9.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald, bedraagtĀ de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
-
a. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw en 2 m voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 2 m is toegestaan;
-
b. 3 m voor tuinmeubilair;
-
c. 3 m voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd;
-
d. 5 m voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele communicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
-
e. 15 m voor antenne-installaties anders dan ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
-
f. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.