direct naar inhoud van 6.8 Natuur
Plan: Kralingen-West
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01

6.8 Natuur

De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets).
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.

6.8.1 Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is door het Ingenieursbureau van Gemeente Rotterdam een Flora & Faunatoets gedaan. (Projectcode MR12002 / BP1016), d.d. 26 maart 2012.

Binnen het plangebied leven twee soorten vogels met vaste broed of verblijfplaats; de Gierzwaluwen en de Huismus. Verder zijn er binnen het plangebied verblijfplaatsen van drie soorten vleermuizen. Over het voorkomen van vissen zijn geen gegevens bekend. Het plangebied grenst aan de Kralingse Plas en het Kralingse Bos. Het plangebied heeft voldoende groenstructuren. Het is daarom aannemelijk delen van het plangebied als verplaatsingsroutes door verschillende dieren worden gebruikt.

Op vier locaties wordt nieuwbouw mogelijk gemaakt. Op drie van deze locaties is de oude bebouwing al gesloopt. Op de vierde locatie was geen bebouwing aanwezig. Een gebouw wordt herbestemd. Bij een goede invulling en uitvoering van de nieuwbouw of de herbestemming zijn er goede mogelijkheden de in het gebied aanwezige ecologische waarden te versterken. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend. De term ‘conserverend’ heeft betrekking op de bestemmingen die niet wijzigen. De sloop en vervolgens nieuwbouw van gebouwen, het rooien van bomen of het vergraven van watergangen kunnen echter wel degelijk leiden tot effecten op beschermde natuurwaarden. Hetzelfde geldt voor kap van bomen en vergraven van watergangen. Voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering dient dan ook altijd aandacht te worden besteedt aan de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Het betreft dan de soorten die eerder genoemd zijn: huismus (aanwezig), gierzwaluw (potentie) en soorten uit de soortgroepen vleermuizen en vissen (potentie). Daarnaast zijn meer algemene, en minder strikt beschermde soorten als kleine zoogdieren (bv. egel, mol) ook zeker niet uit te sluiten. Hiervoor geldt echter de zorgplicht.

6.8.2 Aanbevelingen vanuit wetgevend kader

Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om na te gaan in hoeverre nader onderzoek en/of een ontheffing noodzakelijk is bij nieuwe ontwikkelingen, zoals sloop en ingrijpende renovaties, maar ook bij wijzigingen in watergangen/partijen en kap van bomen. Dit dient voorafgaand aan de uitvoering te gebeuren en geldt bij alle ruimtelijke ontwikkelingen, ongeacht of deze binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Mogelijk worden n.a.v. de voorgenomen ontwikkeling eisen gesteld aan de uitvoering en geldt een compensatieplicht. Het is aan te bevelen hier in een vroeg stadium rekening mee te houden.

Daarnaast geldt bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen altijd de zorgplicht conform artikel 2 van de Flora- en Faunawet.

6.8.3 Kansen door de geplande ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in vervangende nieuwbouw in de Palestinastraat. Bij de Aegidiusstraat en bij Van Kralingen is al een procedure doorlopen voor de geplande ontwikkelingen.

Het plangebied is een geschikte leefomgeving voor de Huismus, de Gierzwaluw en voor de soortgroep vleermuizen. Juist voor deze soorten is het vrij eenvoudig en goedkoop om bij nieuwbouw voorzieningen te treffen. Bij nieuwbouw met platte daken kan bovendien overwogen worden groene daken toe te passen. Deze kunnen bijdragen om de soortenrijkdom in de wijk te vergroten. Naar verwachting wordt het Slaakhuys gerenoveerd. Dit gebouw heeft een redelijk bouwvolume en kan daardoor geschikt zijn als winterverblijfplaats voor vleermuizen. Bij de renovatie kan deze geschiktheid met weinig kosten verbeterd worden.

Bij werkzaamheden aan de waterlopen kan gekozen worden voor het plaatselijk toepassen van natuurvriendelijke oevers. Behalve gunstig voor de waterkwaliteit en voor de kindveiligheid leveren natuurvriendelijke oevers een positieve bijdrage aan de biologische diversiteit.

6.8.4 Conclusies en aanbevelingen

Concluderend kan worden gesteld dat ecologische aspecten binnen het plangebied, vanwege het overwegend conserverende karakter van het bestemmingsplan, de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staan.