemming met het vastgestelde Beleidskader Groepsrisico Rotterdam.

6.8 Natuur

De Nederlandse natuurbescherming kent twee aspecten, te weten gebieds- en soortbescherming.

6.8.1 Gebiedsbescherming

Eén van de belangrijkste kaders voor gebiedsbescherming wordt sinds 1 januari 2017 gevormd door de Wet natuurbescherming. Deze wet regelt de bescherming van gebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Wanneer in of in de directe nabijheid van een dergelijk gebied een activiteit plaatsvindt die leidt tot nadelige gevolgen voor het natuurgebied, dan dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast bestaan gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur); die gebieden worden beschermd via het ruimtelijk ordeningsrecht (Barro en/of provinciale structuurvisies).

Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied (Oude Maas) ligt buiten de invloedsfeer van mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen in het Zuiderpark. Ook lopen er geen gedeelten van Natuurnetwerk Nederland door het bestemmingsplangebied.

6.8.2 Soortbescherming

Ook het aspect 'soortbescherming' vindt sinds 1 januari 2017 zijn wettelijk kader in de Wet natuurbescherming; deze wet beschermt de in deze wet aangemerkte soorten planten en dieren, ongeacht waar die zich bevinden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd en zijn de soorten onderverdeeld in twee groepen:

  • strikt beschermde soorten, volgend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • alle overige beschermde soorten, waaronder die uit de Rode Lijst.
6.8.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit leidt dan ook niet tot afbreuk aan een gunstige instandhouding van eventueel aanwezige beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied. Bij ruimtelijke activiteiten die binnen een bestaande bestemming vallen (bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw van gebouwen) dient voorafgaand aan de uitvoering ervan flora en faunaonderzoek te worden uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen gepland worden, waarvoor een ruimtelijke procedure noodzakelijk is, dan dient opnieuw getoetst te worden aan natuurwetgeving.

Geadviseerd wordt om bij renovatie of nieuwbouw gebouwen geschikt te maken voor medebewoning door vleermuizen, huismussen of bijen (natuur inclusief bouwen). Bij aanleg of werkzaamheden aan waterlopen wordt geadviseerd gedeelten met natuurvriendelijke oevers aan te leggen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

In veel gevallen zijn illegale bebouwing en gebruik voor de gemeente niet direct kenbaar. Veelal komt de gemeente daar achter nadat door belanghebbenden is geklaagd over overlast. Inspectie ter plaatse en raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan leert pas dan of er sprake is van strijd met de gegeven bestemming en of daartegen kan worden opgetreden.

Op grond van gemeentebeleid, neergelegd in het “Handhavingsbeleidsplan Toezicht Gebouwen” uit 2009 wordt bij de huidige aanpak eerst gekeken of het gebruik/bouwwerk kan worden gelegaliseerd. Als legalisatie niet mogelijk of wenselijk is, zal de overtreder doorgaans met een dwangsom worden gesommeerd om binnen een bepaalde periode een einde te maken aan de overtreding.

Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid

Het nieuwe bestemmingsplan legt overwegend de huidige planologische mogelijkheden vast. Tevens biedt het, net zoals het vorige bestemmingsplan, ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. In dit bestemmingsplanplan zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze betreffen een uitbreiding van de bestaande kinderboerderij en de vervanging van het theehuis bij de kinderboerderij. Indien een bevoegdheid in een later stadium wordt uitgewerkt, wordt op de financiële haalbaarheid getoetst. De verplaatsing van de Carnissetuin naar de Carnissedreef 8 is financieel gedekt doordat dit jaar de ISV3-bijdrage op basis van een uitgewerkt projectplan formeel wordt verleend Dit bestemmingsplan is gezien het voorgaande financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Participatie

Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, zal een ieder gedurende zes weken, in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze in te dienen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal een informatieavond georganiseerd worden waar een ieder vragen kan stellen met betrekking tot het terinzageliggende ontwerpbestemmingsplan.

9.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
  • WSHD, Waterschap Hollandse Delta;
  • BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam;
  • VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  • Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
  • Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  • K.P.N. Telecom;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  • Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  • Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid;
  • MONET;
  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
9.2.1 WSHD, Waterschap Hollandse Delta

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan Zuiderpark de volgende opmerkingen vanuit het waterschap;

  • 1. Het beleid van het waterschap is goed verwoord en het recente waterbeheerplan is aangehaald (2016 - 2021);
  • 2. Onder paragraaf 5.4 Wateropgave, valt enkele malen de term 'Hoogheemraadschap'. Dat moet in dit geval 'Waterschap' zijn. Verder wordt verwezen naar de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dat is hier niet van toepassing. De Keur van waterschap Hollandse Delta is hier van toepassing. En dan gaat het specifiek over artikel 3.2 waarin een verbod is opgenomen om zonder watervergunning gebruikt te maken van een waterstaatswerk, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies.
  • 3. Onder 5.4.1. Oppervlaktewater wordt wel goed verwezen naar beleid van het waterschap.
  • 4. Verder is op de plankaart een dubbelbestemming gegeven aan de stroken langs diverse oppervlaktewaterlichamen. Het lijkt erop dat de breedte, maar ook het aanbrengen van deze stroken zelf niet consistent is. Voor hoofdwatergangen hanteren we een Keurstrook van 3,5 m, gemeten vanaf de insteek van de hoofdwatergang. Voor overige watergangen een Keurstrook van 1,0 m, gemeten vanaf de insteek.

Commentaar:

  • 1. Ter kennisgeving aangenomen
  • 2. In de genoemde paragraaf is abusievelijk verwezen naar het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De tekst op advies van het Waterschap Hollandse Delta hierop aangepast.
  • 3. Ter kennisgeving aangenomen
  • 4. De gemeente Rotterdam hanteert alleen voor hoofdwatergangen een keurstrook van 5,0 m. Deze keurstrook is op de plankaart aangegeven met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie (keurstrook)'.
9.2.2 BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam

Het tekstdeel 'Bewoningsgeschiedenis' (paragraaf 3.1) lijkt nu los te staan van 'Archeologie' (paragraaf 3.2), maar maakt daar juist deel van uit. Graag dus daar invoegen tussen 'Beleidskader' en 'Archeologische potentie', de tekst loopt dan ook logischer.

Commentaar:

De tekstvolgorde is aangepast.

9.2.3 VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Zij doet dit middels een analyse van de omgeving, waarbij risicobronnen, mogelijke scenario's en hun effecten worden beschouwd.

Voor het beoordelen van het ruimtelijke plan dient u een gemotiveerde afweging te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijk plan. Graag verneemt de VRR uw besluit met betrekking tot de onderstaande adviespunten.

Advies

Zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet veiligheidsregio's bieden mogelijkheden om maatregelen ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te borgen. Bij de Wet ruimtelijke ordening gaat het daarbij voornamelijk om voorwaarden die kunnen worden gesteld aan (het gebruik van) bestemmingen. Ook bouwkundige maatregelen kunnen in het bestemmingsplan geborgd worden. De Wet Veiligheidsregio's biedt mogelijkheden op het gebied van organisatorische maatregelen en voorlichting. Voor dit plan geldt het volgende advies:

  • 1. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Commentaar:

De overheid doet dit door reguliere voorlichting. Het is echter niet mogelijk om middels een bestemmingsplan af te dwingen of en op welke wijze de toekomstige gebruikers van de in het plan opgenomen ontwikkeling daadwerkelijk worden voorgelicht en/of geïnstrueerd.

9.2.4 Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet

Binnen de grenzen van het nu ter inzage liggende bestemmingsplan bevinden zich de volgende 150.000 Volt hoogspanningsverbindingen:

  • Rotterdam Waalhaven - Rotterdam Zuidwijk (ondergronds)
  • Krimpen a/d IJssel - Rotterdam Zuidwijk (ondergronds)

Langs de noordgrens van het plan bevindt zich een zgn. 'loze leidingen' t.w.:

  • 150.000 Volt Rotterdam Waalhaven - Dordrecht Noordendijk

Wellicht ten overvloede wil ik erop attenderen dat dit een oliedrukkabel is en wanneer er werkzaamheden in de nabijheid van deze kabel worden verricht, dit altijd met grote zorgvuldigheid en voorzichtigheid moet worden gedaan.

Daarnaast bevindt zich nog het 150.000 Volt hoogspanningsstation Rotterdam Zuidwijk binnen de grenzen.

In Artikel 24 staan de regels voor Leiding - hoogspanning.

In dit plan valt de dubbelbestemming "Leiding-hoogspanning" samen met meerdere andere bestemmingen. Bij meervoudige of dubbelbestemmingen op dezelfde locatie is het noodzakelijk om een voorrangsregeling toe te passen om strijdigheid in bepalingen te voorkomen. Wij verzoeken u om de volgende tekst toe te voegen aan dit artikel:

"Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de verbinding als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "leiding-hoogspanning".

In Artikel 25 staan de regels voor Leiding - hoogspanningsverbinding.

Aangezien er binnen de grenzen van dit plan geen bovengrondse hoogspanningsverbindingen zijn, kan dit artikel verwijderd worden.

Uiteraard dienen dan ook de teksten aangepast te worden in de toelichting onder bijvoorbeeld 4.5.7.

Commentaar:

De afwijkingen van de bouwregels, zoals opgenomen in artikel 24.3, borgen de belangen van TenneT in voldoende mate. Een voorrangsregeling zoals voorgesteld derhalve niet benodigd.

Het artikel 'Leiding - hoogspanningsverbinding' is geschrapt. De plantoelichting is hierop aangepast.

9.2.5 N.V. Nederlandse Gasunie

Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Commentaar:

Voor kennisgeving aangenomen.

9.2.6 Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid

Rijkswaterstaat ziet geen aanleiding voor reactie op het bestemmingsplan.

Commentaar:

Voor kennisgeving aangenomen.