direct naar inhoud van 10.2 Vooroverleg
Plan: Katendrecht-Pols
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1007KatendrPols-oh01

10.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerp bestemmingsplan "Katendrecht Pols" toegezonden aan:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. BOOR
  • 3. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
  • 4. VROM-Inspectie
  • 5. Nederlandse Gasunie
  • 6. Havenbedrijf Rotterdam
  • 7. Waterschap Hollandse Delta
  • 8. Tennet Zuid-Holland
  • 9. Dienst Centraal Milieubeheer Rotterdam (DCMR)
  • 10. Rijkswaterstaat
  • 11. Nederlandse Gasunie
  • 12. Ministerie van Defensie
  • 13. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
  • 14. Kamer van Koophandel Rotterdam
  • 15. Deltalinqs
  • 16. Cultureel Erfgoed
  • 17. Stadsregio Rotterdam

Door de partijen vermeld onder 1 tot en met 8 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan hadden de overlegpartners 5 tot en met 8 geen inhoudelijke opmerkingen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.

10.2.1 Provincie Zuid-Holland

Buitendijkse ontwikkelingen

In het van kracht zijnde provinciale Waterplan 2010-2015 is aangegeven dat bij ruimtelijke ontwikkelingen buitendijks het uitgangspunt is dat het risico van overstromingen (kansen en gevolgen) wordt geminimaliseerd. In de plantoelichting worden wel uitgiftenpeilen en vloerpeilen genoemd, echter ontbreken de onderbouwing en juridische borging van deze peilen.

Reactie

De provincie stelt dat op dit punt onvoldoende rekening wordt gehouden met het provinciaal belang. In het provinciale Waterplan 2010-2015 is echter aangegeven dat het uitgangspunt bij buitendijks ontwikkelen is: zoveel mogelijk beleidsruimte voor gemeenten en een goed onderbouwd provinciaal belang. Aan de afbakening van het provinciaal belang en een normering voor buitendijks ontwikkelen met een grote kans op maatschappelijke ontwrichting bij een overstroming wordt thans gewerkt. Zolang hierover geen uitsluitsel is volgt de gemeente Rotterdam de huidige werkwijze voor buitendijkse ontwikkelingen. De werkgroep Uitgiftepeilen van Gemeentewerken Rotterdam adviseert voor een buitendijks gebied een uitgiftepeil, op basis van de huidige maatgevende hoogwaterstand en de stijging van de zeespiegel door klimaatverandering. Dit advies-uitgiftepeil wordt evenals het vloerpeil niet in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. Het bouwen in buitendijks gebied is op eigen risico en overheden kunnen niet voor schade door een overstroming aansprakelijk worden gesteld.

Waterkering

Artikel 10 van de verordening Ruimte zegt, dat andere bestemmingen binnen de beschermingszones en kernzones van primaire en regionale waterkeringen dan de bestemming primaire en/of regionale waterkering slecht toelaatbaar zijn voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor onderhoud, veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de kering(en). Het plan maakt nieuwbouw mogelijk op de waterkering. Niet duidelijk is wat de effecten hiervan op de kering zullen zijn. Dit aspect dient nader toegelicht te worden.

Reactie

Als het bestemmingsplan zonder meer bebouwing mogelijk zou maken binnen de zones van de waterkering dan zou inderdaad nader moeten worden toegelicht waarom dit geen significante belemmeringen voor de waterkering oplevert. In de regels van het bestemmingsplan is echter vastgelegd dat binnen de bestemming "Waterstaat-Waterkering" (de primaire bestemming) niet ten behoeve van de op de plankaart aangegeven onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning afgeven om conform de onderliggende bestemmingen te bouwen in de bestemming "Waterstaat-Waterkering". Hierbij dient een advies van de beheerder van de waterkering te worden verkregen. Hierdoor is geborgt dat in de bouwplanfase bouwwerken zodanig worden gerealiseerd dat hierbij de belangen van de waterkering niet worden geschaad.

Kantoren

Artikel 7, lid 3 van de verordening Ruimte schrijft voor dat, indien een plan ziet op de realisatie van nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1000m2 bruto vloeroppervlak per vestiging, dit in overeenstemming moet zijn met een regionaal afgestemd kantorenprogramma. In de toelichting moet hierover een verantwoording worden opgenomen.

Reactie

In hoofdstuk 4 van de plantoelichting van dit bestemmingsplan, de juridische planbeschrijving onder kantoren, is een onderbouwing opgenomen voor het kantorenprogramma dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Overigens is 30.000 m2 kantoren geschrapt.

10.2.2 BOOR
  • Op pagina 14, paragraaf 2.3.9. staat een verouderde tekst over Archeologiebeleid. Graag vervangen door aangeleverde tekst.
  • Ook paragraaf 3.1.1. is verouderd, vervangen door aangeleverde tekst.
  • De aanbevelingen, paragraaf 3.1.4 op pagina 18, graag aanpassen door aangeleverde tekst.


Reactie

Alle genoemde teksten zijn aangepast in de plantoelichting conform de door BOOR aangeleverde teksten.

10.2.3 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

In paragraaf 6.7.1 (Transport gevaarlijke stoffen over water) wordt met betrekking tot de Nieuwe Maas het volgende gesteld: "Volgens het Basisnet is dit stuk van de Nieuwe Maas een "groene" vaarroute waarvoor het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord. Hierbij moet voor wat betreft deze rivier een kanttekening worden gemaakt."

Hoewel de paragraaf de kanttekening nader beschrijft is de redenatie dat volgens het Basisnet dit stuk van de Nieuwe Maas een groene vaarroute is waarvoor het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord niet correct. Uit het definitief ontwerp Basisnet Water en de daarin opgenomen kaart met vaarwegen, alsmede bijlage 6 van de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen blijkt dat de Nieuwe Maas een "zwarte vaarweg" is waarbij, indien wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, een groepsrisico berekening en verantwoording noodzakelijk is.

Reactie

De Nieuwe Maas is ter plaatse van het plangebied inderdaad een binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwarte vaarroute), de stelling in het milieuonderzoek en het bestemmingsplan dat het om een "groene" vaarroute gaat is dus niet correct. Door Gemeentewerken is een notitie opgesteld waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het huidige en het toekomstige groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde liggen en dat de bijdrage aan dit groepsrisico door de ontwikkelingen in Katendrecht-Pols zeer gering is. In paragraaf 6.7.1 is dit thans vermeldt en is een verantwoording opgenomen.

In paragraaf 6.7.2. (Inrichtingen) wordt met betrekking tot het bedrijf Provimi gesteld dat er "een afstand van 20 meter als plaatsgebonden risico wordt aangehouden in verband met bereikbaarheid en een afstand van 50 meter in verband met een eventuele stofexplosie."

Het plaatsgebonden risico betreft het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar een persoon die onafgebroken en onbeschermd op de plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is" en heeft geen directe relatie met het aspect bereikbaarheid.


Reactie

Dat klopt, de zinsnede "in verband met bereikbaarheid" staat hier per abuis, dit is thans aangepast.

In de paragraaf externe veiligheid, wordt niet beargumenteerd of en om welke reden(en) Provimi een Bevi-inrichting is en of en welke invloed deze inrichting heeft op het plangebied Katendrecht Pols.


Reactie

Het bedrijf Provimi heeft géén invloed op het plangebied Katendrecht-Pols, zoals in de toelichting als volgt is aangegeven: "Het bestemmingsplan Katendrecht-Pols valt buiten de plaatsgebonden risicocontour en buiten de effectafstand voor dodelijke slachtoffers van Provimi". Voor het bestemmingsplan is het daarom niet relevant of Provimi wel of niet een bedrijf is dat onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt.

De VRR adviseert het College om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:


1. Voor de voorziene nieuwe gebouwen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hierdoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn. In nieuwe gebouwen dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.


2. De voorziene ontwikkelingen behoren te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District-Zuid.


3. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk Vooruit ("Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel".)


Reactie

De drie bovenstaande punten betreffen een algemeen advies van de VRR aan het College. Het belang van het "safe haven" principe en het uit kunnen schakelen van luchtverversingssystemen wordt onderschreven, dit kan echter niet in de regels van een bestemmingsplan worden geborgt. Voorlichting en instructie behoren evenmin tot het terrein van een bestemmingsplan.

De VRR geeft in haar reactie aan dat de bereikbaarheid van het plangebied en de bluswatervoorzieningen in orde zijn.

10.2.4 VROM-Inspectie

Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid

Paragraaf 6.7.2 van de toelichting beschrijft enkele inrichtingen met risicocontouren die niet vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen maar waarbij wel sprake is van negatieve veiligheidseffecten. Geadviseerd wordt om bij het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten rekening te houden met genoemde veiligheidsafstanden. De VROM-inspectie dringt aan op een onderzoek naar de mogelijke effecten van een calamiteit en om zo nodig maatregelen te treffen om de veiligheid van de bewoners te waarborgen.

Reactie

Ten aanzien van de effecten van een calamiteit bij deze inrichtingen (Provimi en Codrico) heeft een nadere beschouwing plaatsgevonden. Voor beide bedrijven geldt volgens de verleende milieuvergunning dat bij naleving van de voorschriften de kans op een stofexplosie met significante effecten op de omgeving nihil is. Als een calamiteit zich toch voordoet dan kan dit bij Provimi geen dodelijke slachtoffers tot gevolg hebben. Bij Codrico kunnen bij een calamiteit personen op de openbare weg en in het amusementscentrum gevaar lopen. Het gaat hierbij echter om een bestaande (vergunde) situatie. Het bestemmingsplan maakt thans geen nieuwbouw meer mogelijk binnen de effectafstand van Codrico, zodat dit gegeven geen rol speelt bij het bestemmingsplan.

De VROM-inspectie acht het wenselijk de gezamenlijke ruimtelijke ontwikkelingen van de bestemmingsplannen Katendrecht-Pols, Scharnier en Fenix te bezien in het licht van de groepsrisico. Geadviseerd wordt bij het opstellen van de bovengenoemde bestemmingsplannen aandacht te besteden aan het groepsrisico zoals dat wordt beïnvloed door alle met die plannen mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen.

Reactie

In het kader van de milieueffectrapportage-beoordeling zijn alle milieu-aspecten van deze drie plannen (waaronder externe veiligheid) gezamenlijk bezien. De toelichting is verduidelijkt op het punt van de gezamenlijke beschouwing van het groepsrisico.

Nationaal belang 10: Hoofdwatersysteem

In hoofdstuk 5 van de toelichting wordt vermeld, dat op Katendrecht-Pols artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is. Op 22 december is echter de Waterwet in werking getreden. Het gebruik van het rijkswaterstaatswerk is geregeld in het Waterbesluit. Verzocht wordt de toelichting hierop aan te passen.

Reactie

De toelichting is hier op aangepast.

Verzocht wordt om in de toelichting aandacht te besteden aan het uit het Nationaal Waterplan voortvloeiende beleid.

Reactie

De toelichting is, zoals de Wet ruimtelijke ordening dat voorschrijft, een toelichting op het plan. Omdat het genoemde beleid niet van invloed is geweest op dit bestemmingsplan wordt hieraan geen aandacht besteed.

In paragraaf 5.3.3 van de toelichting is ten onrechte opgenomen dat Rijkswaterstaat voor Rotterdam bij het plangebied de waterhoogte heeft bepaald. Verzocht wordt dit te schrappen.

Reactie

In paragraaf 5.3.3 wordt niet bedoeld te zeggen dat Rijkswaterstaat specifiek voor Rotterdam de waterhoogte heeft bepaald, de betreffende zinsnede is conform het verzoek van Rijkswaterstaat geschrapt.

Paragraaf 5.4.2 vermeldt, dat Rijkswaterstaat adviseert om een uitgiftepeil te hanteren van 3,9 meter boven NAP. Dit is een minimum advieshoogte, een actuele berekening is op dit moment niet uit te voeren. Aan deze berekeningsmethode kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. verzocht wordt dit te verwerken in de toelichting.

Reactie

Het gegeven dat het hier een advieshoogte betreft, die alleen in de toelichting van het bestemmingsplan wordt genoemd en niet in de regels, impliceert al dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend. Het is niet nodig dit expliciet in de toelichting te vermelden.

Nationaal belang 19: Nationaal cultureel Erfgoed

In de toelichting ontbreekt een cultuurhistorische analyse en een paragraaf waarin wordt aangegeven op welke wijze de cultuurhistorische aspecten in het plan zijn meegewogen en verwerkt. Verzocht wordt het bovenstaande in het bestemmingsplan te verwerken.

Reactie

In hoofdstuk 3.1 van de plantoelichting van dit bestemmingsplan zit een cultuurhistorische analyse. In aanvulling hierop is nog een aparte paragraaf "Cultuurhistorie" toegevoegd. Tevens is in hoofdstuk 4 van de plantoelichting een aparte paragraaf opgenomen waarin wordt beschreven welke wijze de cultuurhistorische aspecten in het plan zijn meegenomen.