direct naar inhoud van 3.2 Archeologie
Plan: Scheepvaartkwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1032Scheepkwart-oh01

3.2 Archeologie

3.2.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.2.2 Bewoningsgeschiedenis

De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van het plangebied en omgeving is complex, en gaat ver terug in de tijd. Tijdens de laatste IJstijd (die duurde tot circa 12.000 jaar geleden) maakte het gebied deel uit van een riviervlakte, waar onder koude omstandigheden door de wind duinen werden gevormd. Na de opwarming van het klimaat maakte de mens in het Holoceen lange tijd gebruik van deze rivierduinen als pleisterplaats. Ook rivieroevers vormden gunstige, hoger liggende zones waar de mens verbleef om te jagen en te vissen en later ook landbouw uit te oefenen. Vanaf circa 8000 jaar voor Christus moet er al een riviertak van de Rijn hebben gestroomd langs de zuidrand van het plangebied. De oudste vondsten uit de omgeving van het plangebied, die met deze rivier in verband kunnen worden gebracht, dateren uit de periode rond 4500 voor Christus. Pas veel later gaat er ook Maaswater door de rivier stromen, vermoedelijk vanaf de Romeinse tijd. Tot ver in de Middeleeuwen heette de Nieuwe Maas vanaf Dordrecht de Merwe. In de latere prehistorie vond, ook in het plangebied, buiten de rivieren op grote schaal moerasvorming plaats waarbij veen ontstond. De veenvorming werd soms afgewisseld door de afzetting van klei vanuit de rivier en haar zijrivieren. Het plangebied maakt aldus lange tijd deel uit van een klei-op-veengebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas en haar voorganger. Behalve bewoning direct langs de rivieroever zal er ook in de rest van het gebied in de Romeinse tijd (begin jaartelling - 350 na Christus) door de mens zijn gewoond. Ook zijn bewoningssporen op het onderliggende veen uit de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) te verwachten.

Het landinwaarts van de rivier gelegen gebied werd vermoedelijk vanaf de 10e/11e eeuw systematisch ontgonnen en ontwaterd door de aanleg van sloten. Ten gevolge van de ontwatering kwam het maaiveld lager te liggen, waardoor de overstromingskans toenam. Rond het midden van de 12e eeuw zijn delen van de ontgonnen gebieden overstroomd en werd een kleipakket afgezet. In de 13e eeuw kwam het gebied ten noorden van het plangebied binnendijks te liggen met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk, waar de huidige Westzeedijk en de Schiedamsedijk deel van uitmaken. Op en langs de dijktracés vond bewoning plaats. De dam in de Rotte (aangelegd circa 1270) maakt deel uit van Schielands Hoge Zeedijk. Bij de dam ontstond Rotterdam. Het oostelijk deel van het plangebied (ten oosten van de lijn Scheepstimmermanslaan-Voorkade) kwam aan het einde van de 16e eeuw binnen de stad te liggen toen er vesten en bastions werden aangelegd. Binnen het plangebied werd de in de uiterwaarden aangelegde vest uitgebreid tot Zalmhaven (voor 1693-1991), met onder meer scheepshellingen langs de zuidoever.

Westwaarts werden de uiterwaarden bedijkt en in gebruik genomen, en wel in twee fases. In de 17e/18e eeuw functioneerde een kade in de lijn Houtlaan-Parklaan en westwaarts door het huidige gebied van Het Park, waarbij onder meer de Muizenpolder ontstond. De Muizenpolder en Het Park vinden hun oorsprong in het lusthovengebied rondom de stadsdriehoek, met polders en sloten en tuinen. In de eerste helft van de 19e eeuw vond de verdere ophoging en uitbreiding naar de rivier plaats. De Westerhaven (tussen Calandstraat en Parklaan) functioneerde van 1853-1902. Markant aanwezig in het plangebied is tot slot de noordelijke ingang van de Maastunnel, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik werd genomen. Uit de diepe ondergrond kwamen toen prehistorische dierenbotten te voorschijn; ook uit de periode van de laatste IJstijd, toen er door de mens op onder andere mammoeten en wolharige neushoorns werd gejaagd.

3.2.3 Archeologische potentie

In het plangebied kunnen allerlei bewoningssporen en vondsten uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden aangetroffen. De dikte en aard van de natuurlijke afzettingen en de dikte van de subrecente ophogingen in het plangebied variëren nogal, waardoor de resten op zeer verschillende dieptes kunnen worden aangetroffen, afhankelijk van de locatie in het gebied. Delen van het oostelijk deel van het plangebied, dat oorspronkelijk tot de stadsdriehoek behoorde, zijn al vanaf de 16e eeuw opgehoogd; daar zijn intacte bewoningssporen te verwachten vanaf circa 1,5 m + NAP. Het westelijk deel van het plangebied is altijd betrekkelijk laag gebleven ofwel pas later, in de 19e eeuw, sterk opgehoogd. Intacte bewoningssporen en vondsten worden verwacht vanaf circa 0 m NAP en dieper. Voor de twee gedempte havens geldt dat alleen de diepere ondergrond, onder de oorspronkelijke havenbodem, archeologisch gezien van belang kan zijn. Voor de waterpartijen binnen het plangebied geldt dat er bij baggerwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem rekening moet worden gehouden met het archeologisch belang.

Naar aanleiding van het bovenstaande zijn binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vier regimes te onderscheiden ten aanzien van de borging van archeologische waarden:

Waarde - Archeologie - 1

Het oostelijk deel van het plangebied. Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,50 meter boven NAP en die tevens een oppervlakte groter dan 100 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 2

Het westelijk deel van het plangebied. Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0 meter NAP en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 3

De gedempte Westerhaven en Zalmhaven. Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 4 meter beneden NAP en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 4

Voor het watergedeelte van het plangebied geldt dat bij bagger- en andere werkzaamheden (uitgezonderd het op normale diepte houden van de vaarwegen), een archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor het gehele watergedeelte van het plangebied geldt daarom een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 m2 en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

Archeologische waardenkaart zie Bijlage 1 Archeologische waarden