direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Oude Westen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1012OudeWesten-oh01

2.3 Gemeentelijk beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam is een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Hart van Zuid" en "Stadionpark" en een reeds vastgesteld "Central District" . Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden de zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de gemeente naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Rondom het hart van de binnenstad liggen enkele wijken die in opkomst zijn. In de Stadsvisie is Oude Westen een van de wijken rond het centrum die in aanmerking komt voor gentrification en kleinschalige herstructurering. Door de centrale ligging, het historische karakter en de functiemenging van wonen, horeca, winkels en kunstinstellingen zijn deze wijken steeds meer in trek bij (ex)studenten en werkers in de creatieve economie. Deze groepen wil Rotterdam juist graag aan zich binden. In sociaal, cultureel en economisch opzicht hebben deze wijken de benodigde kenmerken om autonoom een proces van gentrification op gang te laten komen, waardoor ze naar rustig-stedelijke woonmilieus transformeren. De gemeente kan dit proces ondersteunen met doelgerichte maatregelen.

Het stimuleren van gentrification heeft consequenties voor het beleid: door huurwoningen te verkopen, particuliere woningverbetering voor huiseigenaren aantrekkelijk te maken, de buitenruimte te verbeteren en ruimte te bieden aan horeca en de creatieve economie in de oude stadswijken wordt het proces van gentrification gestimuleerd.

Als onderdeel van de Stadsvisie is een onderzoek verricht, waarbij een integrale afweging is gemaakt tussen de vier tunnelopties die in beeld waren: Pleinweg, Stadhoudersweg, Boompjes en ’s-Gravendijkwal. De afwegingscriteria die hierbij gehanteerd zijn, hebben betrekking op bereikbaarheid, milieu, bijdrage aan gebiedsontwikkeling en financiën. Op basis van deze afweging is gekozen om eerst de Pleinweg te ondertunnelen en vervolgens de Stadhoudersweg. In de Stadsvisie wordt beargumenteerd waarom de ’s-Gravendijkwal voorlopig niet in aanmerking komt voor ondertunneling en er naar een andere oplossing voor het terugdringen van de overlast wordt gezocht.

2.3.2 Woonvisie Wonen in Rotterdam

Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.3.3 Masterplan/Ruimtelijk kader Het Oude Westen

Vastgesteld op 28 juni 2011 door Burgermeester en Wethouders

Het Masterplan Oude Westen is een verdere uitwerking van onder meer de in de wijkvisie benoemde thema's. Het geeft de gewenste toekomstige (fysieke) ontwikkelingen weer in een integraal plan wat een trefzekere aanpak mogelijk maakt. Het is daarmee een toetsingskader dat samenhang in de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen van de wijk brengt en verbindt dit tevens met andere stedelijke ontwikkelingen. Dit is nadrukkelijk geen nieuw beleid, maar geeft richting aan de continue transformatie van de bestaande stad. Leidraad hierbij is het vastgesteld beleid.

De diverse deelprojecten in het gebied kunnen hiermee de eigen problematiek ontstijgen en een bijdrage leveren aan de diverse ambities voor de wijk als geheel. Naast inzicht in de verschillende aspecten waaraan de concrete fysieke projecten (klein en groot) een bijdrage kunnen leveren brengt het Masterplan samenhang in de verschillende fysieke projecten.

In het bestemmingsplan worden aspecten uit het masterplan overgenomen die ruimtelijke implicaties hebben en aan een aantal randvoorwaarden voldoen. Het gaat om de maatschappelijke, financiële en milieutechnische haalbaarheid. Met de vaststelling van het masterplan is planologisch voldaan aan de maatschappelijke haalbaarheid. Daarnaast worden de ontwikkelingen die tot een aanpassing van het huidig bestemmingsplan leiden, getoetst aan de financiële en milieutechnische haalbaarheid.

2.3.4 Binnenstad als City Lounge, Binnenstadsplan 2008-2020

Vastgesteld op 4 december 2008 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het Binnenstadsplan 2008-2020 vormt het kader voor alle toekomstige ruimtelijk-economische ontwikkelingen. De binnenstad is 'booming'. De verdichting die in de jaren tachtig is ingezet, zet versneld en versterkt door. Het begrip 'City lounge' verwoordt de kernopgave: de binnenstad ontwikkelen tot een kwaliteitsplek voor ontmoeting, verblijf en vermaak voor bewoners, bedrijven en bezoekers. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op zes ambities, te weten: slimme economie, centrumwonen, culture en leisure, groundscraper, rivierstad en verbonden stad.

Een aantal van deze ambities raakt de opgave voor het Oude Westen. Zo is in de binnenstad een redelijk aantal mogelijkheden voorhanden om doorstromende creatieve bedrijven te herhuisvesten. Deze creatieve bedrijven kiezen voor niet-conventionele kantoorruimtes. Kansen zijn er hiervoor in het Oude Westen, met name rondom de zone Nieuwe Binnenweg.

Het centrumwonen richt zich op verdere verdichting in de binnenstad voor meer stedelijkheid met daarbij veel aandacht voor de woonkwaliteit: citylounge-kwaliteiten zijn nodig om karaktervolle plekken te maken, om te ontmoeten, te ontspannen en te netwerken. Het Oude Westen valt onder het woonmilieu 'informeel, creatief wonen'; net buiten de grote commerciele druk voelen vooral avontuurlijke en creatieve bewoners (zo genoemde rode leefstijl) zich thuis.

Rotterdam zet komende periode sterk in op het herkenbaar houden van het verleden. In lijn met de door het Rijk geformuleerde Belvedere-gedachte 'behoud door ontwikkeling' bouwt de stad voort op haar bestaande kwaliteiten. Het inzetten van cultuurhistorisch erfgoed, de monumenten en de architectuur, wordt gezien als kans bij (her)ontwikkeling.

Door de basiskwaliteiten en de ligging kan in het Oude Westen een proces van gentrification op gang komen. Daartoe wordt voorgesorteerd op een aantal concrete opgaven, namelijk een meer divers woningaanbod en een oplossing voor het dominante straatparkeren.

2.3.5 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020

Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 à 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het VVPR sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende collegeperiodes die volgen.

Om de ambities op het gebied van een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad waar te maken, is een goed vervoerssysteem onontbeerlijk. De studie "autobereikbaarheid binnenstad" heeft aangetoond dat het autonetwerk zonder extra maatregelen bij de voorziene programmatoevoeging in de binnenstad vastloopt, eerst op de invalswegen en vervolgens in de wijken. Bij inzet op betaald parkeren binnen de hele ruit en toevoeging van Park + Ride (P+R) voorzieningen conform de regionale P+R-nota zal het verkeerssysteem blijven functioneren, maar resteren enkele knelpunten.

Ingezet wordt op het concept Bundelen, Ordenen en Inpassen. Dit dient de economische bereikbaarheid van de binnenstad en tevens de leefbaarheid in de wijken en langs de bundels te verbeteren. Een belangrijke component is verder de verbetering van de lokale leefomgeving. Voorlopig worden ingrepen gedaan op de bundels Pleinweg en de corridor Stadhoudersweg. In de binnenstad wordt het concept bundelen, ordenen en inpassen ook toegepast, zo is een aantal 'boulevards' benoemd; 's Gravendijkwal, Goudsesingel, Boompjes-Westzeedijk, Blaak, Weena, Coolsingel en Mariniersweg. Binnen de zogenaamde deelgebieden in de binnenstad zijn enkele straten structuurdragend. Rond het Stationskwartier zijn dit de Westersingel, Karel Doormanstraat en de West Kruiskade. Het is de bedoeling deze wegen zo veel mogelijk te benutten voor het gebiedsgebonden verkeer. Doorgaand verkeer (naar andere gebieden in de binnenstad) maakt dan gebruik van de 'boulevards'.

In het openbaar vervoersnet wordt ingezet op het verbeteren van de koppeling van de trams in noord met het centrum. Na 2010 ligt de nadruk op het gebruik van het NS-net voor RandstadRail-systemen (Hoekselijn; spoorlijn richting Gouda) en zal definitieve besluitvorming plaatsvinden over de aanleg van Tramplus-ringlijnen (Alexander-Noordrand-Schieveste, Zuidplein-Alexander, Zuidplein-Sluisjesdijk- Marconiplein).

De "knopen" met al hun (geplande) voorzieningen en werkgelegenheid zijn essentiele elementen in het verkeerssysteem. Tot 2010 zijn vooral Schieveste, Kralingse Zoom, Noordrand en uiteraard Rotterdam Centraal aan de orde. De knopen zijn belangrijke overstappunten, maar ook zijn zij vaak een bestemming. Vanwege de belangrijke schakel in het verkeerssysteem en grote reizigersstromen die gebruik maken van de knoop als overstappunt is het belangrijk de overstap zo flexibel en efficiënt mogelijk te laten verlopen.

2.3.6 Visie Werklocaties 2030

Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad

De visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).

Het kerngebied is gelegen in de overlap van twee zones, namelijk de "kennis- en dienstenzone" en de "haven en industriële zone". De belangrijkste opgave in dit gebied is het verder uitbouwen van de binnenstad als een top voorzieningencentrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Tot 2030 is het aanbod aan kantorenlocaties in de binnenstad voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Door middel van transformatie van de Kralingse Zoom naar een campusformule in aansluiting op de Erasmus Universiteit kan het overaanbod aan kantorenlocaties buiten het centrum worden bestreden.
De ontwikkeling van de detailhandel- en leisureprojecten op en rond de Coolsingel is belangrijk om de stad aantrekkelijk(er) te maken voor bezoekers en bedrijven. De realisatie van het Hoboken-complex van het Erasmus Medisch Centrum geeft nieuw elan aan de ontwikkeling van de medische sector op internationaal niveau. In het gedeelte van Stadshavens dat zich in het kerngebied bevindt kan ingezet worden op de gewenste functiemenging.

2.3.7 De Rotterdamse Stijl

Vastgesteld in december 2008 door de Rotterdamse gemeenteraad.

De Rotterdamse Stijl zet zich in voor een betere kwaliteit van de buitenruimte. Door de jaren heen is een lappendeken van inrichtingen, materialen en meubilair ontstaan waardoor aantrekkelijkheid maar ook de identiteit onder druk zijn komen te staan. Met de Rotterdamse Stijl is een gemeenschappelijk kader geformuleerd met richtlijnen voor ontwerp, materiaal, meubilair, beheer en regie voor en door alle actoren in de openbare ruimte. Hiermee wordt de identiteit van de openbare ruimte van Rotterdam vergroot, de onderlinge samenhang bevorderd en wordt een grotere duurzaamheid gerealiseerd.

Afhankelijk van de plaats van de diverse gebieden, lijnen en plekken in de stedelijke structuur zijn de richtlijnen heel concreet en gedetailleerd of juist heel flexibel en bieden ze slechts een ruimtelijk kader. De uitwerking van het Rotterdamse Stijl voor het centrum als (inter)nationaal onderscheidend gebied wordt de Rotterdamse Centrumstijl genoemd.

Binnen het Oude Westen wordt gestreefd naar meer speel- en verblijfsruimte in de vaak krappe profielen. Dit vraagt om het meer autoluw maken van de straten en het terugdringen van parkeren in de openbare ruimte. Dit kan alleen met oplossingen ten aanzien van de parkeerproblematiek.

2.3.8 Wijkvisie - Binden en Verleiden

Vastgesteld in januari 2009 door Burgemeester en Wethouders

In januari 2009 heeft het college de wijkvisie ‘Binden en verleiden’ voor het Oude Westen vastgesteld. Deze wijkvisie is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen Woonstad en de Gemeente (Centrumraad). Het doel is om het Oude Westen aantrekkelijk te maken voor zowel de zittende als voor nieuwe bewoners en ondernemers. Daartoe zijn zes thema’s geselecteerd: veiligheid, sociaal-maatschappelijke voorzieningen, vitale coalitie, wonen, openbare ruimte en ondernemen. Door de basiskwaliteiten en de ligging kan in het Oude Westen een proces van ‘gentrification’ op gang komen dat de wijk aantrekkelijk maakt. Gemikt wordt daarbij op mensen die waarde kunnen toevoegen aan het Oude Westen. Een verschuiving in de woningvoorraad van goedkope huur naar duurdere koop kan het economisch draagvlak versterken. Diverse maatregelen op fysiek, economisch, sociaal en veiligheidsvlak moeten de ontwikkeling in gang zetten en ondersteunen.

2.3.9 Horecanota Rotterdam 2012-2016

Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders.

Doel

Centraal in de horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving.

Visie

Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad met ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities:

  • 1. kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners;
  • 2. dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven;
  • 3. horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. “High trust, High penalty” is een belangrijks uitgangspunt.

Horeca definitie en afbakening

Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement.

Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol en drugsgebruik en uitgaansgeweld.

Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen

Om (naast wat het bestemmingsplan nu toestaat) in de toekomst beter te kunnen sturen op welke horeca zich in een bepaald gebied kan vestigen, in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en waarborgen van leefbaarheid, worden gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld. Om te kunnen komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied, die recht doen aan de ambities ten aanzien van de horecafunctie van de stad Rotterdam in zijn geheel, zijn een vijftiental stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is, waarbij onderscheid is gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/industriegebieden/havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven.

Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat.

Het plangebied Oude Westen

Nieuwe Binnenweg

De Nieuwe Binnenweg is een populaire straat die het centrum van Rotterdam verbindt met het westelijk deel van de stad. De straat kenmerkt zich door een zeer gevarieerd aanbod van kleinschalige detailhandel met unieke specialiteiten, winkels en horeca. Het Centrumdeel van de Nieuwe Binnenweg is populair onder horecaondernemers. Het publiek is relatief jong en kent een eigen dynamiek.

Maar de andere kant van de horecamedaille is in dit gebied duidelijk van toepassing: de straat kent een ernstige veiligheidsproblematiek. De horeca aan de Nieuwe Binnenweg brengt relatief veel incidenten en overlast met zich mee.

Op de Nieuwe Binnenweg is al een tijd speciale aandacht voor detailhandel en horeca in het centrum en in Delfshaven. Wat horeca betreft blijkt onder andere dat een wildgroei aan vergunningsvrije inrichtingen een negatief effect heeft gehad op het gebied.

Op dit moment wordt gewerkt aan een integrale aanpak van de Nieuwe Binnenweg (zijde richting Delfshaven). Naast het aantrekken van nieuwe ondernemers wordt gewerkt aan het herinrichten van de straat en het aanpakken van achterstallig onderhoud. Deze aanpak blijkt effectief: de straat knapt zichtbaar op en krijgt een positiever imago.

Maar deze aanpak is ook kostbaar en arbeidsintensief: de straat wordt ‘pand voor pand’ aangepakt. De komende jaren is het voor de Nieuwe Binnenweg van belang dat de ontwikkeling van horeca zeer gecontroleerd plaatsvindt. De omliggende wijken ondergaan langzaam het proces van ‘gentrification’ (opwaardering van de buurt).

Horeca aan de Nieuwe Binnenweg zal zich in lijn met dit proces moeten ontwikkelen. De gemeente zal horecainitiatieven, die de opwaardering van het gebied ondersteunen, stimuleren. Daarnaast zullen ondernemers willen blijven inspelen op de aantrekkingskracht van het gebied op het jonge uitgaanspubliek.

1e en 2e Middellandstraat en West-Kruiskade

De 1e en 2e Middellandstraat en de West-Kruiskade vormen samen een van de grotere multiculturele winkellinten van Rotterdam. De straten kennen een breed internationaal aanbod van detailhandel en food. Om het veiligheidsgevoel in het gebied te verbeteren en om het woon- en winkelgenot in het gebied te verbeteren, is de Alliantie West-Kruiskade opgericht. Gemeente en woningcorporaties richten zich samen met de ondernemers op intensief beheer van winkel- en bedrijfspanden, de aanpak van overlastgevende panden en het uitvoeren van het economisch actieprogramma ‘Verbetering Winkelgebied West-Kruiskade’. Inmiddels is de West-Kruiskade in transformatie naar ‘de straat met de 1000 smaken’, een aantrekkelijk winkelgebied met eethuisjes en toko’s. De genoemde aanpak, samen met het beleid ‘verminderen’ in de horecanota 2007-2011, heeft ervoor gezorgd dat ook het horecabestand in het gebied de afgelopen jaren is teruggebracht. Deze succesvolle aanpak wordt de komende twee jaar doorgezet en omdat het gecontroleerd toevoegen van horeca deel uitmaakt van de aanpak, werkt de Alliantie aan het invullen van horecapanden met dag- en avondhoreca die het nieuwe karakter van de West-Kruiskade ondersteunt.

2.3.10 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
  • het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
  • het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
  • het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
  • het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van aanlegvergunningen en bouwvergunningen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

2.3.11 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 september in 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad

In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten. Een van de instrumenten voor de uitvoering van het monumentenbeleid is de Monumentenverordening Rotterdam 2010.

2.3.12 Hoogbouwvisie 2011

Vastgesteld door gemeenteraad (17 maart 2011)

De vastgestelde Hoogbouwvisie 2011 vormt een herijking van het oude hoogbouwbeleid en geldt voor alle nieuwe hoogbouwinitiatieven. De herziening bestaat uit een viertal onderdelen die de kern vormen van dit beleid: de hoogbouwzone en maximum hoogte, de 'continue stad', het klimaat en volume- en "slankheidsregels". Daarnaast zijn er voor gebouwen die tot de hoogbouwzone worden gerekend aanvullende eisen ten aanzien van daklandschappen, beëindiging, parkeren, duurzaamheid en vergunningen.

In Rotterdam kan een lijn worden getrokken die vanaf het Hofplein via de Coolsingel eindigt op het Wilhelminaplein. Dit is de ruggengraat van de Rotterdamse hoogbouw, waar de diverse deelgebieden op aansluiten, de zogenaamde hoogbouw-as. Aan deze as grenzen de locaties waar een concentratie van hoogbouw aanwezig is: het Rotterdam Centraal District (RCD) , Het Wijnhaveneiland en de Kop van Zuid. Vanuit hier loopt de hoogbouw in de binnenstad af naar 70 meter richting de grenzen van de hoogbouwzone. De grens, die in hoofdlijnen de afbakening is voor het hoogbouwbeleid, is de brandgrens. Enkele gebieden binnen deze grens hebben specifieke karaktereigenschappen waardoor een verdere verdichting door hoogbouw onwenselijk is. Ook zijn er gebieden buiten deze grens die juist wel voor hoogbouw in aanmerking komen. Voor de hoogbouw in de binnenstad wordt een theoretisch maximale hoogte van 200 meter gesteld. De maximale hoogte is een dynamische begrenzing en groeit mee met de stad.

Hoogbouw moet onderdeel uitmaken van de zogenoemde 'stedelijke laag'. Deze stedelijke laag is het deel van een gebouw dat door voorbijganger het meest ervaren wordt: de begane grond en de eerste paar etages. Door de onderbouw ruimer te maken kunnen aantrekkelijke en onaantrekkelijke functies in de plint beter verdeeld worden. Functies die bijdragen aan levendigheid moeten de overhand hebben (woningen, winkels, horeca).

De gemeente heeft gebieden en plekken aangewezen die representatief zijn voor de binnenstad of zich kenmerken door een hoge mate van gebruik. Op deze locaties gelden specifieke regels t.a.v. het klimaat (schaduw en wind).

De hoogbouwvisie stelt specifieke volume en slankheidseisen. De onderbouw van een toren moet de hele bouwkavel omvatten. De hoogte van de onderbouw hangt af van de zogenoemde Rotterdamse laag. De bovenbouw mag maximaal 50% bebouwd worden. Daarnaast worden er eisen gesteld aan de maximale vloeroppervlaktes.

Aanvullende eisen ten aanzien van daklandschappen en terrassen, parkeren en mobiliteit, duurzaamheid en vergunningenbeleid dragen verder bij aan kwalitatieve hoogbouw in de stad.

2.3.13 Verkeersplan Binnenstad, Citylounge bereikt

Vastgesteld op 3 december 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het "Verkeersplan Binnenstad, Citylounge bereikt" dient als richtlijn om de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van de binnenstad te verbeteren. In het Verkeersplan Binnenstad staan enkele uitgangspunten vermeld ten aanzien van parkeren. Bezoekers aan de stad worden verschillende parkeermogelijkheden geboden, met elk een eigen tarief. Hoe dichter bij de binnenstad, hoe duurder parkeren wordt. Wie langer in de stad wil verblijven, parkeert gratis op een P+R terrein of relatief goedkoop in een P+W garage. Bezoekers die in de stad moeten zijn voor een korte boodschap, kunnen op straat parkeren tegen een hoger tarief. Voor bewoners geldt dat zij hun eerste auto op korte afstand van de woning moeten kunnen parkeren. Dit kan in een garage zijn, of op straat. Het parkeren van de tweede auto mag duurder zijn en op grotere afstand van de woning.

2.3.14 Het Integraal Rotterdams Prostitutiebeleid 2000

Vastgesteld op 22 juni 2000 door Burgermeester en Wethouders

Prostitutie wordt als een openbare orde probleem beschouwd en valt onder het veiligheidsbeleid. Sinds 22 juni 2000 is het Rotterdamse prostitutiebeleid van kracht naar aanleiding van het opheffen van het bordeelverbod. De verantwoordelijkheid voor het prostitutiebeleid ligt primair bij de lokale overheid. In het collegeprogramma van 2006-2010 is prostitutie geen beleidsprioriteit meer zoals dit in het voorgaande programma wel het geval was. Reden daarvoor is dat de legale prostitutiebranche sinds de invoering van het prostitutiebeleid redelijk onder controle is en er relatief weinig misstanden voorkomen. Dit betekent niet dat prostitutie geen politiek gevoelig onderwerp meer is. In Rotterdam hebben deelgemeenten geen decentrale regie op het prostitutiebeleid. Het beleid wordt gecoördineerd en geregisseerd door de directie Veiligheid.

In het "Rotterdams Prostitutiebeleid 2000" staan de volgende doelstellingen centraal:

  • Bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
    Dit heeft betrekking op het voorkomen en bestrijden van overlast voor omwonenden.
  • Verbetering van de positie van de sekswerker.
    De gemeente draagt bij aan de positieverbetering van de sekswerker door middel van gezondheidbeleid en het welzijnsbeleid.
  • Bestendiging van de bestaande situatie.
    De gemeente is van mening dat zowel een toename als een afname van het aantal seksinrichtingen tot ongewenste gevolgen zal leiden. Een toename kan meer overlast veroorzaken en een afname kan zorgen voor het verplaatsingseffect; buurgemeenten ondervinden daarvan de gevolgen. Op basis van deze doelstelling is bepaald dat alleen bestaande (vóór de inwerkingtreding van het beleid) inrichtingen in aanmerking kunnen komen voor een exploitatievergunning. Een vergunning wordt verleend indien zij aan de gestelde eisen voldoen.

Rotterdam kent geen raamprostitutie. Straatprostitutie is sinds de sluiting van de Keileweg in 2005 verboden. In het Rotterdamse beleid wordt onderscheid gemaakt tussen locatiegebonden prostitutie (seksinrichtingen) en niet-locatiegebonden prostitutie (escortbedrijven). Onder seksinrichtingen vallen sekshotels, seksclubs, erotische massagesalons, parenclubs en privé-huizen. Sekswinkels zijn ook vergunningsplichtig indien gelegenheid wordt gegeven voor seksuele handelingen. Privé-huizen, woningen die als bordeel worden gebruikt, zijn ook vergunningsplichtig, tenzij sprake is van een thuiswerker. Thuiswerkers zijn namelijk niet vergunningsplichtig wanneer in de woning niet meer dan één sekswerker werkzaam is, en ingeschreven staat op het desbetreffende adres.

Daarnaast mogen nieuwe vestigingen zich niet vestigen in Rotterdam op locaties die niet de bestemming seksinrichting hebben gekregen. Dit is namelijk in strijd met de doelstelling van het beleid; bestendiging van de bestaande situatie. De bestaande seksinrichtingen van voor de invoering van het prostitutiebeleid kwamen in aanmerking voor een vergunning door middel van een overgangsrecht. Bij aanvang van het beleid zijn voor heel Rotterdam 87 vergunningen verleend. De locatiegebonden seksinrichtingen zijn verspreid over de stad.

2.3.15 Uitwerkingsprogramma Alliantie West-Kruiskade

Vastgesteld in januari 2010 door de gemeenteraad.

Het verbeteren van de veiligheid is een van de kernopgaven voor het gebied van de West-Kruiskade. In opdracht van de gemeente Rotterdam is een Uitvoeringsplan gemaakt voor dat gebied. Een van de maatregelen in het Uitvoeringsplan is een aanpak van de plinten. Hiermee worden de ondernemers gestimuleerd om hun pand op te knappen. Ook krijgen enkele locaties nieuwe programmatische invulling. Het brancheringsvoorstel is uitgewerkt in het Brancheringsplan West-Kruiskade Rotterdam. Het brancheringsplan onderscheidt vier clusters. Binnen de clusters wordt gestreefd naar een aantal duidelijk met elkaar samenhangende voorzieningen en winkels. Zo wordt de bezoeker tot doorlopen verleid en kan hij of zij keuze maken op het gebied van eten of drinken, of juist gezondheid of wooninrichting. De clusterbenadering is niet te zien als blauwdruk waarin iedere winkel naar een eigen cluster moet verhuizen, maar wel als een richtinggevende en wervende benadering voor zittende en nieuwe ondernemers.

De clusters zijn veelal winkel- en uitgaansstraten waar de mix van winkels, horeca en andere voorzieningen gewaardeerd wordt. Er is gekozen voor deze clusterontwikkeling, zodat de woongebieden in het Oude Westen rustige gebieden blijven. Dat is een kwaliteit die momenteel zeer op prijs wordt gesteld. Er is gekozen voor deze systematiek, zodat binnen de clusters uitwisseling van horecazaken plaats kan vinden. Dus als binnen een cluster één horecazaak verdwijnt, mag er op een willekeurige andere plaats binnen dat cluster een nieuwe horecazaak worden gevestigd, mits het maximum aantal vestigingen en het maximum aantal m² b.v.o. voor het gehele cluster niet overschreden wordt.

2.3.16 Programma Dijkversterking 's-Gravendijkwal / Henegouwerlaan

Vastgesteld

Het actieprogramma Dijkversterking heeft als doelstelling de leefbaarheid van de 's-Gravendijkwal en omgeving te vergroten. Daartoe wordt een integrale inzet gepleegd op vier sporen:

  • versterken van de woon- en kantoorfunctie;
  • verminderen van de omvang en/of het aantal opvangvoorzieningen in drie stappen A) aanscherpen beheermaatregelen; B) verminderen omvang zorginstelling en C) verplaatsen zorginstellingen;
  • verminderen van het aantal overlastgevende personen;
  • verminderen van het aantal overlastgevende panden en horeca.

Bij de totstandkoming van het actieprogramma zijn alle stakeholders betrokken. Het draagvlak voor het proces en het actieprogramma is groot bij alle partijen; van de zorginstellingen en gemeentelijke diensten, tot aan deelgemeenten, corporatie en bewonersorganisaties.

Door in dit bestemmingsplan een minder flexibele bestemming voor panden aan te houden, ontstaat een geleidelijke ontwikkeling met een versterking van de woon- en kantoorfunctie.

Platform Huisvesting Bijzondere Doelgroepen (HBD): beleidskader en zonering.

Het in 2009 opgerichte Platform is erop gericht om structureel overleg te voeren tussen de partijen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor passende opvang, begeleiding en huisvesting van bijzondere doelgroepen. Deze partijen zijn: woningcorporaties, zorg- en justitiële instellingen en de gemeente Rotterdam. Het Platform Huisvesting Bijzondere Doelgroepen heeft gekozen voor een systematiek van zonering voor de vestiging van nieuwe residentiële voorzieningen (woonvoorzieningen). Zonering is van belang om ervoor te zorgen dat kwetsbare doelgroepen op passende locaties worden gehuisvest, daar waar het woonmilieu dit kan dragen. Ook helpt zonering om op het niveau van de stad en binnen deelgemeenten een evenwichtige verdeling van de huisvesting van bijzondere doelgroepen te realiseren.

De wijken Oud-Charlois, Hillesluis, Bloemhof, Oude Westen en Middelland behoren tot de categorie ontzien plus ('paarse wijken'). Daarvoor geldt: tegengaan van vestiging van nieuwe voorzieningen en verdunning van het aantal voorzieningen als er zich reële mogelijkheden voordoen. Vanaf 2006 geldt al een moratorium voor residentiële voorzieningen voor de 's-Gravendijkwal. Dat wil zeggen de gemeente Rotterdam geen medewerking verleent aan nieuwe voorzieningen voor bijzondere doelgroepen rond de 's-Gravendijkwal. In de praktijk komt deze aanpak neer op de volgende activiteiten:

  • Geen nieuwe residentiële voorzieningen in paarse gebieden;
  • Er worden 3 deelgemeenten (Charlois, Delfshaven, Feijenoord) ontzien voor wat betreft de nieuwe opgave voor Maatschappelijke Opvang (MO), omdat er in die deelgemeenten veel paarse en rode wijken voorkomen;
  • Het College heeft als uitgangspunt meegegeven, dat verdunning binnen deze 'paarse' wijken budgetneutraal en op vrijwillige basis moet plaats vinden.

Op basis van de zonering en protocol HBD zal de bestemming van panden in 'paarse wijken', waarvan de huur door een zorginstelling is of wordt opgezegd, worden veranderd, zodat er zich geen nieuwe voorzieningen kunnen vestigen.

2.3.17 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.