Plan: | Woongebied Ridderkerk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BP2018Woongebied-OW01 |
De gemeente Ridderkerk wil het grootste deel van de woongebieden binnen de kern in één nieuw bestemmingsplan ondervangen. De vigerende plannen in deze gebieden zijn deels verouderd of deels vervangen door beheersverordeningen. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar, en dat bestemmingsplannen digitaal vervaardigd dienen te worden en digitaal raadpleegbaar dienen te zijn.
Vanaf begin 2000 heeft Ridderkerk een groot deel van de bestemmingsplannen geactualiseerd. Deze plannen zijn destijds digitaal getekend maar voldoen niet aan de actuele digitale standaarden. Ondertussen is een deel van deze bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar en mede daarom deels reeds vervangen door beheersverordeningen. Vanwege de wens om het grootste deel van de woongebieden in één plan onder te brengen, is een nieuw bestemmingsplan - het voorliggende - opgesteld. Door de vigerende plannen te combineren in één nieuw plan is het mogelijk om vergelijkbare en eenduidige regels op te stellen en gebruiks- en bouwmogelijkheden in de woongebieden op elkaar af te stemmen. Hierdoor wordt in vergelijkbare situaties rechtsgelijkheid gecreëerd. In tabel 1.1 zijn de vigerende plannen binnen het plangebied benoemd. Het plangebied is op kaft weergegeven.
Vigerende plannen | Onherroepelijk/ Vastgesteld | Type plan | |
Slikkerveer Rivieroevers | 05-03-2009 | Bestemmingsplan | |
Slikkerveer | 25-11-2009 | Bestemmingsplan | |
Ridderkerk West | 09-09-2008 | Bestemmingsplan | |
Ridderkerk Oost | 29-06-2005 | Bestemmingsplan | |
Park Ringdijk Slikkerveer | 23-08-2013 | Postzegelbestemmingsplan | |
Woning Reijerweg tussen 2 en 4 | 01-02-2013 | Postzegelbestemmingsplan | |
Buurtgroen Bolnes en Slikkerveer | 27-02-2014 | Postzegelbestemmingsplan | |
Lift appartementengebouw Louise de Colignylaan | 11-01-2013 | Projectbesluit (3e wijziging van het bestemmingsplan Slikkerveer) |
|
Gezondheidscentrum | 24-11-2010 | Postzegelbestemmingsplan | |
Kievitsweg 71 | 26-10-2012 | Postzegelbestemmingsplan | |
Kievitsweg 107 | 22-02-2018 | Postzegelbestemmingsplan | |
Kievitsweg 119 | 10-09-2015 | Postzegelbestemmingsplan | |
Rioolgemaal P01 | 22-02-2013 | Postzegelbestemmingsplan | |
Hoveniersbedrijf Aardoom | 12-11-2010 | Postzegelbestemmingsplan | |
Herstructurering woongebied centrum | 02-07-2015 | Postzegelbestemmingsplan | |
Ontwikkeling Reyerpark | 01-11-2013 | Postzegelbestemmingsplan | |
Sportpark Reijerpark | 04-07-2017 | Postzegelbestemmingsplan | |
Appartementengebouw Graaf van Hoornsestraat | 05-05-2015 | Wijzigingsplan | |
Rotonde Vondellaan - Vlietlaan | 26-03-2015 | Postzegelbestemmingsplan | |
Ridderkerk-Zuid | 12-09-2013 | Beheersverordening | |
Rijkswegen en het Oosterpark | 12-12-2013 | Beheersverordening | |
Woude | 24-03-2014 | Beheersverordening |
Tabel 1.1 Vigerende plannen binnen het plangebied
Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat dit bestemmingsplan geen (grote) nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. De bestemmingen gaan uit van het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing, zoals ook eerder al was toegestaan. Een verkenning heeft plaatsgevonden van het feitelijk gebruik van de panden en gronden in het plangebied. Deze verkenning is vanaf de openbare weg uitgevoerd. Daarnaast sluit het bestemmingsplan ook aan op de inhoud van de wijkprogramma's Slikkerveer, West, Oost en Drievliet en Bolnes. Deze wijkprogramma's zijn verder beschreven in hoofdstuk 3 (ruimtelijke analyse).
Waar mogelijk zijn in het bestemmingsplan zogenaamde eindbestemmingen opgenomen. Dat wil zeggen dat er binnen deze bestemmingen sprake is van een directe bouwtitel en dat geen uitwerking of wijziging meer nodig is. De bestemmingen zijn tevens gedetaileerd van opzet. Op enkele locaties waar in de toekomst ontwikkelingen zijn voorzien, is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierbij kan door middel van een wijzigingsprocedure de voorgenomen ontwikkeling geconcretiseerd kan worden. Het betreft een voortzetting van de planologische mogelijkheden uit de voorgaande plannen. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de juridische regeling van het plan.
Het bestemmingsplan bestaat uit een Toelichting, de Regels en de geometrisch bepaalde bestemmingen (de verbeelding). De toelichting bevat de nadere onderbouwing van de bestemmingslegging zoals in de regels en de verbeelding zijn gemaakt.
Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de beleidskaders die op het plangebied van toepassing zijn. Hoofdstuk 3 behandelt de ruimtelijke analyse van het plangebied. Dit is gebeurd aan de hand van de wijkprogramma's. Hoofdstuk 4 geeft vervolgens een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. De economische uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat tenslotte de toelichting op de juridische regeling.
Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Paragraaf 2.2 gaat in op het Rijksbeleid. Paragraaf 2.3 behandelt het provinciale en regionale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 2.4. Paragraaf 2.5 geeft vervolgens de conclusies.
Het Rijks- en provinciaal beleid zoals hieronder beschreven geven geen aanleiding voor specifieke keuzes of ontwikkelingen in het plangebied. Op gemeentelijk niveau wordt door middel van de omgevingsvisie en de wijkprogramma's richting gegeven aan de gewenste ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan sluit hierbij waar mogelijk aan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (11 september 2020)
Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, de leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Ook internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio's vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet is op 11 september 2020 één rijksvisie op de leefomgeving vastgesteld: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:
- Een klimaatbestendige delta;
- Duurzaam, concurrerend en circulair;
- Kwaliteit van leven in stad en dorp;
- Nabijheid en betrouwbare verbindingen;
- Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk.
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
1. Naar een duurzame en concurrerende economie;
2. Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
3. Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
4. Naar een waardevolle leefomgeving.
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Hierbij worden drie inrichtingsprincipes gehanteerd die helpen om in een specifieke casus of gebied bij botsende belangen een zorgvuldige weging tussen nationale belangen te maken. Die inrichtingsprincipes zijn:
1. Combineren boven enkelvoudig;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
3. Afwentelen voorkomen.
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke plannen, zoals dit bestemmingsplan, moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco).
In het Barro is de waterkering rondom de Nieuwe Maas en de Noord aangeduid. Deze is in het bestemmingsplan door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' van een beschermende regeling voorzien. Door middel van deze regeling worden de eisen ten behoeve van waterveiligheid van het achterliggende gebied gewaarborgd.
Daarnaast zijn in het Barro buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. Overeenkomstig de Structuurvisie Buisleidingen is aan de noordwestzijde van het plangebied, middels de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' een reservering voor een buisleidingenstrook (voor toekomstige leidingen) opgenomen. Een beschrijving van het externe veiligheidsaspect hierbij is opgenomen in paragraaf 4.7.
Ten noordwesten van het plangebied bevinden zich twee waterwingebieden. Rondom deze waterwingebieden bevinden zich een grondwaterbeschermingsgebied en een boringsvrije zone. In paragraaf 4.2 is de uitwerking van dit grondwaterbeschermingsgebied voor het plangebied beschreven.
Binnen het plangebied zijn tevens een aantal belangrijke groenstructuren aanwezig, waaronder het Oosterpark en in Slikkerveer.
Voor het overige geeft het Barro geen specifieke regels voor dit bestemmingsplan.
Omgevingsbeleid Zuid-Holland
Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland haar 'Omgevingsbeleid' vastgesteld. Het omgevingsbeleid omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving in Zuid-Holland. Het bestaat uit drie hoofdinstrumenten: de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma en de omgevingsverordening. De omgevingsvisie schetst de beleidskaders; de strategische ambities, beleidsdoelen en -keuzes voor de toekomst van de fysieke leefomgeving van Zuid-Holland. In het omgevingsprogramma zijn deze nader uitgewerkt in maatregelen die de provincie treft. De omgevingsverordening stelt de juridische kaders; instructieregels voor andere overheden en direct werkende regels voor burgers en bedrijven. De provincie wijzigt de verschillende onderdelen wanneer daartoe aanleiding is; de laatste integrale herziening (Herziening 2021) is op 2 februari 2022 door Provinciale Staten vastgesteld en op 15 maart 2022 in werking getreden.
Omgevingsvisie Zuid-Holland
De omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid voor de gehele fysieke leefomgeving van de provincie Zuid-Holland.
Ambities, beleidsdoelen en beleidskeuzes
Naast de algemene sturingsfilosofie en een analyse van de huidige situatie van Zuid-Holland, schetst de provincie in de omgevingsvisie haar toekomstgerichte beleid in zeven provinciale vernieuwingsambities:
Deze zeven vernieuwingsambities zijn geconcretiseerd in 20 beleidsdoelen, die omschrijven aan welke maatschappelijke opgaven de provincie werkt. De beleidsdoelen zijn vervolgens uitgewerkt in beleidskeuzes.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De essentie en samenhang van de verschillende ruimtelijke keuzes uit de omgevingsvisie is gevat in de ruimtelijke hoofdstructuur. Opgebouwd uit verschillende kaartbeelden vormt de ruimtelijke hoofdstructuur een integraal kaartbeeld dat inzichtelijk maakt hoe de strategische beleidskeuzes van de provincie ruimtelijk samenkomen. Afbeelding 2.1 geeft de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland weer.
Afbeelding 2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland: ruimtelijke hoofdstructuur
Uitgangspunten en kaders voor de fysieke leefomgeving
Bij het vormgeven en uitvoeren van de ambities hanteert de provincie de volgende uitgangspunten en kaders voor de fysieke leefomgeving:
Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen
De provincie Zuid-Holland geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. Uitgangspunt van het kwaliteitsbeleid is een 'ja, mits'-beleid: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van Zuid-Holland bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengebracht in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten, gebiedsprofielen en enkele bepalingen in de omgevingsverordening.
De kwaliteitskaart toont de kwaliteitsambities van de provincie. De belangrijke gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland zijn weergegeven in vier lagen: de laag van de ondergrond, laag van de cultuur- en natuurlandschappen, laag van de stedelijke occupatie en laag van de beleving. De integrale kwaliteitskaart vat de vier lagen in één kaartbeeld samen. Met behulp van de kwaliteitskaart houden betrokken partijen bij ruimtelijke ingrepen rekening met de gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van een gebied. De kwaliteitskaart biedt randvoorwaarden voor het maken van integrale afwegingen, die nader zijn geconcretiseerd in richtpunten. De richtpunten beschrijven de bestaande kenmerken en waarden, en de wijze waarop ruimtelijke ontwikkelingen daarmee rekening kunnen houden. De kwaliteitskaart en bijbehorende richtpunten zijn regionaal vertaald in verschillende gebiedsprofielen. Deze gebiedsprofielen fungeren niet als toetsingskader, maar als handreiking voor het gebiedsspecifiek omgaan met ruimtelijke kwaliteit.
Omgevingsverordening Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft op 20 februari 2019 de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. Sindsdien zijn verschillende (partiële) herzieningen doorgevoerd. De Herziening 2021 is door Provinciale Staten op 2 februari 2022 vastgesteld. De omgevingsverordening bevat instructieregels. Die hebben een directe doorwerking in bestemmingsplannen. Ze hebben vooral betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen. Aangezien dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn de meeste instructieregels in mindere mate van belang voor dit bestemmingsplan.
De gemeente Ridderkerk heeft veel verschillende wijken met allemaal een eigen karakter. Samen vormen ze een unieke gemeente om te leven en te werken. Om dit unieke karakter optimaal te benutten legt de gemeente de kaders van het beleid tot 2035 vast in een Omgevingsvisie, vastgesteld in 2017. Deze visie geeft richting aan toekomstige ontwikkelingen en laat ruimte voor initiatieven vanuit de Ridderkerkse samenleving. De visie is de basis voor alle (gemeentelijke) plannen.
De identiteit, het karakter van Ridderkerk is aansluitend op de structuurvisie uit 2009, in drie kernwaarden samen te vatten: 1. Sterke wijken, goed verbonden; 2. Groen-blauwe oase; 3. Kloppend hart.
Sterke wijken, goed verbonden
De wijken van Ridderkerk, veelal ontstaan als dorpen, zijn een absolute kernwaarde van Ridderkerk. Veel mensen waarderen vooral de identiteit die de verschillende wijken kenmerkt: Slikkerveer met zijn typerende woningen uit de jaren 30, Rijsoord en Oostendam als typische dijkdorpen, Bolnes met de nog steeds aanwezige historische watergerelateerde bedrijvigheid en het centrum van Ridderkerk, centraal gelegen in de gemeente. De sociale cohesie binnen de wijken is sterk. Dat uit zich in een sterk en hecht verenigingsleven en het feit dat nieuwe bewoners niet kiezen voor Ridderkerk, maar specifiek willen wonen in één van de wijken. De wijken Bolnes, Slikkerveer en Drievliet hebben een levendig wijkwinkelcentrum.
Groen-blauwe oase
De aanwezigheid van een rijke, stevige, groene infrastructuur, die de rand van Ridderkerk in een groene jas hult en de woon- en werkgebieden dooradert, is een belangrijke kernwaarde om te behouden en te versterken. Deze groene gebieden en het water dienen als buffer tegen de verstedelijkingsdruk van de regio Rotterdam en de regio Drechtsteden. Daarnaast dragen de groene gebieden en het water bij aan een aantrekkelijke gemeente om in te wonen, werken en recreëren en een aantrekkelijk leefklimaat. De ‘groen-blauwe kraag’ van Ridderkerk is samengesteld uit de bestaande grotere groengebieden Oosterpark, Reyerpark, Donckse Bos en Donckse velden, de Gorzen, de Grienden en het Waalbos en uit de rivieren de Noord, de Nieuwe Maas en de Waal. Recent heeft de nieuwe inrichting van de Crezéepolder als getijdepark die groene omhulling versterkt.
Kloppend hart
Ridderkerk is uniek vanwege de centrale ligging van bedrijventerrein Donkersloot. Ongeveer de helft van het aantal werknemers in Donkersloot woont ook in Ridderkerk. Daarnaast kenmerkt de Ridderkerker zich door een hoge arbeidsethos. Ridderkerk heeft een werkend en kloppend hart, waar een grote diversiteit aan bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en winkels aanwezig is.
Afbeelding 2.1 Wijken van Ridderkerk (bron: Omgevingsvisie Ridderkerk)
Het wijkprogramma vormt de basis voor jaarplannen waarin concrete acties zijn opgenomen. In het programma is een overzicht opgenomen van projecten en initiatieven die verder uitgewerkt moeten worden of waarvan de haalbaarheid moet worden onderzocht. Het wijkprogramma heeft geen juridische status. Het is een document dat richting en sturing geeft aan de ontwikkelingen in de wijk voor de komende 10 jaar. In dit bestemmingsplan is aangesloten op de visie zoals deze is neergelegd in het wijkprogramma. Een uitgebreidere beschrijving van die visie is opgenomen in hoofdstuk 3.
Het einde van fossiele brandstoffen is in zicht. Er is een transitie gaande naar CO2-arme energievoorzieningen; woningen zullen op een andere manier verwarmd worden, we zullen ons met behulp van andere energiebronnen verplaatsen en het landschap zal daardoor veranderen. Hoe ziet dit eruit in Ridderkerk? En hoeveel hernieuwbare energiebronnen hebben we eigenlijk nodig om in 2050 aan de totale energievraag van Ridderkerk te kunnen voldoen? Daarnaast is ook de inrichting van de openbare ruimte, met het oog op klimaatadaptatie, een aandachtspunt.
Doel
In het Milieu- en Duurzaamheidsprogramma van de gemeente Ridderkerk is als doel gesteld om 40% CO2 te reduceren in 2030 ten opzichte van 1990. Dit kan bereikt worden door energieprestatieverbeteringen, efficiëntere en zuinigere energieverbruik en door het verduurzamen van woningen en gebouwen. Belangrijke rode draden in de projecten om deze doelstellingen te bereiken zijn: energiebesparing, duurzame nieuwbouw, duurzame energieopwekking, mobiliteit en vervoer en de samenwerking met partners.
Het document 'Warmtevisie Ridderkerk, de route naar 2050' is op 10 december 2020 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit document omvat de route naar een aardgasvrij Ridderkerk in 2050 en is met behulp van inwoners, netwerkbeheerder Stedin en verhuurder Wooncompas opgesteld.
In de Klimaatvisie Ridderkerk is de route die de gemeente voor ogen heeft uitgestippeld. Dit doet de gemeente samen met partners en inwoners, op weg naar een duurzaam 2050; een samenleving die bijna CO2-neutraal is, klimaatbestendig en circulair. De Klimaatvisie gaat over 8 thema's: energiebesparing, energie opwekking, energie opslag, aardgasvrij wonen, duurzame mobiliteit, een circulaire samenleving, klimaatadaptatie, milieu: bodem, ondergrond, luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid. Uitgangspunten hierbij zijn haalbaarheid en betaalbaarheid. Dit betekent dat de weg stap voor stap maar wel gestaag wordt bewandeld.
De gemeente Ridderkerk heeft circa 70 accommodaties in eigendom. Dit vastgoed ondersteunt de gemeente bij het realiseren van haar maatschappelijke doelstellingen op diverse beleidsterreinen, zoals onderwijs, kinderopvang, sport, cultuur, welzijn en zorg. In het collegeprogramma 2014-2018 is de uitvoering van een verbreed onderzoek naar alle accommodaties benoemd. Tevens is opgenomen dat de visie op maatschappelijk vastgoed en samenhangend beleid ten aanzien van de gemeentelijke gebouwen wordt ontwikkeld. Om uitvoering te geven aan bovenstaande ambities is het Integraal Accommodatie Plan (IAP) voor het maatschappelijk vastgoed van de gemeente Ridderkerk opgesteld, dat op 14 april 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Het integraal accommodatieplan zorgt voor vernieuwing en optimalisatie van de accommodaties in de gemeente Ridderkerk. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Het IAP toont maatschappelijke kansen en biedt oplossingen voor de knelpunten in voornamelijk de sport- en onderwijsaccommodaties. Maatschappelijk vastgoed is echter een dynamisch onderwerp waarbij buiten de hiervoor vermelde wensen en knelpunten de komende jaren zeker nieuwe huisvestingsvraagstukken naar voren zullen komen. Door uit te gaan van het beleid, de huidige kennis van de accommodaties en de inzichten die zijn verkregen door het opstellen van het IAP zal hier in de toekomst makkelijker op geanticipeerd kunnen worden binnen het integrale kader van dit plan.
In de Actualisatie IAP (13 juni 2019) zijn vervolgens alle omkeerbare projecten van het IAP en nieuwe ontwikkelingen behandeld. Het in 2016 vastgestelde uitvoeringsprogramma Integraal Accommodatie Plan blijft gelden, tenzij in deze Actualisatie een ander scenario is omschreven.
De welstandscriteria vormen een vangnet om plannen te weren, die niet in de gemeente passen. Dit is het primaire doel van welstandstoezicht. Het kan voorkomen, dat de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn voor de beoordeling, maar dat het project wel voldoet aan redelijke eisen van welstand. Burgemeester en Wethouders kunnen daarom na schriftelijk en gemotiveerd advies hiervan afwijken. Voor het geven van een advies over dergelijke gevallen zijn algemene criteria opgenomen, die ingaan op de kwaliteiten van goed vakmanschap en dienen om de bijzondere zeggenschap te beargumenteren. In de praktijk zal gelden, dat aan een plan hogere eisen worden gesteld naarmate het zich meer van zijn omgeving onderscheidt.
De welstandsnota koppelt inhoudelijke kennis aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures.
De gemeenteraad van Ridderkerk heeft op 1 juli 2021 de Woonvisie Ridderkerk 2021-2026 vastgesteld. De Woonvisie vormt een actueel kader voor het woonbeleid. De woonvisie wordt leidend bij de initiëring en uitvoering van nieuwe woningbouwontwikkelingen en gaat fungeren als beoordelingskader voor het college en de gemeenteraad.
In de Woonvisie is voorgesteld meer woningen te bouwen tot 2030 dan het bod dat in 2018 voor het Regioakkoord is gedaan. De meest recente Trendraming van de woningbehoefte van de provincie Zuid-Holland uit 2019 duidt op een grotere woningbehoefte dan in het Regioakkoord is benoemd. Dit betekent in ieder geval een opgave van afgerond 900 woningen voor de periode 2021 tot 2030. Maar de opgaven en knelpunten in de woningmarkt zijn zo groot, dat de gemeente meer ruimte wil geven voor woningbouw in Ridderkerk. Voorwaarde is wel, dat de kwaliteit van de plannen goed is en de plannen inspelen op de gemeentelijke visie en beleid. Meer realiseren dan de gemaakte regionale woningmarktafspraken (uit 2019) betekent ook dat de gemeente voor dit surplus wil openstaan voor het extra toevoegen van sociale corporatievoorraad. Daarnaast is per wijk aangegeven aan welk type woningen het meeste behoefte is.
Op 7 juli 2020 heeft de gemeenteraad van Ridderkerk de Groenvisie Ridderkerk vastgesteld. Hierin ambieert Ridderkerk de groenste gemeente van het eiland IJsselmonde te worden. In de visie schetst de gemeente de huidige groensituatie en wordt aan de hand van zes ambities weergegeven hoe haar doel van een 'sterk Ridderkerk waar bewoners gelukkig en gezond zijn' wil behalen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Omgevingsvisie waarin het versterken van groen-blauwe netwerken een grote rol speelt. De Groenvisie vloeit dan ook voort uit de Omgevingsvisie. De zes ambities zijn:
De belangrijkste groene gebieden in het woongebied zijn bestemd als 'Groen'. Daarnaast zijn de belangrijkste watergangen en open water bestemd als 'Water'. Door in het bestemmingsplan deze gebieden als zodanig te bestemmen, dragen we bij aan het waarborgen van de ambities uit onze Groenvisie.
Op basis van de geluidsbelastingkaart heeft het college het Actieplan geluid 2019-2023 vastgesteld. Het doel is om zoveel mogelijk woningen onder de plandrempel te krijgen en het aantal (ernstig) gehinderden en slaapverstoorden terug te dringen. In dit Actieplan zijn concrete maatregelen opgenomen om dat doel te bereiken. De gemeenteraad heeft het Actieplan op 15 oktober 2019 vastgesteld.
Het Rijks- en provinciaal beleid geven geen aanleiding voor specifieke keuzes of ontwikkelingen in het plangebied. Op gemeentelijk niveau wordt door middel van de omgevingsvisie en de wijkprogramma's richting gegeven aan de gewenste ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan sluit hierbij waar mogelijk aan.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Voorop staat het opstellen van een goede juridische regeling voor de beheerssituatie voor de komende 10 jaar in het gebied. Hieronder wordt per deelgebied (wijk) een visie op het gebied uiteengezet, gebaseerd op de omgevingsvisie en de wijkprogramma's. Omdat het bestemmingsplan conserverend is, zijn geen (grote) ontwikkelingen in het plan mogelijk gemaakt. Waar mogelijk zijn de beleidsdoelstellingen wel mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door de bestaande hoofdgroenstructuren als zodanig te bestemmen, de bestaande infrastructuur van een verkeersbestemming te voorzien en de bestaande voorzieningen als zodanig te bestemmen.
Slikkerveer
Slikkerveer is een levensloopbestendige wijk, waar zowel jongeren, gezinnen als ouderen naar tevredenheid wonen. Er is een variatie aan woningen voor alle groepen. Ouderen kunnen in Slikkerveer zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Voorzieningen, welzijn en zorg zijn op elkaar afgestemd en goed bereikbaar. De zorg is dichtbij de bewoners, jong en oud. Slikkerveer is een gemeenschap waarin de bewoners zelfstandig functioneren en participeren. Alle doelgroepen vinden er een fijne plek om te leven en hebben hulp binnen handbereik wanneer ze die nodig hebben. Belangrijk blijven de buren en het contact met hen, met name voor ouderen. In Slikkerveer zijn voldoende mogelijkheden om anderen te ontmoeten. Het dorpse karakter van Slikkerveer komt tot uitdrukking in de inrichting van de wegenstructuur. Daarnaast blijft Slikkerveer een wijk met een menging aan functies. Juist die menging van kleinschalige bedrijvigheid in de woongebieden houdt de wijk levendig. Het winkelhart van de wijk, het Dillenburgplein, is levendig en veilig voor zowel bezoekers als ondernemers.
De wijk is groen, schoon, veilig en aantrekkelijk. Het groene karakter van Slikkerveer behouden we en waar mogelijk wordt het verder versterkt. Naast groen is ook water een beeldbepalend element in de openbare ruimte. Verder is er ruimte voor het uitlaten van honden, spelen, wandelen, fietsen en verblijven. De jeugd heeft een passende plek om te verblijven en te spelen. De cultuurhistorisch waardevolle elementen worden behouden en onderhouden.
In de afgelopen jaren heeft er een grootschalige herstructurering plaatsgevonden rond de Prinses Margrietstraat/Graaf Janstraat. Onder andere is hier een gezondheidscentrum gerealiseerd.
Ridderkerk-West
In de wijk Ridderkerk-West komen naast woningen ook kantoren, bedrijven, winkels, horeca, maatschappelijke en recreatieve voorzieningen voor. De kwaliteit van de bebouwing is over het algemeen goed te noemen.
Ridderkerk-Oost
Wat betreft het totaalbeeld voor de wijk maakt de gemiddeld goede kwaliteit van de woningvoorraad ingrijpende investeringen als sloop en nieuwbouw overbodig. Behoud van de kwaliteit van de wijk staat hier voorop. Ten behoeve van met name ouderen is, via woningaanpassingen, wel een uitbreiding van het aantal levensloopbestendige woningen wenselijk. Het aantal (huur)woningen dat geschikt is om een dergelijke uitbreiding te realiseren, is echter gering. De huurwoningvoorraad omvat daarvoor teveel eengezinswoningen en kleinere appartementen. De conclusie is dan ook dat het toevoegen van levensloopbestendige woningen in Ridderkerk-Oost problematisch is.
Drievliet
Bij het ontwikkelen van Drievliet is vooral aandacht voor het samenleven van mensen. Drievliet moet zich verder ontwikkelen tot een woonwijk waarin iedereen (jong en oud) een plek heeft. Dit kan niet alleen ruimtelijk worden opgelost, maar vraagt ook wat van de mensen zelf en hoe ze met elkaar omgaan. Drievliet moet het groene karakter behouden en we moeten dat groene karakter versterken. Daarnaast moet de buitenruimte ruimte bieden om veilig te kunnen spelen, recreëren, ontmoeten, lopen, fietsen en parkeren. In de toekomst blijft de wijk voor iedereen goed bereikbaar. Ook kunnen mensen gemakkelijk en veilig reizen naar de omliggende groene recreatiegebieden en andere naastgelegen wijken. Er is een ruim aanbod aan voorzieningen in Drievliet, afgestemd op de behoeften van de bewoners. Er zijn veel ontmoetingsmogelijkheden voor alle leeftijden. Drievliet is door alle ontwikkelingen en verbeteringen een fijne, groene en rustige woonwijk om in te wonen en te leven. Starters, gezinnen en ouderen kunnen hier een woning vinden, die aan hun eisen voldoet.
Oosterpark
Ten zuiden van de wijken Ridderkerk-Oost en Drievliet ligt het recreatiegebied Oosterpark. Het gebied wordt begrensd door de Oosterparkweg aan de noordkant en de A15 aan de zuidkant. In recreatiegebied Oosterpark zijn diverse wandel- en fietspaden. Voor paarden is er een ruiterroute. Centraal in het gebied ligt een zandstrand met zwemvijver.
Het plangebied 'Woongebied Ridderkerk' bestaat uit verschillende woonwijken met winkelvoorzieningen, bedrijvigheid, sport- en speelgelegenheid, onderwijs-, zorg- en culturele voorzieningen. Hieronder wordt een en ander per deelgebied nader uiteen gezet.
Slikkerveer
Het grootste deel van het woongebied van Ridderkerk ligt tussen de rijksweg A15 en de Rotterdamseweg. Alleen de kernen Bolnes en Slikkerveer hebben zich ontwikkeld ten noordoosten van de Rotterdamseweg. Door het profiel en de inrichting van de Rotterdamseweg vormt deze weg een duidelijke ruimtelijke scheiding tussen Slikkerveer en het aan de zuidwestelijke zijde van de weg gelegen woon- en centrumgebied van Ridderkerk.
Bebouwing
De belangrijkste ruimtelijke kaders worden gevormd door het hoge dijklichaam van de Ringdijk, het ruime profiel van de Rotterdamseweg en het groene en relatief open landgoed van Huys ten Donck. Slikkerveer ligt relatief laag ten opzichte van de dijk. Deze lage ligging wordt met name aan de noord- en noordoostelijke zijde van Slikkerveer versterkt doordat daar de buitendijkse bebouwing hoog aan de dijk is gesitueerd en uitziet over de bebouwde polder.
Binnen de genoemde ruimtelijke kaders vormen de Kievitsweg, de Willemstraat en de Oranjestraat de belangrijkste structuurassen. Veel wegen eindigen op de Kievitsweg, waarbij het ruimtelijk beeld wordt opgevangen door de markante bebouwing. De Kievitsweg vormt daardoor een strakke beëindiging van het rechte bebouwingspatroon van Slikkerveer.
De assen van de Kievitsweg en de Willemstraat vormen een ruimtelijke scheiding tussen de ter weerszijden van de weg tot ontwikkeling gekomen woon- en centrumgebieden. Ten zuidoosten van de Willemstraat bestaat de bebouwing met name uit lange rijen van grondgebonden eengezinswoningen, ten noordwesten voor een belangrijk deel uit meergezinshuizen. Binnen de min of meer centraal gelegen meergezinshuizen heeft zich een klein centrumgebied ontwikkeld.
Het gebied ten noordoosten van de Kievitsweg vormde reeds lange tijd een dorpsgebied waarbinnen zich een zekere ruimtelijke samenhang heeft ontwikkeld. Het gebied ten zuidwesten van deze weg is lange tijd onbebouwd gebleven. Naast een paar historische boerderijen komt hier ook nog een oude waterloop met onder meer een karakteristieke beplanting van knotbomen voor. Deze wordt versterkt door het geluidsscherm aan de zijde van de Rotterdamseweg.
De oorspronkelijke gefaseerde en planmatig ontwikkelde dorpsplattegrond van Slikkerveer is nog goed afleesbaar aan de hand van de bebouwingsstructuur, het wegenpatroon en de woningtypologie:
In een groot deel van het plangebied is met betrekking tot de beleving van de ruimte en het straatbeeld sprake van een verschil in noord-zuid- en oost-westrichting. Het straatbeeld van een groot aantal noord-zuidgerichte wegen (met name ten oosten van de Willemstraat) wordt bepaald door het rechte wegenpatroon en de sterke wandvorming door de relatief dicht op de weg gebouwde en vaak eenduidig vormgegeven woningen. Dit beeld wordt op meerdere plaatsen doorsneden met relatief brede, oost-westgerichte en minder intensief bebouwde zones, waarbinnen het beeld van de straat wordt bepaald door de beleving van bredere en veelal ook groenere ruimten.
De belangrijkste (toegankelijke) groengebieden - binnen het plangebied - betreffen een centraal in Slikkerveer gelegen groen- en waterverbinding langs de Stadhouderslaan en de Reijerweg. Hieraan ligt ook het eigentijdse centrumgebied van Slikkerveer, het Electropark en de noordelijke groenzone langs de dijk vanaf de Reijerweg tot aan de Randweg.
Op meerdere plekken komt een zeer karakteristieke bebouwing voor, in het bijzonder aan de Ringdijk, Willemstraat en Kievitsweg. Deels betreft dit oudere en als cultuurhistorisch waardevol aangemerkte bebouwing; deels gaat het om bebouwing die bijzonder strategisch gelegen is ten opzichte van bijvoorbeeld structuur- of zichtassen.
Groen en water
Slikkerveer wordt gekenmerkt door een relatief dichte bebouwingsstructuur maar bezit, door de veelheid aan groen in de randzones, een groene setting. Deze groene setting komt ook terug langs de Benedenrijweg en de Willemstraat, waar een meer open bebouwingsstructuur is, met relatief diepe achtertuinen.
De groenstructuur sluit in grote lijnen goed aan bij de ruimtelijke bebouwingsstructuur van Slikkerveer, de ligging van het centrum accentueert en het historisch ruimtelijk onderscheid verduidelijkt tussen het noordoostelijke en het zuidwestelijk deelgebied. Met name bij de bredere dwarsassen van de Prinses Margrietstraat, de Johann Sebastian Bachstraat/Juliana van Stolbergstraat en de Amaliastraat komt de groenstructuur echter gefragmenteerd over. Hierdoor is een potentiële meerwaarde van een ruimtelijk onderscheid tussen het meer "stenige" karakter van de lengteassen en het "groene" karakter van de dwarsassen op dit moment slechts ten dele te ervaren. Slikkerveer heeft door de groene randzones en de centraal gelegen voorzieningen rondom het Dillenburgplein en in mindere mate rondom Prinses Margrietstraat haar eigen karakter evenwel weten te behouden.
Verkeer
Opvallend aan Slikkerveer is dat de wijk aan alle zijden door wegen wordt omringd, maar dat het aantal aansluitingen van de kern op de hogere wegenstructuur, het centrum en de overige wijken beperkt is. Binnen Slikkerveer zelf wordt de wegenstructuur bepaald door een min of meer orthogonaal wegenpatroon dat op een enkele plaats aansluit op de omliggende wegen.
Op diverse punten is echter wel een aansluiting voor het langzaam verkeer aanwezig. De min of meer geïsoleerde positie van Slikkerveer ten opzichte van de "hogere" wegenstructuur en ten opzichte van het centrum en de overige woongebieden van Ridderkerk heeft als voordeel dat de wijk in belangrijke mate is gevrijwaard van het intensief zwaar verkeer van en naar de aangrenzende bedrijventerreinen van Donkersloot en de Ringdijk. Toch is Slikkerveer niet gevrijwaard van enig zwaarder zoekverkeer en sluipverkeer door de woonwijk naar de bedrijventerreinen.
Ridderkerk-West
De ruimtelijk-functionele samenhang van Ridderkerk-West lijkt gecompliceerd. De historische ontwikkeling heeft tezamen met de directe nabijheid van het historische centrum en de binnen het deelgebied gelegen oude structuurlijnen (zoals de Lagendijk en de Blaakwetering) geleid tot een zekere organische hoofdstructuur en opdeling van de wijk in clusters van bebouwde en onbebouwde gebieden. Hierdoor is een grote rijkdom aan functies, sferen en tijdsbeelden waarneembaar.
Er is sprake van een stedelijk mozaïek dat bestaat uit ruimtelijk gedifferentieerde woongebieden met verschillende woontypologieën, groene ruimten en verspreid binnen het plangebied gelegen bedrijven en voorzieningen. Naast van oorsprong agrarische bebouwing langs de Lagendijk en kleinschalige, relatief oudere bebouwing komen ook meer recente en hogere gebouwen voor.
Het wegennet van Ridderkerk-West bepaalt samen met de aanliggende agrarische restgebieden en de afschermende groenzones in hoge mate het ruimtelijk kader voor de wijk. Binnen dit ruimtelijk kader vormen de Burgemeester de Zeeuwstraat, Populierenlaan, Sportlaan, Lagendijk, Koninginneweg en de Geerlaan de belangrijkste assen.
Hoewel het ruimtelijk kader aan de oostzijde diffuser is, is deze ook daar herkenbaar door:
Oude, goed waarneembare historische belijningen liggen met name in de randzones van het deelgebied. Hierbij gaat het in het bijzonder om de Blaakwetering - een oorspronkelijke waterloop gelegen tussen de oude dorpskern en de Waal - en om een aantal wegen die in ruimtelijke zin duidelijk waarneembare elementen vormen: de Ringdijk, Lagendijk, Kruisweg, Hogeweg, Oudelandseweg en een gedeelte van de Kievitsweg.
Bebouwing
Ridderkerk-West kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan bebouwing. Naast grotere aaneengesloten woonbuurten komen er verspreid gelegen kantoor- en bedrijfsgebouwen, winkels en maatschappelijke voorzieningen voor. Er is een duidelijke samenhang te onderkennen tussen de interne wegenstructuur, de min of meer blokvormige buurtindeling en de bebouwingsstructuur.
De hogere bebouwing staat met name op strategische plaatsen binnen de stedenbouwkundige structuur van Ridderkerk-West. Hierdoor worden binnen de complexe structuur van Ridderkerk-West ruimtelijke poorten en accenten gevormd, in het bijzonder aan de Populierenlaan die als een beeldbepalende stedelijke as ("drager") fungeert.
Woonbebouwing
Bedrijven, kantoren en voorzieningen
De hoeveelheid bedrijven in West is beperkt. De meeste bedrijven liggen in de omgeving van de Lagendijk en de Oudelandseweg. Het gaat hierbij vooral om bedrijven die zich veelal - in tegenstelling tot kantoren en maatschappelijke voorzieningen - vanuit een aan-huis-gebonden situatie hebben kunnen ontwikkelen of die zich hebben ontwikkeld vanuit de van oorsprong agrarische bedrijfsbebouwing.
Ridderkerk-West biedt plaats aan een aantal (zelfstandige) kantoren. Zij bevinden zich voornamelijk op een aantal specifieke plekken aan de Populierenlaan en de Burgemeester de Zeeuwstraat (bijvoorbeeld in het zicht van een bocht van de weg of aan een groengebied).
Ook de maatschappelijke voorzieningen zijn voor het merendeel strategisch gelegen binnen de stedenbouwkundige structuur van Ridderkerk-West: Populierenlaan, Burgemeester de Zeeuwstraat / Blaakwetering / Koninginneweg. Op een aantal plaatsen is sprake van een meer besloten ligging van voorzieningen in de luwte van de Lagendijk of in middenterreinen van woonclusters (Jasmijnstraat en Meidoornlaan).
Aan de Sportlaan en Populierenlaan zijn diverse sportfaciliteiten aanwezig, waaronder het zwembad De Fakkel.
Detailhandel en horeca
West grenst aan het hoofdwinkelcentrum van Ridderkerk. Het is daarom niet verwonderlijk dat er slechts beperkt sprake is van detailhandelsvestiging en horeca in het gebied. Alleen aan de Platanenstraat, de Dr. Colijnstraat, De Koninginneweg en de Irisstraat is sprake van enige concentratie van winkels. De Winkelstrip aan de Irisstraat is grotendeels overgenomen door horecavestigingen. Deze ontwikkeling is een halt toegeroepen in het kader van het nog geldende paraplubestemmingsplan over horecabeleid. Het buurtwinkelcentrum aan de Platanenstraat heeft haar winkelfunctie behouden en is vooral interessant vanwege de ligging binnen de "woonzorgzone" rondom De Riederborgh. De winkels aan de Dr. Colijnstraat en de Koninginneweg liggen op loopafstand van het hoofdwinkelcentrum.
Overige winkelvestigingen en horecavoorzieningen komen verspreid in het plangebied voor, veelal in combinatie met wonen. Uitbreiding van het winkel- en horeca-areaal is, gelet op de afstand tot het hoofdwinkelcentrum en de keuze om genoemde functies daar te concentreren en eventueel uit te breiden, niet wenselijk, maar ook niet uitgesloten.
Groen en water
De bebouwing in Ridderkerk-West wordt gekenmerkt door een relatief dichte bebouwingsstructuur met veel eengezins rijenwoningen en meergezinshuizen (gestapelde woningen). Door de nog resterende agrarische gronden (deels gevuld met caravanstallingen) en een veelheid aan groene gebieden in een groot deel van de randzones is echter sprake van een duidelijke groene setting van de wijk. Met name aan de noordoost- en noordwestzijde gaat de wijk schuil achter een dichte groenstructuur. Aan de zuidwestzijde wordt de wijk door een groot geluidsscherm en beplantingen aan het oog onttrokken.
De meer grootschalige groengebieden liggen met name in de buitenrandzones van Ridderkerk-West en bezitten een eigen ontsluitingsstructuur (Hogeweg en Kruisweg). Het sport- en recreatiegebied is via de Kastanjelaan en Populierenlaan ook vanuit andere wijken goed bereikbaar. De meeste groengebieden liggen redelijk goed verspreid over de wijk en zijn met elkaar doorgekoppeld, wat de bereikbaarheid en de bruikbaarheid als uitloopgebied ten goede komt.
Verkeer
De Rotterdamseweg vormt de belangrijkste ontsluitingsweg voor het stedelijke gebied van Ridderkerk. De wijk West is echter alleen door de Populierenlaan met de Rotterdamseweg verbonden. De Rotterdamseweg en - zij het indirect - de Verbindingsweg (deze ligt in het nieuwe Bedrijventerrein Nieuw-Reijerwaard) zorgen voor de aansluiting van de wijk West op het rijkswegennet van de A15 en A16. Hierbij is één van de meest bijzondere aansluitingen buiten beschouwing gelaten, namelijk de nogal abrupte aansluiting van de Kruisweg op de Parallelweg, waardoor een directe verbinding met de autosnelweg aanwezig is. De Rotterdamseweg en de Verbindingsweg vormen ook de verbinding met Bolnes respectievelijk Barendrecht. Beide wegen worden binnen het plangebied door de Populierenlaan verbonden.
Het centrumgebied van Ridderkerk is vanaf het rijkswegennet alleen via de Rotterdamseweg en van daaraf door middel van een omweg door het plangebied (Populierenlaan-Sportlaan-Koninginneweg) of via Donkersloot bereikbaar.
De belangrijkste verbindingen tussen de wijk West en het centrumgebied worden gevormd door de Geerlaan, Lagendijk, Koninginneweg en de Jonkheer van Karnebeekweg / Rembrandtweg. Voor de relatie tussen Ridderkerk-West en de andere wijken zijn vooral de Populierenlaan, Sportlaan, Geerlaan en Burgemeester de Zeeuwstraat van belang.
Door de nabijheid van de A15/A16 en de Rotterdamseweg bezit Ridderkerk-West op buurtniveau weinig directe aansluitingen vanuit de diverse te onderscheiden woonbuurten naar de omgeving.
Vooral met betrekking tot de relatie tussen West en het nabijgelegen Slikkerveer vormen het profiel en de inrichting van de Rotterdamseweg een ruimtelijke scheiding tussen deze twee in elkaars nabijheid gelegen woonwijken. In het oostelijk deel van het plangebied is evenwel sprake van een fijnmazig wegenpatroon dat goed aansluit bij het centrumgebied van Ridderkerk.
Bevolking
De bevolkingsontwikkeling is in sterke mate afhankelijk van de woningproductie. Ridderkerk, en daarmee ook Ridderkerk-West, kent geen grootschalige uitleggebieden meer. Wel zijn er binnen de wijk enkele locaties waarvoor herstructurering is voorzien. Hiermee wordt relatief gezien geen substantieel aantal woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Er wordt mede in verband met de nog steeds dalende woningbezetting dan ook geen substantiële toename van het inwoneraantal verwacht.
Wonen
Ridderkerk kent een gevarieerd woningbestand. Circa 60% van de woningen is grondgebonden, bijna de helft van het totaal aantal woningen betreft koopwoningen (van de totale landelijke woningvoorraad is 70% een eengezinswoning, ruim 50% een koopwoning). Ridderkerk-West herbergt relatief veel etagewoningen, bijna 60% van de woningen wordt aangemerkt als een flat of etagewoning. Het aandeel woningen dat als ouderenwoning gekenmerkt wordt is met 2% relatief klein, indien in ogenschouw wordt genomen dat 29% van de bevolking ouder is dan 65 jaar. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het om specifiek voor ouderen bestemde woningen gaat, en niet om alle levensloopbestendige woningen. Het aandeel levensloopbestendige woningen is niet bekend. In het gebied zijn bij diverse renovaties van gestapelde bebouwing ook liften toegevoegd, juist om deze geschikt te houden / maken voor ouderen.
De woningen in Ridderkerk-West zijn relatief jong. Circa 10% van de woningen in Ridderkerk-West is van vóór 1945. Ruim tweederde van de woningen is na 1970 gebouwd.
Ridderkerk-Zuid en -Oost
De wijken Drievliet en Ridderkerk-Oost bestaan uit verschillende herkenbare eenheden. Met name de bouwperiode is goed herkenbaar. Het plangebied is op basis hiervan op te delen in grofweg drie deelgebieden:
Kerkweg en omstreken
De Kerkweg is een oud en divers lint aan de westzijde van de wijk. Aan de Kerkweg zelf staan voornamelijk kleine woningen van één laag en een kap. Er staan rijwoningen, vrijstaande en aaneengebouwde woningen. De woningen hebben relatief grote tuinen. In sommige tuinen staat omvangrijke erfbebouwing. Sommige bewoners gebruiken deze bebouwing voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Op enkele plekken aan de Kerkweg staat wat nieuwere bebouwing, voornamelijk uitgevoerd in twee lagen met een kap. Aan de Kerkweg zijn op enkele plekken ook winkels of voorzieningen gevestigd. Deze functies passen in een dergelijk oud lint. In de noordoosthoek van dit deelgebied staan meerdere grotere gebouwen. Deze worden vooral gebruikt door maatschappelijke en zorgvoorzieningen. Aan de zuidzijde van dit deelgebied staan verschillende gestapelde woningen. Deze zijn in verschillende periodes gebouwd.
Een beperkte vorm van functiemening, in de vorm wonen, detailhandel, dienstverlening, en op een enkele plek een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit speelt zich met name af in het noordelijk deel van de Kerkweg richting het centrumgebied van Ridderkerk.
Ridderkerk-Oost is rigide van opzet in een rechthoekig patroon; een zogenaamde stempelwijk. Dit deelgebied heeft een zeer eenduidige ruimtelijke opbouw. Er staan veel dezelfde typen woningen. Deze staan in twee duidelijk herkenbare buurten. Tussen deze buurten zit een voorzieningenstrip (Plein Oost) met enkele winkels en basisscholen die als losse objecten in een groene setting staan.
Drievliet
De wijk Drievliet is ontwikkeld in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw en opgedeeld in zogenaamde kwartieren. Er is naar gestreefd om ieder kwartier een eigen gezicht/karakter te geven, zodat er in deze omvangrijke wijk duidelijk herkenbaar woongebiedjes zijn. Dit is gedaan door per kwartier te kiezen voor een verbijzondering van de stedenbouwkundige opzet. Daarnaast is elk kwartier architectonisch anders vormgegeven. Op het eerste gezicht is hierdoor een grote variatie aan woonmilieus en buurtjes ontstaan. De variatie is ruimtelijk bezien echter niet zo heel ruim door een beperkte variatie aan woningtypen en verkavelingsvormen. Een bijzondere woningbouwvorm met een heel eigen opzet is gerealiseerd aan de Watermolen. Hier gelden dan ook specifieke bouwregels ten aanzien van de erfbebouwing.
De groen- en waterstructuur is belangrijk voor deze wijk. Het water langs de zuid- en westzijde maakt de overgang naar het Oosterpark. Op enkele plaatsen is de waterstructuur de wijk in getrokken. Aan de waterstructuur is een min of meer doorgaande groenstructuur gekoppeld. Overig groen ligt in kleine clusters verspreid door de wijk, als onderdeel van een kwartier. Op een aantal plaatsen grenzen grote tuinen direct aan beeldbepalende watergangen.
Binnen dit deelgebied liggen verspreid een aantal maatschappelijke voorzieningen zoals basisscholen en ouderenhuisvesting. Dit zijn duidelijk herkenbare losse objecten binnen het stedenbouwkundig patroon.
Nabij de belangrijke entree van Drievliet ligt een voorzieningencluster met detailhandel, horeca, diensten en dergelijke rond het winkelcentrum Vlietplein. Hier is de bebouwing verdicht en is vooral gestapeld gebouwd.
Op vijf locaties binnen het plangebied worden de wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende plannen overgenomen. Het betreft de volgende locaties:
1. Herstructureringslocatie "kop" Willemstraat
Voor deze bedrijfslocatie zijn reeds langere tijd plannen geformuleerd voor de ontwikkeling van woningbouw. Door de bijzondere ligging in de as van de weg kan een nieuw oriëntatiepunt voor Slikkerveer ontstaan. Gelet op de schaal maat en typologie van de omgeving ligt een invulling van het perceel met eengezinsrijenwoningen voor de hand. In dat geval kan aan de noord- en de zuidzijde een bebouwingsstrook worden gerealiseerd. Dit heeft de voorkeur boven een enkele strook met woningen in de noord-zuidrichting, waarbij hetzij aan de westzijde, hetzij aan de oostzijde een achterkantensituatie zou ontstaan. Afhankelijk van de verkozen woningbreedte en wijze van schakeling zijn totaal 8 tot 12 grondgebonden woningen inpasbaar. Bij die aantallen is het parkeren ook eenvoudig oplosbaar in het openbaar gebied. Invulling met appartementen is gelet op de ligging in de as van de Willemstraat een interessante optie. Een opbouw in twee woonlagen met een grote bewoonbare kap is daarbij ruimtelijk gezien goed inpasbaar. Een gebouw met een noord-zuidgericht atrium is goed inpasbaar in de beschikbare ruimte op de kavel. Wel dient in dat geval een gebouwde parkeervoorziening onder het complex te worden gerealiseerd. Deze mag maximaal 1 m boven het maaiveld uitsteken, waardoor enerzijds privacy voor de bewoners ontstaat en anderzijds toch het contact met de straat voldoende blijft. De parkeerkelder kan vanaf de noordzijde toegankelijk worden gemaakt. Afhankelijk van de woninggrootte en de vormgeving en maatvoering van het atrium zijn totaal 24 tot maximaal 32 woningen goed inpasbaar. Bij die aantallen kan de parkeerkelder ook nog voldoende ruimte bieden voor bergingen en dienstruimten en is het parkeren in het openbaar gebied nog goed oplosbaar. Mogelijke herstructurering van deze locatie hangt samen met bedrijfsbeëindiging ter plaatse. Voorzien is in een wijzigingsbevoegdheid.
2. Prinses Irenestraat
De aanwezige postduivenvereniging en gymzaal zal worden geregeld middels een aanduiding 'maatschappelijk'. Met deze aanduiding wordt zowel de functie als de omvang van de gebouwen geregeld. Na sloop van de gebouwen kan burgemeester en wethouders middels een wijzigingsbevoegdheid de opgenomen aanduiding 'maatschappelijk' verwijderen.
3. Herstructureringslocatie Zabo-terrein
Deze locatie betreft het noordwestelijke deel van het terrein van het transportmiddelenbedrijf Zabo bv. Het aan de zijde van de Benedenrijweg gelegen deel van de locatie blijft bij het bedrijf in gebruik. In verband met de directe nabijheid van de grondgebonden woningen aan de Oranjestraat en de Kievitsweg, wordt deze locatie meer geschikt geacht voor de bouw van woningen dan voor nieuwvestiging van een bedrijf. Een belangrijk aandachtspunt voor de ontwikkeling van de locatie is een goede ruimtelijke aansluiting op de door achtertuinen bepaalde woonomgeving aan de zuid- en westzijde. Daarnaast moet afstand in acht worden genomen tot het aan de zuidoostzijde gelegen bedrijfsgebouw van Zabo bv. De woningen moeten worden ontsloten door middel van een langs deze bedrijfsbebouwing aan te leggen ontsluitingsweg vanaf de Prinses Margrietstraat. Enige groene afscherming van de achterzijde van de bedrijfsbebouwing is daarbij gewenst. Verder ligt het voor de hand om zoveel mogelijk met de achtertuinen van de nieuwe woningen aan te sluiten op de achtertuinen van bestaande bebouwing Tot slot moet in de stedenbouwkundige opzet van het toekomstige woonbuurtje rekening worden gehouden met de eventuele toekomstige sloop en nieuwbouw ter plaatse van de gestapelde woonbebouwing aan de zuidzijde van de Prinses Margrietstraat. Dit kan vooral door (ook) aan deze zijde enige afstand te houden. Uitgaande van de omvang van de locatie, de noodzakelijk aan te houden afstanden van bebouwing tot de naastgelegen panden en tuinen en de benodigde (openbare) parkeerplaatsen biedt de locatie ruimte voor de bouw van circa 6 grondgebonden woningen. Uitgaande van woningen in twee lagen met kap is een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 10 m toereikend. Aangezien nog geen duidelijkheid bestaat over de exacte invulling van de locatie en hierover ook nog overleg plaats zal moeten vinden met belanghebbenden is in het bestemmingsplan geen directe bouwmogelijkheid maar alleen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarbij zijn het maximaal aantal woningen en de goot- en bouwhoogte vastgelegd.
4. Sportlaan/Van der Brugghenstraat
De locatie ligt op de hoek van de Sportlaan en de Groen van Prinstererweg tegenover het park aan de Lohmanstraat en het sportveldencomplex. De locatie omvat de gronden van het tankstation, Tamoil en De Sprint. Gezien de bijzondere ligging van de locatie in het zicht van de kruising Populierenweg / Sportlaan ligt de bouw van een representatief appartementengebouw met een eigen parkeerkelder het meest voor de hand (met eventueel een deel eengezinswoningen als overgang naar de oostelijk gelegen woonstraat. De locatie kan echter pas worden benut voor woningbouw nadat de bedrijfsvestiging is opgeheven. De locatie biedt ruimte aan de bouw van circa 40 (luxe) appartementen. Bij de ontwikkeling van een appartementengebouw op deze locatie wordt uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 17 m en een afstand uit de as van de omliggende wegen van ten minste 12 m. Op basis van een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per appartement zal rekening moeten worden gehouden met de aanleg van totaal circa 72 parkeerplaatsen in de openbare ruimte en in een gedeeltelijk gebouwde voorziening. Ook hier geldt dat op het moment van realisering actuele CROW-normen zullen moeten worden toegepast. Omdat de bedrijfsfunctie nog niet is opgeheven, wordt de bedrijfsbestemming gehandhaafd en worden de gronden voorzien van een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw met een bouwhoogte van maximaal 17 m (alsmede verkeersdoeleinden, verblijfsgebied, tuinen, groenvoorzieningen en water).
5. Vlietlaan
Het betreft het agrarische hulp- en nevenbedrijf aan de Vlietlaan. De wijzigingsbevoegdheid maakt, om dit te bewerkstelligen, twee nieuwe woningen mogelijk. Daarbij wordt uitgegaan van handhaving van de twee bestaande woningen op deze locatie.
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en omgevingsaspecten.
Waterbeheer en watertoets
In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta. Deze is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Nieuwe Maas, die ten noorden van de Ringdijk ligt (buiten het bestemmingsplangebied).
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen met betrekking tot de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (zowel kwalitatief als kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Beleidslijn grote rivieren
Voor het buitendijkse gebied is de Beleidslijn Grote rivieren van toepassing. Deze beleidslijn is op 14 juli 2006 in werking getreden en geldt voor alle grote rivieren. Deze beleidslijn biedt onder strikte voorwaarden meer mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed dan de voormalige Beleidslijn Ruimte voor de rivier. De veiligheid staat hierbij voorop. Belangen worden echter integraal afgewogen, restricties ten aanzien van ontwikkelingen gelden daardoor alleen voor gebieden die van belang zijn voor waarborging van de veiligheid. De voorwaarden die in de beleidslijn gesteld worden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed.
Nationaal Waterplan
Het Rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De waterplannen geven het landelijke, respectievelijk regionale (strategische) waterbeleid weer. Voor het Rijk is dit vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP). Het NWP geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid. Het NWP is op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken vastgesteld. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd- watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
Vanuit de verantwoordelijkheid voor het watersysteem verankert het Rijk de volgende principes:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 heeft het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) haar doelen opgeschreven. De doelen voor deze planperiode zijn afgeleid van de ambities voor de langere termijn (2050). Deze ambities worden, nog meer dan voorheen, beïnvloed door de grote maatschappelijke opgaven van deze tijd, waar het waterschap samen met haar partners voor staat. Het omgaan met de gevolgen van een veranderend klimaat én het tegengaan van verdere klimaatverandering springen hierbij het meest in het oog. Naast de ambities voor de lange termijn en de doelen die we in 2027 bereikt willen hebben, gaat het Waterbeheerprogramma ook in op de strategie om te komen tot realisatie van deze doelen. De doelen voor 2027 en de strategie vormen de basis voor de concreet uit te voeren maatregelen. De maatregelen zelf maken geen deel uit van dit WBP, maar worden elk jaar opnieuw bepaald in het kader van de reguliere planning- en controlcyclus van het WSHD.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit de woonwijken Slikkerveer, West, Oost, Zuid en Drievliet. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Hier is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 meter beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.
Waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied
Ten noordwesten van het plangebied bevinden zich twee waterwingebieden. Rondom deze waterwingebieden bevinden zich een grondwaterbeschermingsgebied en een boringsvrije zone. Het plangebied ligt deels binnen de boringsvrije zone en het grondwaterbeschermingsgebied, onderdeel van het milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals vastgesteld in de provinciale milieuverordening (zie afbeelding 4.1). Deze milieubeschermingsgebieden zijn aangewezen om het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterbereiding te beschermen. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied gelden specifieke eisen bij (bouw)activiteiten. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland 2021. Aangezien deze regels reeds zijn vastgelegd in de voornoemde verordening en op basis daarvan afdoende kunnen worden gehandhaafd, heeft dit aspect geen verdere vertaling in de regels van dit plan gekregen.
Figuur 4.1 Waterwingebied (paars), grondwaterbeschermingsgebied (donkerblauw) en boringsvrije zone (lichtblauw) (bron: Provinciale milieuverordening).
Waterkwantiteit
In het plangebied liggen meerdere sloten en singels. Het grootste deel van het plangebied valt onder het peilbesluit Oost-IJsselmonde. Voor peilvak 27B geldt een peil van NAP -1,55 m. Voor peilvak 27C is dat NAP -2,10 m, voor peilvakken 27F en 27G NAP 2,00 m. Ook valt een klein gedeelte onder het peilbesluit Reijerwaard-Oost. Het deel van het plangebied gelegen in Reijerwaard-Oost ligt in peilvak 28B. Hier geldt een vast peil van NAP -1,35 m. In de peilvakken 27C-01, 27C-02 en 27G-01 geldt een afwijkend peil.
Veiligheid en waterkeringen
De Ringdijk is een primaire waterkering categorie A. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de kern- of beschermingszone van deze waterkering. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Binnen de bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Wel biedt het bestemmingsplan de flexibiliteit om - bijvoorbeeld binnen de bestemmingen 'Groen', Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' oevers aan te passen en zo de mogelijkheden tot waterberging te verruimen. De realisering van nieuw water is ook binnen diverse andere bestemmingen juridisch mogelijk.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Water en waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan zijn in ieder geval de hoofdwatergangen in het plangebied bestemd als 'Water'. De onderhoudsstroken rondom de hoofdwatergangen zijn voorzien van de beschermende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', waar in beginsel geen bebouwing mag worden opgericht in het kader van de onderliggende bestemmingen. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' waarin een beschermende regeling is opgenomen. Daarnaast is het ook mogelijk om water te realiseren binnen vrijwel alle andere bestemmingen, zoals 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. In het kader van het vooroverleg wordt het voorontwerpbestemmingsplan aan het Waterschap Hollandse Delta toegestuurd. Eventuele opmerkingen naar aanleiding van het vooroverleg worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Beleid en normstelling
Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor deze afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieuhinder. Voor elke bedrijfsactiviteit is de minimale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. In Bijlage 2 bij de regels is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen met daarin de lijst van bedrijfsactiviteiten.
De richtafstanden gelden in beginsel ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Op basis van de systematiek van milieuzonering wordt voor bedrijfslocaties bepaald welke categorie bedrijfsactiviteiten kan worden uitgeoefend zonder dat er sprake is van een kans op onaanvaardbare milieuhinder. Deze categorie, die per bedrijfsbestemming wordt bepaald, wordt de algemene toelaatbaarheid genoemd.
Onderzoek
In het bestemmingsplangebied zijn, ondanks dat het om woonwijken gaat, diverse niet-woonfuncties aanwezig. Het gaat om individuele bedrijfspercelen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen (scholen, kerken, begraafplaatsen, verenigingsgebouwen, woonzorgcentra e.d.), recreatieve voorzieningen (dierenweide) en ook agrarische percelen (tabel 4.1). De meeste niet-woonfuncties zijn van origine ontstaan langs de historische linten / routes in het plangebied, maar vele maatschappelijke voorzieningen zijn ook meeontworpen bewust midden in de woonwijken. Van deze niet-woonfuncties gaat een richtafstand uit, waarbinnen volgens de VNG-brochure in beginsel geen gevoelige functies (zoals woningen) zouden mogen worden gerealiseerd. In sommige gevallen, met name bij de bedrijfspercelen, wordt deze richtafstand niet behaald. Er is echter sprake van een bestaande, historisch gegroeide situatie. De VNG-brochure ziet alleen op nieuwe ontwikkelingen. De gemeente heeft geen voornemens de bestaande 'strijdige' situaties aan te pakken, daar er geen dagelijkse overlast bekend is.
Straat | Nummer | Functie | |
Bizetstraat | 3 | nutsvoorziening | |
Johann Sebastian Bachstraat | 1a | nutsvoorziening | |
Reijerweg | 62a | nutsvoorziening | |
Anna Paulownastraat | 2 | nutsvoorziening | |
Bourgondischelaan | 6 t/m 12a | diverse autobedrijven en montage bedrijven (cat2) | |
Bourgondischelaan | 6a | nutsvoorziening | |
Prins Bernhardstraat | 2 | nutsvoorziening | |
Prinses Beatrixstraat | 16a | Ypsilon Service Techniek CV techniek | |
Willemstraat | naast 218 | nutsvoorziening / garage bij Kievitsweg 80 | |
Willemstraat | 73 | Elektrotechnisch bedrijf Ipskamp | |
Sophiastraat | 4 t/m 8 | montage bedrijf (cat2) | |
Sophiastraat | 17 | bedrijfsmatige functie | |
Emmastraat | 10 | scheepsmodelbouw | |
Emmastraat | 17 | opslag functie | |
Benedenrijweg | 83 | nutsvoorziening / garage bij Kievitsweg 80 | |
Benedenrijweg | 125 en 127 | Stalling en verhuur oldtimers (127) en bedrijfswoning (125) | |
Benedenrijweg | 69a | Stoeterij | |
Benedenrijweg | 66/66a | bedrijfsmatige opslag | |
Ringdijk | 206 t/m 208 | garagebedrijf J. de Vries | |
Nassaustraat | 15 | Aannemingsbedrijf Kooijman | |
Nassaustraat | 35-37 | Garagebedrijf Van de Berg | |
Oranjestraat | 44/44a | Loodgietersbedrijf met showroom en boven wonen (Rieske) | |
Prinses Margrietstraat | 54 a | nutsvoorziening | |
Prinses Margrietstraat | 1 | opslag en kringloopwinkel | |
Prinses Margrietstraat | 165 | nutsvoorziening | |
Kievitsweg | 3 | computerservice Vermeulen | |
Brederostraat | 1a | nutsvoorziening | |
Industrieweg | 10 | gemeentewerf / oplaadstation | |
Sportlaan | 13 | benzineverkooppunt zonder lpg zonder woning | |
Sportlaan | 15 | autobandenhandel De Sprint | |
Sportlaan | 6a | nutsvoorziening | |
Sportlaan | 8a | nutsvoorziening en zendmast | |
Goudenregenplantsoen | 573 | nutsvoorziening | |
Acaciastraat | 7 | nutsvoorziening | |
Hogeweg | 1 | nutsvoorziening | |
Burgemeester de Zeeuwstraat | 3 | Bezineservicestation | |
Mr. Van Houtenstraat | 1 | nutsvoorziening | |
Mr. Troelstrastraat | 2 | brandweerkazerne | |
Koninginneweg | 175a | nutsvoorziening | |
Hovystraat | 1-1a | hoveniersbedrijf Aardoom en bedrijfswoning | |
Benedenrijweg | 65 | gemaal | |
Ds. Caspar van Gendtstraat | 2 | nutsvoorziening | |
Lagendijk | achter 109 | opslag | |
Lagendijk | 219 | Verkoop auto-onderdelen (Kranendonk) | |
Lagendijk | 221 | Nutsvoorziening | |
Lagendijk | 130 | diverse kleinschalige bedrijfsfunctie | |
Oudelandseweg | 59 | Autoschadeherstelbedrijf met spuitinrichting | |
Fresiastraat | 1a | Nutsvoorziening | |
Burgemeester Kruijfstraat | 39 | Nutsvoorziening | |
Geerlaan | 253 | Nutsvoorziening | |
Kerkweg | 45 | Bedrijfsmatige activiteit op achter terrein, voor (bedrijfs)woning | |
Kerkweg | 181 | Bedrijfsmatige activiteit op achter terrein, voor (bedrijfs)woning, TBS Ted Betonboringen en Sloopwerken | |
Kerkweg | 207 | Bedrijfsmatige activiteit op achter terrein, voor (bedrijfs)woning, Bouwbedrijf Nijman | |
Kerkweg | 219a t/m 219e | diverse bedrijven en skischool | |
Kerkweg | 221a | Nutsvoorziening | |
Kerkweg | 110 | P&S Afbouwsystemen | |
Kerkweg | 116 | glaszetter - reclamebureau | |
Kerkweg | 120 | woning met grote loods op achtererf | |
Kerkweg | 172a | Nutsvoorziening | |
Oosterparkeweg | 19/21 | nutsvoorzieningen | |
Kloosplantsoen | 199 | Nutsvoorziening | |
Kloosplantsoen | 182 | Nutsvoorziening | |
De Mérodelaan | 2 | Nutsvoorziening | |
Van Lennepstraat | 1 | Nutsvoorziening | |
Bilderdijklaan | 2a | Nutsvoorziening | |
Bilderdijklaan | 78 | Gemaal gerealiseerd | |
Meerkoet | 47 | Nutsvoorziening | |
Koolmees | 32 | Nutsvoorziening | |
Fazant | 141 | Nutsvoorziening | |
Lijster | 7 | Nutsvoorziening | |
Patrijs | 84 | nutsvoorziening | |
Pelikaan | 69 | nutsvoorziening | |
Watermolen | 124a | nutsvoorziening | |
Rosmolen | 187 | nutsvoorziening | |
Paltrokmolen | 53 | nutsvoorziening | |
Torenmolen | 3 | nutsvoorziening | |
Houtzaagmolen | 86 | nutsvoorziening | |
Brasem | 153 | nutsvoorziening | |
Karper | 95 | nutsvoorziening | |
Forel | 73 | nutsvoorziening | |
Bliek | 40 | nutsvoorziening | |
Vlietlaan | 6 | nutsvoorziening | |
Steur | 101 | nutsvoorziening |
Tabel 4.1 Bestaande functies binnen het plangebied
Conclusie
Voor de bedrijfsbestemmingen in het bestemmingsplan is de voorheen geldende bestemming in de meeste gevallen overgenomen. Met het toekennen van een algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de lagere categorieën worden knelpunten ten aanzien van milieuhinder in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen. Binnen het bestaande woongebied zijn in sommige gevallen bedrijven gesitueerd vanuit een historisch gegroeide situatie. Omdat het geen nieuwe bedrijvigheid betreft staat dit aspect de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', zijn geluidzones vastgesteld zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh). Deze bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Met deze geluidzone wordt een zonering aangebracht tussen geluidbelastende activiteiten en geluidgevoelige bestemmingen. Voor bedrijven geldt dat geluidruimte wordt gereserveerd. Tegelijkertijd wordt de omgeving beschermd tegen onaanvaardbare (cumulatieve) geluidsbelasting. Tot de geluidzone behoort het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de buitengrens van de geluidzone. Buiten een geluidszone mag de totale geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Binnen de geluidszone zijn woonbestemmingen en andere geluidgevoelige bestemmingen slechts toelaatbaar indien de geluidsbelasting op de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Er is voor nieuwe woningen binnen de geluidszone wel vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Het college van burgemeester en wethouders kan een hogere grenswaarde vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.
Op basis van de geluidsbelastingkaart heeft het college het Actieplan geluid 2019-2023 op 15 oktober 2019 vastgesteld. Het doel is om zoveel mogelijk woningen onder de plandrempel te krijgen en het aantal (ernstig) gehinderden en slaapverstoorden terug te dringen. In dit Actieplan zijn concrete maatregelen opgenomen om dat doel te bereiken. De gemeenteraad heeft het Actieplan op 15 oktober 2019 vastgesteld.
Onderzoek
IJsselmonde-Noordrand
Het meest noordelijke deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein 'IJsselmonde-Noordrand'. Op dit terrein zijn inrichtingen gevestigd die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Een dergelijk terrein is gezoneerd en er gelden beperkingen voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone. Deze functies zijn slechts onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Indien de geluidsbelasting ter plaatse meer dan 50 dB(A) bedraagt ten gevolge van het industrieterrein, moeten hogere waarden worden vastgesteld om de continuïteit van de bestaande bedrijfsmatige activiteiten te kunnen blijven waarborgen. Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe woningen toevoegt, worden bij dit bestemmingsplan ook geen hogere waarden vastgesteld.
De afgelopen jaren zijn delen van het bedrijventerrein IJsselmonde-Noordrand omgevormd naar woonwijken en/of groen en recreatiegebieden. De feitelijke geluidbelasting in de omgeving van het bedrijventerrein ligt waarschijnlijk lager dan op grond van de saneringscontouren wordt aangenomen.
Conclusie
Het plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk binnen de geluidzones van het gezoneerde bedrijventerrein IJsselmonde-Noordrand. Ter plaatse van bestaande woningen wordt de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden. De wet geluidhinder, onderdeel industrielawaai, staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld (bedrijfs)woningen) mogelijk. Er worden ook geen nieuwe wegen voorzien. Daarom is geen onderzoek naar de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai noodzakelijk.
Normstelling en beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Onderzoek
Bodemkwaliteitskaart (2012)
Voor de gemeente Ridderkerk is een bodemkwaliteitskaart opgesteld, welke in 2012 is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Ridderkerk is hierbij opgedeeld in verschillende zones (voornamelijk gebaseerd op de functie van het gebied) en per zone is een inventarisatie gemaakt van alle aanwezige bodemonderzoeksgegevens. Deze gegevens zijn gebundeld en leiden tot een profiel van de bodem in deze zone.
Conclusie
Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen en/of functiewijzigingen mogelijk, waardoor onderzoek naar de bodemkwaliteit in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de kwaliteit van de bodem onvoldoende is voor de huidige functies. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Normstelling en beleid
Externe veiligheid is de kans om te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Beleid en regelgeving op dit gebied is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Met betrekking tot risico's wordt onderscheid gemaakt in twee risicomaten: Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als het risico op een plaats buiten een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Binnen de wet- en regelgeving zijn aan deze definitie grens- en richtwaarden opgehangen ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico is gedefinieerd als cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron en een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. In wet- en regelgeving is aan het groepsrisico een oriënterende waarde toegekend als indicator voor de omvang van een ramp en een afwegingsproces gericht op zelfredzaamheid, beheersbaarheid, rampenbestrijding en resteffecten.
Wet- en regelgeving
De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid biedt geen absolute veiligheid. Een kleine kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen wordt geacht tot het normaal maatschappelijk risico te behoren. De regelgeving voor inrichtingen met (over het algemeen) grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen is samengebracht in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit Besluit is aangegeven welke bedrijven bij het verlenen van een milieuvergunning of het nemen van een besluit op grond van de Wro nadere aandacht behoeven. In andere regelgeving dan Bevi kunnen ook risiconormen of aan te houden effectafstanden zijn opgenomen ten aanzien van inrichtingen. Te denken valt aan het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit ten aanzien van propaantanks, benzine- en aardgastankstations en gasdrukregelstations.
De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen is neergelegd in het "Besluit transportroutes externe veiligheid" en de "Wet vervoer gevaarlijke stoffen". Externe veiligheid in relatie tot transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is sinds 1 januari 2011 geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Structuurvisie Buisleidingen
De Structuurvisie Buisleidingen is een nadere uitwerking van het nationale belang zoals is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die de Rijksoverheid heeft uitgebracht in het kader van de actualisatie decentralisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Daarin is bepaald dat het netwerk aan buisleidingen essentieel voor de energievoorziening en voor het veilig vervoeren van gevaarlijke stoffen is. Buisleidingtransport blijft de komende decennia een wezenlijke rol vervullen in de Europese gas- en grondstoffenmarkt. De vraag naar buisleidingtransport en daarmee de vraag naar nieuwe leidingen en leidingverbindingen zal nog toenemen. Het Rijk kiest in verband met het vergroten van de concurrentiekracht voor het versterken van de ruimtelijk-economische structuur. Borgen van ruimte voor buisleidingen voor transport van (gevaarlijke) stoffen is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. De nationale belangen die het Rijk in die Structuurvisie vastlegt, worden gerealiseerd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de Structuurvisie Buisleidingen wil het Rijk verdere duidelijkheid verschaffen aan zowel het bedrijfsleven dat daarmee kan rekenen op goede verbindingen voor buisleidingtransport, als aan provincies en gemeenten die hierop hun ruimtelijke plannen kunnen afstemmen. Gezien de ruimtelijke ontwikkelingen die in de laatste decennia hebben plaatsgevonden (grotere ruimtedruk) en die in de toekomst zullen voortgaan, zal in deze Structuurvisie met name de borging van het beleid in de plannen van andere overheden en in het leidingenbeheer bij leidingexploitanten een zwaarder accent hebben.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid van november 2011. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van allen risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenario-analyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worst-case ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.
Onderzoek
Uit de Visie Externe Veiligheid kan worden afgeleid dat er in en rondom het plangebied diverse risicobronnen aanwezig zijn; een groot deel van de gemeente ligt in het invloedsgebied van één of meer risicobronnen (de in het plangebied aanwezige hogedruk aardgastransportleidingen zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de beschermende dubbelbestemming 'Leiding - Gas'). Ondanks dit gegeven vindt nergens in de gemeente een overschrijding van de wettelijke grenswaarde van het plaatsgebonden risico plaats. Uit het rapport kan dan ook tevens worden geconcludeerd dat er vanuit het milieukundige aspect van de externe veiligheid geen knelpunten te verwachten zijn voor de verdere ontwikkeling van de gemeente. Wel is in de gemeente Ridderkerk sprake van een aantal grote invloedsgebieden van bedrijven en transporten. Ten gevolge van deze grote invloedsgebieden moet bij ruimtelijke ontwikkelingen een groepsrisicoverantwoording plaatsvinden.
Inzichtelijk is gemaakt welke effecten kunnen optreden wanneer een incident plaatsvindt rond een risicobron en tot op welke afstand dit gevolgen heeft. Hierbij zijn verschillende scenario’s beschouwd. De VRR heeft een advies gekoppeld aan de verschillende zones:
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden getoetst aan dit advies. De inzet van hulpdiensten voldoet aan de wettelijke verplichtingen. Belangrijkste aandachtspunten zijn de bereikbaarheid van straten met een hoge parkeerdruk, de bereikbaarheid van de landelijke alarmlijn, de lokale files, de bluswatervoorzieningen rond objecten met oude gebruiksvergunningen en geboorde putten rond bedrijven zonder gebruiksvergunning.
De gemeente Ridderkerk hanteert voor externe veiligheid de volgende ambities:
Buisleidingenstrook (reservering)
Aan de noordwestzijde van het plangebied is een buisleidingenstrook gereserveerd voor toekomstige leidingen overeenkomstig de Structuurvisie Buisleidingen (zie afbeelding 4.5). Op dit moment is het nog onduidelijk wat voor soort leidingen hier komen te liggen. De buisleidingenstrook is nu gereserveerd voor aardgas, olieproducten en chemicaliën die provincie- en landoverschrijdend zijn. Volgens de Gasunie is de strook indertijd vastgesteld voor hoge druk aardgasleidingen met een maximale diameter van 48 inch. In principe is de strook bedoeld voor allerlei soorten stofcategorieën die vervoerd worden per leiding. Dit betekent dat met alle scenario's rekening dient te worden gehouden. Voor toxische leidingen geldt dat de 100% letaliteitscontour tot ruim 100 meter ver kan reiken. Er kunnen geen buitenactiviteiten plaats vinden binnen deze contour. Op advies van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt er voor dit plan rekening gehouden met een toekomstige hogedruk aardgasleiding van maximaal 48 inch. Het invloedsgebied zal maximaal 580 meter bedragen bij een werkdruk van 80 bar. Bij de aanleg van een nieuwe leiding is de exploitant van de leiding verantwoordelijk dat de PR 10-6 per jaar contour van de leiding binnen de belemmeringsstrook blijft. Het plaatsgebonden risico zal daarom geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan.
Vooruitlopend op de aanleg van leidingen is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' opgenomen om het oprichten van nieuwe bouwwerken binnen de buisleidingenstrook te voorkomen.
Afbeelding 4.5 Ligging reservering buisleidingenstrook
Beknopte verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de buisleidingenstrook dient op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt nabij de buisleidingenstrook ontsloten door de Populierenlaan, de Randweg en de Rotterdamseweg. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de risicobron af vluchten (afhankelijk van welke risicobron). Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Bij toxische en hittescenario's is echter vaak niet vluchten maar schuilen de beste optie. De woningen en andere gebouwen bieden goede schuilmogelijkheden. Omdat het effect van een scenario met een gasleiding (hittescenario of toxisch scenario) meestal niet geneutraliseerd of beperkt kan worden door de brandweer (zeker bij een hittescenario kan de brandweer niet dichtbij genoeg komen), is de meest effectieve actie het afsluiten van de leiding (niet ter plaatse maar door de leidingeigenaar bij de dichtstbijzijnde afsluiter).
Zelfredzaamheid
Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Ouders/verzorgers begeleiden de kinderen en ouderen, zodat zij gezamenlijk kunnen vluchten. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan er gedacht worden aan NL alert. Daarnaast dienen nooduitgangen niet aan de zijde van de risicobronnen te worden gerealiseerd en is het van belang dat aan de zijden van de risicobronnen zo min mogelijk glasoppervlak wordt gerealiseerd.
Daarnaast zal de zelfredzaamheid worden vergroot door preventieve voorlichting/communicatie richting de omwonenden. Het is belangrijk in noodplannen een incident met de gasleiding/leidingenstrook te beschrijven als scenario en het handelingsperspectief te beschrijven. Een omroepinstallatie (voor het communiceren van instructies voor de aanwezigen) kan daarnaast erg nuttig zijn.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het plan niet in de weg staat.
In het plangebied en de directe omgeving liggen, zoals in paragraaf 4.7 reeds is aangegeven, diverse planologisch relevante hogedruk aardgastransportleidingen. Deze bevinden zich met name aan de zuidzijde van het plangebied (ongeveer onder / parallel aan de Oosterparkweg / Hogeweg) en aan de westzijde van het plangebied (ongeveer onder / parallel aan de Eikendreef / Populierenlaan / westelijke plangrens). Deze zijn voorzien van de beschermende dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Voor het overige zijn er geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen met een regionale functie. Ook komen er geen bovengrondse hoogspanningsverbindingen voor.
Beleid en normstelling
Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moet vanuit het oogpunt van de gezondheid van de mens rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit. Als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan mogen de grenswaarden voor luchtkwaliteit, die zijn opgenomen in de Wet milieubeheer, niet worden overschreden.
Onderzoek
Beoordeling luchtkwaliteit
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
In de regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard en er worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daardoor is het vaststellen van dit bestemmingsplan aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt. In afbeelding 4.6. zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2015 weergegeven. Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool 2016.
Afbeelding 4.6 Overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2015
(NSL-monitoringstool 2016)
Uit afbeelding 4.6 blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 25 µg/m3, 20 µg/m3 en 12 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden.
De trend is dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.
Conclusie
In het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebied met op verspreid liggende locaties kleine bedrijvigheid, andere niet-woonfuncties en groenvoorzieningen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit wil zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al dan niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, treden er door dit plan geen negatieve effecten op in de beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de wet Natuurbescherming nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Aangezien het plan conserverend van aard is, zijn er geen grote ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten. Binnen de planregeling zijn wel kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Hierbij geldt de Wet Natuurbescherming altijd. Dat betekent dat van de initiatiefnemers wordt verwacht dat ze zich aan de bepalingen uit de wet houden en in elk geval altijd de zorgplicht toepassen.
Conclusie
Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er niet direct ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Wet natuurbescherming staat hierdoor de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Regelgeving en beleid
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de voorgaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien is aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals deze in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.
Onderzoek
De gemeente Ridderkerk heeft in 2013 erfgoedbeleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Ridderkerk. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is. Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Bewoningsgeschiedenis
Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd, zodat het gebied geschikt werd voor bewoning en landbouw. De oudste middeleeuwse bewoningssporen zijn in het hart van IJsselmonde te vinden op een veenondergrond. Vindplaatsen uit de 11e - 13e eeuw in Ridderkerk zijn bekend uit het Reyerbos.
Door het inklinken van de bodem als gevolg van het ontwateren van het veen kwamen de ontgonnen gebieden zo laag te liggen, dat ze door dijken beschermd moesten worden tegen binnendringend water. Op den duur ontstond zo in de centrale en oostelijke delen van IJsselmonde een grote polder, de Riederwaard. De oudst bekende vermelding van de waard dateert uit 1214. De voortgaande klink van het veengebied zorgde er uiteindelijk voor dat de bewoning daar tot een eind kwam en zich richting de rivieren de Maas en de Merwede verplaatste.
Het plangebied bevond zich in de Late Middeleeuwen in het oosten van de Riederwaard. In de periode 1373-1375 gaat de Riederwaard als gevolg van overstromingen ten onder. De schade was enorm: nederzettingen als West-Barendrecht, Oost-Barendrecht en ook Ridderkerk verdronken en de uitgestrekte ontginningen van de Riederwaard gingen verloren.
In een oorkonde uit 1064, waarover onder historici een discussie over de echtheid bestaat en die mogelijk van enige decennia later dateert, is sprake van een reeks goederen en kerken waaronder Riede iuxta Merewede ('Riede bij de Merwede'). Het dorp Riede of Ridderkerk is langs de Merwede, die vroeger tussen de Riederwaard en de huidige polder Donkersloot stroomde, ontstaan. In 1105 is sprake van een kerkelijke functionaris van Riede, terwijl een kerkgebouw voor het eerst in 1277 wordt vermeld. Dit gebouw is bij de overstroming van de Riederwaard ten onder gegaan. Er wordt wel verondersteld dat de huidige Nederlands hervormde kerk zich min of meer op dezelfde plaats bevindt als de eerste kerk van Ridderkerk. Bevestigd is dit niet; booronderzoek wees uit dat de ophogingslagen van het huidige kerkhof zich op het overstromingsdek van 1373-1375 bevinden. Aanwijzingen voor voorafgaande bebouwing zijn niet vastgesteld.
Op een plek zo'n kilometer ten noorden van de historische kern van het huidige Ridderkerk begon in 1371 heer Willem van den Woude met de bouw van een kasteel in de Riederwaard, Huis te Woude. Het was nog niet afgebouwd op het moment dat de Riederwaard overstroomde. Vertrouwend op een succesvolle herinpoldering van het gebied werd in 1418 begonnen met het herstel van de schade die het kasteel sinds 1373-1375 had opgelopen. In hetzelfde jaar echter werden de muren van het kasteel tijdens vijandelijkheden tussen de Hoeken en Kabeljauwen omver getrokken. Bij de herinpoldering van de gebieden van de oostelijke Riederwaard in de 15e eeuw zijn de restanten van het huis met een deel van het erbij horende land net buitendijks gebleven. Hierna raakt het terrein overdekt met sedimenten en werden de overblijfselen eeuwenlang aan het zicht onttrokken. Pas eind jaren zestig van de vorige eeuw werden de ondergrondse resten van het kasteel weer blootgelegd en konden ze door opgravingen worden onderzocht.
Het overstroomde land van de Riederwaard werd in de eeuwen die volgden op de rampjaren 1373-1375 in fasen weer ingedijkt. Het plangebied bevindt zich in het areaal van de voormalige polders Oud Reijerwaard (1404) en Nieuw Reijerwaard (1441). De polders waren van elkaar gescheiden door de Lagendijk. Deze dijk is ook nu nog goed te vervolgen in het huidige stratenpatroon in het plangebied. Op het punt waar de Lagendijk (Ringdijk/Westmolendijk) tegen de dijk langs de Noord (Merwede) aanliep, ontwikkelde zich in de noordelijke oksel het huidige dorp Ridderkerk met huizen en boerderijen om de kerk. Verdere bebouwing was op en langs de genoemde dijken te vinden. Eeuwenlang was dit het vertrouwde beeld van de nederzetting Ridderkerk.
In het noorden van het plangebied ontwikkelde zich langs de Ringdijk de nederzetting Slikkerveer. In de 19e en 20e eeuw bevonden zich daar, buitendijks langs de Noord en de Nieuwe Maas, scheepswerven met toeleveringsbedrijven. Het overgrote deel van de mannelijke inwoners was werkzaam bij één van deze bedrijven. Aan het eind van de 20e eeuw sloten vele ondernemingen hun poorten
Rond 1900 bestonden grote delen van het plangebied nog uit open poldergebied; alleen langs de dijken was bebouwing te vinden. De afgelopen decennia is dat beeld drastisch veranderd; de weilanden en akkers zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor uitgestrekte wijken met duizenden woningen en bijbehorende voorzieningen.
Archeologische verwachting
Over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied in het Neolithicum (tot 2000 voor Chr.), Bronstijd (2000-800 voor Chr.) en IJzertijd (800 voor Chr.-begin jaartelling) zijn uit het bestemmingsplangebied geen gegevens bekend. Er zijn vanaf de jaren 1980 bij grondwerkzaamheden wel enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen getraceerd. Voor het gehele plangebied geldt dan ook dat er in het bodemtraject top veen (Formatie van Nieuwkoop) - basis overstromingsdek van 1373 een middelgrote kans is op de aanwezigheid van sporen uit de Romeinse tijd en een middelgrote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen A en B tot 1373. Daar waar zich stroomgordels in de ondergrond bevinden, kunnen ook resten uit de prehistorie aanwezig zijn.
Als gevolg van de 14e-eeuwse overstromingen kunnen eventueel oorspronkelijk in het plangebied aanwezige archeologische waarden uit de eraan voorafgaande perioden zijn geërodeerd.
De vindplaats Huis Te Woude verdient speciale aandacht. Het terrein staat op de CHS aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 6450). Het terrein heeft niet de status van beschermd rijksmonument, maar conform zowel de provinciale richtlijnen ten aanzien van archeologie in ruimtelijke planvorming, als de gemeentelijke regels omtrent het archeologiebeleid, zoals verwoord op de AWK Ridderkerk, staan behoud en bescherming van de archeologische waarden voor wat betreft dit terrein voorop.
Verder zijn vooral de oude dijktracés kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen (vóór en na 1373) en de Nieuwe tijd. Het binnendijks gebied van het dorp Slikkerveer valt hier ook onder.
Aanbevelingen
Waarde - Archeologie 1
Voor de vindplaats Huis Te Woude (monumentnummer 6450, dubbelbestemming 'Waarde -
Archeologie 1'), geldt in principe behoud in situ; dat wil zeggen op de oorspronkelijke locatie. Voor dit terrein geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) ongeacht de diepte en het terreinoppervlak van de verstoring.
Waarde - Archeologie 2
Voor de historische dijktracés (Waarde - Archeologie 2geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie 3
Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan. Voor in dit gebied gelegen water geldt de onderwaterbodem als marge van toegestane verstoringsdiepte.
Conclusie
Voor de gronden die zijn aangemerkt als grote kans op het aantreffen van archeologische sporen in het plangebied moet, voorafgaand aan bouwwerkzaamheden (met per dubbelbestemming een verschillende verstoringsoppervlakte en verstoringsdiepte) een vergunning worden aangevraagd als de verstoringsmarges van het bestemmingsplan worden overschreden (per Waarde-Archeologie zijn de vrijstellingsmarges anders). De gemeente toetst dan in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning of een archeologisch onderzoek daadwerkelijk nodig is.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. Inzet van de provincie is er op gericht het cultureel erfgoed te beschermen en versterken. De CHS is daarom opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.
Gemeentelijk beleid
In september 2013 is het gemeentelijk beleid over cultuurlandschap en historische stedenbouw vastgesteld. In dit beleidsstuk is de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Ridderkerk beschreven.
Afbeelding 4.7 Erfgoedbeleid gemeente Ridderkerk (bron: gemeente Ridderkerk)
Cultuurhistorische Waardenkaart Woongebieden Ridderkerk
Ridderkerk beschikt met de Kerksingel, de dijkprofielen, de Kerkweg en de restanten van het voormalig agrarisch landschap over een cultuurhistorisch waardevolle kern. In 2018 is een Cultuurhistorische Waardenkaart voor de woongebieden van Ridderkerk vastgesteld (Bijlage 1). De waardering van cultuurhistorische elementen is gebaseerd op de criteria zoals opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorbeelden van criteria zijn zeldzaamheid, representativiteit, conservering en gaafheid. Als er gesproken wordt over cultuurhistorie in relatie tot ruimtelijke ordening wordt vaak een onderscheid gemaakt in historische geografie en historische bouwkunst. Historische geografie gaat over landschappelijke en stedenbouwkundige elementen en structuren zoals dijken, slotenpatronen, stratenpatronen en verkavelingen. Historische bouwkunst heeft betrekking op bebouwing en architectuur.
Historische geografie
Door de woongebieden van van Ridderkerk lopen een aantal historische structuren: de Lagendijk, de Ringdijk, de Benedenrijweg en de Kerkweg. Tot aan de 20e eeuw breidde Ridderkerk zich langs deze wegen uit. Een groot deel van de cultuurhistorisch waardevolle elementen bevinden zich dan ook langs één van deze lijnen.
Afbeelding 4.8 Topografische kaart Ridderkerk 1934 (bron: www.topotijdreis.nl)
De historische structuren in de woongebieden van Ridderkerk zijn onderverdeeld in zeer hoge, hoog en redelijk hoog gewaardeerde structuren.
Afbeelding 4.9 Historische geografie ter hoogte van plangebied (bron: Stichting Dorp, Stad en Land)
De volgende historische structuren bevinden zich in het plangebied:
Slikkerveer
Zeer hoog gewaardeerde structuren
Hoog gewaardeerde structuren
Redelijk hoog gewaardeerde structuren
Ridderkerk-Centrum, -West, -Oost en Drievliet
Zeer hoog gewaardeerde structuren
Hoog gewaarde structuren
Redelijk hoog gewaardeerde structuren
Historische bouwkunst
Binnen de woongebieden van Ridderkerk is diverse historische bouwkunst. De historische bouwkunst is onderverdeeld in bouwkunst met zeer hoge, hoge en redelijk hoge waarde.
Afbeelding 4.10 Historische bouwkunst ter hoogte van plangebied (bron: Stichting Dorp, Stad en Land)
De panden op onderstaande adressen zijn aangemerkt als historische bebouwing en bevinden zich in het plangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van de kenmerken per pand wordt verwezen naar het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Woongebieden Ridderkerk' (Bijlage 1).
Slikkerveer
Zeer hoog gewaardeerde bouwkunst
Hoog gewaardeerde bouwkunst
Redelijk hoog gewaardeerde bouwkunst
Ridderkerk-Centrum, -West, -Oost en Drievliet
Zeer hoog gewaardeerde bouwkunst
Hoog gewaardeerde bouwkunst
Redelijk hoog gewaardeerde bouwkunst
Uitgangspunten voor de toekomst
De zeer hoog gewaardeerde en hoog gewaardeerde structuren en panden zijn cultuurhistorisch waardevol en in goede staat. Behoud van deze panden en structuren is wenselijk. Indien dat niet mogelijk is, moet bij eventuele sloop en nieuwbouw zoveel mogelijk aangesloten worden op de cultuurhistorische waarde in de omgeving. De redelijk hoog gewaardeerde panden en structuren zijn weliswaar ondersteunend aan het totaal van cultuurhistorische waarden, maar zijn op zichzelf aangetast.
De Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden zijn gedetailleerd bestemd. De bestaande maatvoering geldt als de maximale maatvoering. Met de opgenomen vergunningsplicht voor het slopen/een sloopverbod wordt de bebouwing beschermd tegen (grootschalige) ingrepen. De Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De cultuurhistorisch waardevolle panden met zeer hoge en hoge waarde zijn voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. De cultuurhistorisch waardevolle structuren met zeer hoge en hoge waarde zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Met deze aanduidingen wordt ingezet op de bescherming en het behoud van de cultuurhistorische waarden. Deze juridische regeling komt overeen met het al vastgestelde bestemmingsplan 'Centrum Ridderkerk'.
Met het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbinnen door particulier initiatief wijzigingen in de bebouwing en functies kunnen ontstaan, of waarvoor met toepassing van één van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden (die een continuering zijn van de voorheen geldende planologische mogelijkheden) veranderingen in de bestemming kunnen worden doorgevoerd. De kostenverhaalsverplichting geldt pas op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Hiertoe is in de regels van dit bestemmingsplan een bepaling opgenomen die dat verplicht stelt.
Inspraak en overleg
In het kader van inspraak is het voorontwerpbestemmingsplan Woongebied Ridderkerk gedurende zes weken ter inzage gelegd van 8 februari 2019 tot en met 21 maart 2019. Daarnaast werd op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties in het kader van het vooroverleg. Er zijn vier inspraakreacties binnengekomen en eveneens vier adviezen van de overlegpartners. De binnengekomen inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de Nota inspraak en overleg. Deze Nota is toegevoegd als Bijlage 2.
Zienswijzen
De eventuele wijzigingen die voortkomen uit de inspraak- en overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Dit wordt, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid om zienswijzen in te dienen. Van de eventueel te ontvangen zienswijzen wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan.
Vaststelling
De eventuele wijzigingen die voortkomen uit de zienswijzen worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor de vaststelling van het plan. Na vaststelling ligt het plan nog eenmaal gedurende zes weken ter inzage; de beroepstermijn.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
Zoals in de inleiding is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard, waarbij een redelijk gedetailleerde wijze van bestemmen is toegepast. Recente ontwikkelingen (vergunde bouwplannen) zijn daarbij - vergelijkbaar met reeds bestaande situaties - voorzien van een passende regeling.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden. Ook moeten ze digitaal uitwisselbaar worden gemaakt. Er is een aantal standaarden door het toenmalige Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden voor zover van toepassing gebruik gemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen gegeven aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen. Uitgangspunt is het legale gebruik van de bestemmingen.
Agrarisch
Deze bestemming is toegekend aan in het plangebied aanwezige agrarische gronden. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is bouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak waarbij de maximale goothoogte is aangegeven op de verbeelding en de omvang is vastgelegd in de regels.
Bedrijf
De bedrijvigheid heeft de bestemming 'Bedrijf'. Daarbij is een categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en 'functiemenging' aangegeven. De afstand tot gevoelige functies bepaald mede de toelaatbaarheid van de bedrijven. Voor de bedrijven wordt een passende regeling opgenomen, overeenkomstig de huidige milieucategorie. Op de verbeelding zijn de bouwmogelijkheden aangegeven door middel van maatvoeringsaanduidingen. Nutsvoorzieningen hebben de speciale aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend daar toegestaan waar op de verbeelding een aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen. Aan de situering en afmetingen van bebouwing, de situering ten opzichte van de weg en de ontsluiting en inrichting van verkeersvoorzieningen, kan door het college van burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld. Om bepaalde activiteiten en bouwwerken uit te sluiten, te beperken of juist wel toe te staan, zijn specifieke gebruiks- en afwijkingsregels opgenomen.
Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation
Voor het gasdrukmeet- en regelstation aan de Hogeweg is deze bestemming opgenomen. De Gasunie ziet voor dergelijke installaties graag een eenduidige en uniforme wijze van bestemmen. De bestemmingsregeling is hetzelfde als die voor het gasdrukmeet- en regelstation aan de Oosterparkweg. Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Detailhandel
In het plangebied zijn enkele detailhandelsvestigingen gelegen. Bedrijfsgebouwen dienen binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken te worden geprojecteerd. In de bouwregels zijn maatvoeringen voor goot- en bouwhoogten opgenomen. Indien ter plaatse een bedrijfswoning is toegestaan, dan is deze op de verbeelding aangeduid.
Dienstverlening
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening. De maximale goothoogte is aangegeven met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding. Daar waar sprake is van een plat dak is gebruik gemaakt van een maximale bouwhoogte.
Gemengd - 1
Daar waar zowel kantoren als maatschappelijke functies binnen één bestemming zijn toegestaan is de bestemming 'Gemengd - 1' toegekend. Daar waar ook dienstverlening is toegestaan is voorzien in een nadere aanduiding. De maximale goothoogte is aangegeven met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding. Daar waar sprake is van een plat dak is gebruik gemaakt van een maximale bouwhoogte.
Gemengd - 2
Daar waar zowel detailhandel als wonen op de begane grond binnen één bestemming is toegestaan is de bestemming 'Gemengd - 2' toegekend. Daar waar ook dienstverlening, detailhandel, opslag, horeca of maatschappelijke functies zijn toegestaan is voorzien in een nadere aanduiding. De handel in en opslag van vuurwerk is niet toegestaan. De maximale goothoogte is aangegeven met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding. Daar waar sprake is van een plat dak is gebruik gemaakt van een maximale bouwhoogte.
Groen
Kenmerkende groenstroken binnen het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn beplanting, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Binnen de bestemming is ook water toegestaan.
Horeca
De zelfstandige horecabedrijven in dit plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn geen nieuwe functies toegestaan. De toelaatbaarheid voor wat betreft de horecabedrijven is gerelateerd aan de Staat van Horeca-activiteiten. Bij deze voorzieningen zijn geen woningen toegestaan.
Kantoor
De zelfstandige kantoren in dit plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn geen nieuwe functies toegestaan.
Maatschappelijk
De in het plangebied aanwezige scholen en kerken hebben de bestemming 'Maatschappelijk'.
Recreatie
De sportvelden zijn bestemd met de bestemming 'Recreatie'. Binnen deze bestemming is een maximaal bebouwingspercentage opgenomen. Dit regelt het maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak.
Sport
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvelden en gebouwde sportvoorzieningen met verenigingsgebouwen en daarbij behorende ondergeschikte horeca.
Tuin
De voortuinen en soms delen van de zijtuinen behorende bij de woningen vallen niet onder de bestemming 'Wonen'. Deze zijn apart bestemd als 'Tuin'. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk is om hier erfbebouwing toe te staan. Alleen erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Verkeer
Wegen met een stroomfunctie (over het algemeen 50 km/h-wegen) inclusief bijbehorende voet- en fietspaden zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen met een verblijfsfunctie (over het algemeen 30 km/h-wegen) daarentegen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze laatste is gericht op het verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming zijn tevens de in het plangebied aanwezige (grotere) speelvoorzieningen opgenomen. De speelvoorzieningen zijn begrensd met de aanduiding 'speelvoorziening'.
Water
De gronden die aangewezen zijn voor water zijn bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding. Binnen deze bestemming mag alleen worden gebouwd indien dit noodzakelijk is voor bijvoorbeeld oeververbindingen, of ten behoeve van de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater.
Wonen
Wonen is de belangrijkste functie binnen het plangebied. De vigerende rechten zijn in dit bestemmingsplan overgenomen, conform de systematiek van het bestemmingsplan Bolnes. De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen, alsmede het wonen met aan-huis-geboden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven. De woonfunctie blijft in deze gevallen de hoofdfunctie. Daarom zijn aan deze activiteiten een maximale omvang en specifieke gebruiksregels verbonden.
Andere functies binnen de bestemming 'Wonen' zijn door middel van een aanduiding op de planverbeelding weergegeven. Het bouwen van hoofdgebouwen is slechts toegestaan binnen het bouwvlak. De voorzijde van het bouwvlak valt samen met de bestaande voorgevel. Afhankelijk van het type woning zijn de volgende dieptes gehanteerd voor het bouwvlak:
Het aantal hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande hoofdgebouwen binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven door middel van een aanduiding.
De bestaande goothoogte is overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen, en door middel van een maatvoeringsaanduiding weergegeven op de verbeelding.
Vrijstaande woniningen mogen binnen het bouwvlak conform de regels van het hoofdgebouw worden uitgebreid. Buiten het bouwvlak mogen uitbreidingen van hoofdgebouwen uitsluitend plaatsvinden in de vorm van aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen. In de planregels zijn de bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen opgenomen.
Voor erkers is een afwijkende regeling opgenomen. Bestaande erkers van meer dan één bouwlaag zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Erkers van maximaal één bouwlaag zijn toegestaan, mits deze niet dieper zijn 2 m.
Monumenten
Binnen de wijk staat een aantal gezichtsbepalende objecten die verwijzen naar het verleden van Ridderkerk. Deze gezichtsbepalende objecten hebben op de verbeelding de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' of 'specifieke bouwaanduiding - monument' gekregen.
Leiding - Gas (dubbelbestemming)
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgasleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken. De belangen van de dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de ander daar voorkomende bestemmingen.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Binnen het plangebied komen de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 voor. Binnen deze dubbelbestemmingen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden.
Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
De cultuurhistorisch waardevolle structuren met een (zeer) hoge waardering hebben in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden of werken, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning benodigd. Bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag wordt dit belang afgewogen.
Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de belangen van de waterkering. Deze functie is vooropgesteld ten opzichte van de op deze gronden samenvallende functies.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de belangen van de waterstaatkundige functie van bepaalde watergangen. Deze functie is vooropgesteld ten opzichte van de op deze gronden samenvallende functies.