direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Pernis
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1009Pernis-oh01

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.

2.3.2 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar). 

2.3.3 Woonvisie Wonen in Rotterdam

Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.3.4 Visie Werklocaties 2030

Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de visie Werklocaties 2030 vastgesteld. Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).

De opgave van Rotterdam Zuid is vooral gericht op het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Ruimte voor de dynamiek van de haven, versterken van het food-cluster Barendrecht en Ridderster en ontwikkeling van grootschalige voorzieningenclusters.

2.3.5 Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010

Vastgesteld op 22 maart 2001 door de Rotterdamse gemeenteraad.
Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010 geeft de gemeente Rotterdam tot 2010 het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. In het RPR2010 zijn drie centrale ambities geformuleerd. Ze komen voort uit de beleidsdoelstellingen van de gemeente en uit wensen van bewoners, organisaties en bedrijven die zich hebben uitgesproken over ontwikkeling van de stad. Daarnaast berusten de ambities op een historisch-ruimtelijke schets van Rotterdam en op prognoses omtrent economie, de bevolking, de mobiliteit en de recreatie.. De ambities zijn alsvolgt: 'Rotterdam als gevarieerde en aantrekkelijke stad', 'Rotterdam als centrum in de zuidvleugel', Rotterdam als Europese stad met een wereldhaven. Het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 is.De drie ambities zijn de toetsstenen voor vijf sectorale wensbeelden: de woonstad, 'de ondernemende stad', 'de recreatieve stad', 'de mobiele stad' en 'de blauwe stad'. Voor deze vijf sectoren is vastgesteld wat voor 2010 de gewenst hoofdstructuur is, wat de belangrijkste projecten zijn en welke ruimteclaims daarmee gemoeid zijn.

2.3.6 Havenplan 2020

Vastgesteld op 16 september 2004 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het Havenplan 2020 beschrijft de visie van de gemeente op de havenontwikkeling en het (ruimtelijk) beleid waarmee de gemeente op deze ontwikkeling wil inspelen. Daarin wordt de toekomst van de haven geschetst, zoals de gemeente die ziet, in relatie tot de verwachte internationale economische ontwikkelingen, de economische structuur van de regio Rotterdam en de ruimtelijke ontwikkeling van de haven.

Het Havenplan 2020 is een plan op hoofdlijnen en biedt een kader voor gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Een bloeiende Rotterdamse haven is goed voor West-Europa, goed voor Nederland en goed voor stad en regio. Maar 'bloei' behoeft volgens het Havenplan 2020 wel specificatie. Vooral om te waarborgen dat de directe omgeving van de haven deelt in de voordelen. Om die reden heeft de gemeente Rotterdam drie doelstellingen voor de toekomst van de Rotterdamse haven:

  • versterken van de internationale concurrentiepositie vanuit het haven- en industriecomplex;
  • bijdragen aan de versterking van de economische structuur van stad en regio;
  • bijdragen aan een betere ruimtelijke kwaliteit en woon- en leefmilieu van de regio.

Aan de hand van streefbeelden zijn zes kwaliteiten voor de Rotterdamse haven uitgewerkt. Daarnaast zijn er vijf majeure opgaven:

  • 1. De veelzijdige haven heeft ruimte en faciliteiten voor het overslaan, uitpakken, verwerken en vervoeren van meer goederen. De veelzijdige haven is de vestigingsplaats voor nieuwe bedrijvigheid in de logistiek, de chemie en in de zakelijke en maritieme dienstverlening
  • 2. De duurzame haven levert faciliteiten en ruimte voor bedrijven die in clusters samenwerken, voorzieningen delen, elkaars restproducten gebruiken en nieuwe technieken ontwikkelen. In de duurzame haven wordt zo milieuvriendelijk en energie-efficiënt mogelijk gewerkt en wordt ruimte gereserveerd voor duurzame energie.
  • 3. De kennishaven is een aantrekkelijke werkplek voor goed opgeleid personeel. In de kennishaven wordt samengewerkt met opleidingen, bedrijven, en onderzoeksinstituten. Zo biedt deze ideale vestigingsmogelijkheden voor dienstverlenende en innovatieve bedrijven.
  • 4. In de snelle en veilige haven zijn knelpunten voor de bereikbaarheid via water, spoor, pijpleiding en weg opgelost. Duurzaam transport wordt binnen en buiten de haven zo veel mogelijk gestimuleerd en de snelle en veilige haven is een veilige afhandeling van transporten met gevaarlijke stoffen.
  • 5. In de attractieve haven is meer natuur, een zuidelijk gelegen strand bij Maasvlakte 2, mooi uitzichtpunten, recreatiemogelijkheden in en rond het havengebied en een compleet netwerk van fietspaden.
  • 6. De schone haven veroorzaakt minder overlast van stof en geluid en minder risico's rond gevaarlijke stoffen. In de havens dicht bij de stad ontstaat er milieuruimte voor een mix van haven- en stedelijke functies door het verschuiven van een aantal (intensive) activiteiten naar Maasvlakte 2. In de schone haven zijn woningbouw en bedrijvigheid op de noordelijke Maasoever per locatie afgestemd op de havenontwikkeling op de zuidelijke Maasoever

De vijf majeure opgaven voor de Rotterdamse haven:

  • 1. Aanleggen van Maasvlakte 2 (een nieuw havengebied in zee), voor containers, chemie en mogelijk nieuwe vormen van bedrijvigheid.
  • 2. De stadshavens (Waalhaven, Eemhaven, Merwehaven en Vierhavens) omvormen tot een gemengd gebied voor haven, wonen en werken.
  • 3. Werken aan een creatieve invulling van werken, wonen en recreëren, op de rechter Maasoever in combinatie met verdere groei van de bedrijvigheid op de linker Maasoever.
  • 4. Zo goed mogelijk (duurzaam) benutten van de bestaande (milieu)ruimte in het havengebied.
  • 5. Opheffen van knelpunten in de capaciteit en kwaliteit van regionale en nationale infrastructuur, met name de A15. Dit in combinatie met het opstellen van beleid om de bestaande infrastructuur zo goed mogelijk te benutten en zoveel mogelijk via water en spoor te vervoeren.

Deze kwaliteitsverbeteringen voor milieu en leefomgeving, het combineren van wonen in de nabijheid van een groeiende haven en het beter benutten en waar nodig verbeteren van de infrastructuur, zijn opgaven voor verschillende partijen, zoals de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf, omliggende gemeenten, stadsregio Rotterdam, provincie Zuid-Holland, rijksoverheid en de bedrijven. Samen gaan zij aan de slag om van de haven van 2020 een kwaliteitshaven te maken.

2.3.7 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020

Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.

2.3.8 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad
Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.

2.3.9 Horecanota Rotterdam 2007-2011

Vastgesteld op 15 maart 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe horecabedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: 1) minder regels en strakker toezicht, 2) de markt bepaalt en de gemeente schept de condities, 3) concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: 1) stimuleren van de groei van de horecasector, 2) verlichten van de lasten van de ondernemers, 3) beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde en 4) creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.

2.3.10 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van omgevingsvergunningen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.11 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2003

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 januari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.

2.3.12 Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte

Vastgesteld op 28 oktober 2009 door Burgermeester en Wethouders
Op 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte als vaste gedragslijn vastgesteld. Deze norm omschrijft waar en hoe groot ruimtes voor buitenspelen in de woon­omgeving dienen te zijn, zowel wat betreft locaties als stoepen, zodat kinderen en jongeren ruimte dichtbij huis hebben om te spelen en te sporten.