Plan: | Uitbreiding Zuid-Beijerland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0588.BPZBB13-VG01 |
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. In mei 2011 is een vooronderzoek bodem kwaliteit uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het plangebied (Vooronderzoek bodemkwaliteit, Koenders Partners, 110347-C, d.d. 5 mei 2011, zie bijlage 3). Op basis van het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Uit het vooronderzoek blijkt dat er verdachte locaties zijn met betrekking tot de bodemkwaliteit. Er is verkennend bodemonderzoek nodig om de mogelijke verontreiniging verder te bepalen.