Plan: | Afrikaanderwijk |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1029Afrkndrwijk-oh01 |
De Afrikaanderwijk maakt ruim een eeuw deel uit van de Rotterdamse stadsgeschiedenis. Tot 1869 lagen de opgehoogde buitendijkse gronden ten noorden van de (Brede) Hilledijk in de gemeente Charlois. De uitgestrekte Hillepolder ten zuiden van deze dijk behoorde tot 1894 toe aan deze gemeente. Dit polderlandschap was sinds de middeleeuwen gekoloniseerd en voornamelijk voor agrarische doeleinden in gebruik genomen. Meteen na de annexatie in 1869 en 1894 begon de verstedelijking. Rotterdam had namelijk grote behoefte aan extra ruimte voor nieuwe havens, pakhuizen en woningen omdat de historische binnenstad vol raakte. In de periode 1187-1905 werden achtereenvolgens de Rijnhaven en de Maashaven gegraven. De bedrijvigheid in de havens trok veel nieuwe arbeiders aan. De nieuwkomers kwamen vooral van de Zuid-Hollandse eilanden en de provincies Zeeland en Brabant waar op dat moment een landbouwcrisis heerste.
De stadsuitbreiding had omstreeks de eeuwwisseling een gefragmenteerd en willekeurig karakter. Op Zuid lag het primaat bij de havenwerken. De woningbouw was een optelsom van stratenplannen en woningbouwprojecten, die zich tussen de goederenspoorlijnen voegden. De Woningwet van 1901 bracht hierin verandering. Krachtens deze wet moest Rotterdam een algemeen uitbreidingsplan voor de hele stad opstellen. In 1903 bracht ir. G.J. de Jongh zijn eerdere havenontwerpen en stratenplannen samen tot één geheel. Voor de Afrikaanderwijk resulteerde dat in een - aan de polderstructuur ontleend -
rechtlijnig stratenpatroon met een uitgespaard rechthoekig plein tot aan de Putselaan, een nieuwe hoofdroute (zie uitsnede uitbreidingsplan 1903). Hoewel dit gedeelte van het uitbreidingsplan niet officieel werd vastgesteld, lag het wel jarenlang ten grondslag aan de verstedelijking van de Afrikaanderwijk.
Afb. 3.1: Uitsnede Uitbreidingsplan 1903 (bron: Cultuurhistorische Verkenning Afrikaanderwijk)
Op 6 juli 1901 bracht Paul Kruger een bezoek aan Rotterdam. Hij was voormalig president van de Zuid-Afrikaansche Republiek en leider van de opstand van de Afrikaanders tegen het Britse bestuur tijdens de Tweede Boerenoorlog (1899-1902). In Nederland bestond grote sympathie voor de Boeren, die als nazaten van de Hollandse kolonisten werden gezien. Daarom besloot het stadsbestuur van Rotterdam om hen te gedenken in de naamgeving van de nieuwe straten in de wijk in aanbouw. De straatnamen werden ontleend aan toponiemen (Bloemfontein, Pretoria, Transvaal, Kaap, Natal, Goede Hoop) of generaals en leiders van de Afrikaners (Paul Kruger, Louis Botha, Christiaan de Wet, Koos de la Rey, Piet Cronjé, Piet Joubert, Martinus Steijn, Pieter Retief en Willem Schalk Burger).
(Deze paragraaf is ontleend aan de Cultuurhistorische Verkenning van Afrikaanderwijk, opgesteld in opdracht van Vestia Rotterdam Feijenoord, september 2007)