direct naar inhoud van 4.4 Bodem
Plan: Uitbreiding Piershil
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0588.BPPHB13-VG01

4.4 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied een historische activiteit bekend is die mogelijk heeft geleid tot bodemvervuiling. In mei 2011 is een vooronderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het plangebied (Vooronderzoek bodemkwaliteit, Koenders Partners, 110347-B, d.d. 5 mei 2011, zie bijlage 3) en in oktober 2011 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd naar asbest en lood ter plaatse van het plangebied (Nader bodemonderzoek, Koenders Partners, 110816, d.d. 10 oktober 2011, zie bijlage 4). Op basis van de onderzoeken kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • De bij het verkennend onderzoek aangetoonde bodemlaag met een sterk verhoogd asbestgehalte op deellocatie A (voormalige stal) is zowel horizontaal als verticaal volledig afgeperkt. In de omliggende bodem is geen asbest aangetoond. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 21 m³ (circa 40 ton). Deze verontreiniging betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging.
  • Ter plaatse van deellocatie E (voormalige weg) is een sterk verhoogd asbestgehalte aangetoond. De aangetoonde sterke bodemverontreiniging is voldoende afgeperkt. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 69 m³ (circa 130 ton).
  • De bij het verkennend onderzoek aangetoonde matige verontreiniging met lood ter plaatse (deellocatie E) is voldoende afgeperkt. Vastgesteld is dat de matige loodverontreiniging slechts een incidentele spot betreft, vermoedelijk gerelateerd aan de waargenomen puinbijmenging. Nader onderzoek en/of sanerende maatregelen zijn niet noodzakelijk.
  • Bij het verkennend onderzoek zijn in de halfverhardingslaag ter plaatse deelgebied G (volkstuinen) sterk verhoogde asbestgehaltes aangetoond. Deze verontreinigingskern is zowel horizontaal als verticaal volledig afgeperkt. In de omliggende halfverhardingslaag danwel bodem is geen asbest aangetoond. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 10 m³ (circa 20 ton).

Omdat sterk verhoogde asbestgehaltes zijn aangetroffen, geldt formeel gezien een saneringsplicht. De sanering zal ten behoeve van het plan worden uitgevoerd.