direct naar inhoud van 6.6 Bodem
Plan: Oude Westen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1012OudeWesten-oh01

6.6 Bodem

Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiƫle noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".

6.6.1 Plangebied

In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd.

De locatie is op basis van de indicatieve bodemkaart van de gemeente Rotterdam verdacht voor matige verontreinigingen met zware metalen en PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) in de eerste meter. De laag vanaf 1,0 m- maaiveld is verdacht voor sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK.

Ter plaatse van de te slopen en nieuw te bouwen bebouwing geldt het volgende. Uit het historisch onderzoek is een verontreiniging met minerale olie aan de oostelijke zijde van het gebied aan het Kruisplein naar voren gekomen. Gelet op de vermoedelijk zeer beperkte omvang is het opstellen van een saneringsplan daarvoor op voorhand niet noodzakelijk. Uit het historisch onderzoek blijkt dat de bodem verdacht is voor matige tot sterke verontreinigingen: de bovengrond is matig verontreinigd met zware metalen en/of PAK; de ondergrond is sterk verontreinigd met zware metalen en/of PAK) en de ingeschatte dikte van de antropogene laag is 5 Ć  6 meter. Een nauwkeuriger inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse van de bebouwing kan worden verkregen door bij de herinrichting van het gebied, na de eventuele sloop van de bebouwing, aldaar een verkennend bodemonderzoek uit te voeren. Er is een kans dat dan matige tot sterke verontreinigingen worden geconstateerd en dat een sanering nodig blijkt. Zo'n sanering valt uit oogpunt van bodemkwaliteit als positief te waarderen (bodem wordt schoner).

Conclusie

De conclusie luidt dat de bodemsituatie van Oude Westen niet afwijkt van wat elders in de binnenstad van Rotterdam wordt aangetroffen. Bij herontwikkeling is het opstellen van een saneringsplan op voorhand niet noodzakelijk. Wel bestaat een kans dat na de sloop van de huidige bebouwing aldaar matige tot sterke verontreinigingen worden geconstateerd en dat sanering daarvan nodig is.