direct naar inhoud van 4.9 Flora en fauna
Plan: Oostendam
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPODAM2010KERN-OH01

4.9 Flora en fauna

Deze paragraaf is een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals dat is opgenomen in Bijlage 6.

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied vormt geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het beleid van de provincie en de Natuurbeschermingswet 1998 staan de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming 

Het bestemmingsplan maakt enkele (kleine) ontwikkelingen mogelijk, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen mogelijk de volgende beschermde soorten voor:

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     dotterbloem, gewone kaardenbol en zwanenbloem

bosmuis, bunzing, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, veldmuis en woelrat

gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en middelste groene kikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen
rugstreeppad  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus  

Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen kunnen beschermde diersoorten worden geschaad. Er zal hierbij geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is, dient voorafgaand aan de werkzaamheden aan de watergang, een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. Dit geldt niet als gewerkt kan worden met een goedgekeurde gedragscode.

Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen, rugstreeppad (tabel 3, bijlage IV HR), danwel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

Conclusie

Gezien bovenstaande staat de Flora- en faunawet de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.