direct naar inhoud van 4.13 Ecologie
Plan: Bolnes Maasoever - Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPBOLN2012BOLNESMO-OH01

4.13 Ecologie

Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de oever van de Nieuwe Maas en het nieuw te ontwikkelen deel bestaat uit een gesaneerd braakliggend terrein met enig opgaand groen.

Beoogde ontwikkelingen

Binnen het plangebied zal woningbouw worden gerealiseerd, waarbij sprake is van:

  • bouwrijp maken grond;
  • verwijderen opgaand groen;
  • bouw van woningen.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de EHS. De Donckse griend, onderdeel van de EHS, grenst aan de oostzijde van het plangebied. Ook de Nieuwe Maas en de oevers aan de overzijde van de rivier (De Zaag) zijn onderdeel van de EHS. Circa 2,8 km ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPBOLN2012BOLNESMO-OH01_0020.png"

Figuur 4.9 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Soortenbescherming

Door Buro Maerlant is een ecologische quickscan en nader onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 12). Uit deze onderzoeken blijkt dat het plangebied leefgebied is van algemene broedvogels. Overige strikter beschermde soorten, waaronder rietorchis, rugstreeppad en kamsalamander zijn niet aangetroffen. Tevens komt de tiendoornige stekelbaars voor in een kleine waterpartij. Het bouwrijp maken heeft, indien wordt gewerkt in het broedseizoen effect op broedende vogels. Bij het dempen van de aanwezige waterpartij verliest de tiendoornige stekelbaars leefgebied. De tiendoornige stekelbaars is een zéér algemene niet beschermde soort. Vanuit de zorgplicht worden aanbevelingen gedaan voor verantwoord dempen. Doordat de waterpartij redelijk ondiep is, is het twijfelachtig of tiendoornige stekelbaars een strenge winter overleeft.

Toetsing 

Gebiedsbescherming

Het plangebied is gelegen nabij de EHS-gebieden Donckse griend, de Nieuwe Maas en De Zaag. De beoogde ontwikkelingen kunnen voor tijdelijke (geluids)verstoring zorgen in de natuurgebieden de Donckse griend en De Zaag, met name de broedvogels zullen hier last van hebben. Daarom dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (circa 15 maart t/m 15 juli) plaats te vinden.

Ten aanzien van het vorige gebruik als bedrijventerrein, zal er weinig veranderen of mogelijk zelfs een verbetering optreden. Er zal geen extra verstoring op het nabijgelegen natuurgebied zijn als gevolg van het nieuwe gebruik.

De ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot effecten op het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. De tussenliggende bebouwing, wegen en waterweg vormen zowel een buffer als bestaande verstoringsbron.

Soortenbescherming

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw, zoals veldmuis, egel en mol, omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • In het plangebied is nader onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de rietorchis, rugstreeppad en kamsalamander.

Conclusie

Het plan heeft geen negatieve effecten op de nabij gelegen EHS-gebieden Donckse griend, Nieuwe Maas, De Zaag en op het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Tijdens het ecologisch veldonderzoek zijn geen rugstreepppad, kamsalamander of orchideeën aangetroffen, waardoor er geen specifieke maatregelen hoeven te worden genomen om overtreding van de Ffw te voorkomen.