Plan: | Nieuw-Beijerland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0588.BPNBA11-VG01 |
In deze paragraaf worden de belangrijkste regelingen die het plan bevat, nader toegelicht. De planregels zijn in vier hoofdstukken uiteen gezet. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende regels. Tot slot bevat hoofdstuk 4 de overgangs– en slotregel.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt bepaald op welke manier bij de toepassing van de planregels wordt gemeten. Bij het meten van bouw– en goothoogtes van gebouwen is het begrip peil van belang.
Artikel 3 Agrarisch
Voor een aantal agrarische percelen is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd. Door middel van een ontheffingsregeling is het echter mogelijk om per agrarisch bedrijf 1 agrarisch bedrijfsgebouw te realiseren.
Artikel 4 Bedrijf
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. De algemene toelaatbaarheid van bedrijven is beperkt tot categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Afwijking van de beperking in algemene toelaatbaarheid is mogelijk als het bedrijven betreft die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en indien een bedrijf door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten verwacht mag worden. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken is advies nodig van een milieudeskundige. In het plangebied zijn een aantal bedrijven aanwezig die vallen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan de algemene toelaatbaarheid ter plaatse. Voor deze bedrijven is een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen. Per bedrijf is het toegestaan 1 bedrijfswoning te realiseren. Ten zuiden van de bedrijven aan de Handelsstraat is een strook opgenomen waar uitsluitend bedrijfswoningen zijn toegestaan. Deze zone dient als buffer tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende woonwijk. In de voormalige gemeenteloods zit nu een jeugdsoos. De jeugdsoos heeft op de verbeelding de aanduiding 'maatschappelijk' gekregen. Hierbinnen is een bouwoppervlakte toegestaan van ten hoogste 100 m2.
Artikel 5 Centrum
Voor het centrumgebied van de kern Nieuw–Beijerland is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Binnen de bestemming zijn naast wonen ook detailhandel en dienstverlening toegestaan. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven toegestaan tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en aannemersbedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
De in het plangebied voorkomende kinderboerderij is bestemd als 'Cultuur en ontspanning'. Binnen deze bestemming is een beperkte bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen gerealiseerd mogen worden. Daarnaast geldt in dit bouwvlak een maximale bebouwingspercentage. Op de overige gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
Artikel 7 Groen
Binnen het plangebied zijn vooral de grote, aaneengesloten groengebieden bestemd tot 'Groen'. Behalve voor beplantingen, zijn deze gronden ook bestemd voor speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en voet– en fietspaden.
Artikel 8 Maatschappelijk
De scholen, de kerk, de medische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen in het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' (bp) is een begraafplaats toegestaan. Het gemaal in het noorden van het plangebied is voorzien van de aanduiding 'gemaal'. Tevens komt in het plangebied een molen voor. Deze is aangeduid middels de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk–1'.
Artikel 9 Recreatie–Dagrecreatie
Aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich recreatieve voorzieningen in de vorm van volkstuinen. De volkstuinen hebben de bestemming 'Recreatie – Dagrecreatie' gekregen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
Artikel 10 Sport
De sportvelden in het zuiden van het plangebied zijn bestemd voor Sport. De gronden zijn hier bedoeld voor sport en recreatie, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' (ijs) tevens een ijsbaan is toegestaan. Op de verbeelding zijn grote bouwvlakken opgenomen waarbinnen gebouwen kunnen worden opgericht. Hierbij is met een percentage een maximum aan de totale oppervlakte van de gebouwen gesteld. Hiermee kunnen de gebouwen op een andere locatie binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Daarnaast is op de verbeelding een maximale goothoogte opgenomen. De bestaande regeling is hierbij als uitgangspunt genomen.
Artikel 11 Tuin
Bij de hoofdgebouwen behorende voortuinen en de meeste zijtuinen, waar bebouwing niet gewenst is, vallen niet onder de bestemming 'Wonen', maar zijn apart als 'Tuin' bestemd. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk wordt geacht om bebouwing voor de voorgevel van de woningen toe te staan. Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale hoogte van 3 m.
Artikel 12 Verkeer
De ontsluitingswegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Behalve voor verkeersvoorzieningen, zoals wegen en fiets– en voetpaden, zijn de betreffende gronden ook bestemd voor parkeervoorzieningen en straatmeubilair.
Artikel 13 Verkeer – Verblijfsgebied
Naast de ontsluitingswegen komen in het plan veel woonstraten voor. Deze woonstraten hebben de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. Behalve voor ontsluiting dienen deze straten ook voor verblijf in samenhang met aangrenzende bestemmingen.
Omdat ook binnen deze bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' kleine groengebieden voorkomen, zijn behalve wegen, fiets– en voetpaden ook groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen, worden gebouwd.
Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' is tevens de mogelijkheid opgenomen voor het organiseren van evenementen zoals een kermis, braderie of markt.
Artikel 14 Water
De hoofdwatergangen in het plangebied zijn bestemd als 'Water'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.
Artikel 15 Water – Natuur– en landschapswaarden
Vanwege de natuur- en landschapswaarden, is de Nieuw–Beijerlandsche kreek bestemd als 'Water, Natuur– en landschapswaarden'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m. Om de natuurlijke en landschappelijke waarden in het gebied te behouden of te versterken, is een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 16 Wonen
Binnen deze bestemming is rekening gehouden met wonen en zijn ook aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Bedrijfsmatige activiteiten zijn gebonden aan een maximumoppervlak van 25% met een maximum van 40 m² . In het plangebied komt een aantal percelen voor waar sprake is van een meer structurele menging van functies waarbij de begane grondlaag in het geheel niet wordt bewoond maar gebruikt wordt voor kantoren. Voor deze percelen is op de verbeelding de aanduiding (k) voor kantoren opgenomen.
Verder zijn in het plangebied 3 horecagelegenheden aanwezig. Hiervan is er één aangeduid met de aanduiding 'horeca' (h). De algemene toelaatbaarheid van horecavoorzieningen is beperkt tot categorie 1b uit de Staat van Horeca–activiteiten. De andere twee horecavoorzieningen vallen echter onder categorie 2 van de Staat van Horeca–activiteiten. Op de verbeelding is de aanduiding 'ten hoogste horecacategorie 2' (h=2) opgenomen.
Om de woningtypologieën in het plangebied te waarborgen, zijn op de verbeelding aanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] is het uitsluitend toegestaan vrijstaande woningen te bouwen. Dit is vooral het geval aan de randen van het plangebied. Daarnaast is de aanduiding 'twee–aaneen' [tae] opgenomen waar naast vrijstaande woningen ook twee–aaneengebouwde woningen gebouwd mogen worden. Gestapelde woningen in het oostelijke deel van het plangebied zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'gestapeld' [gs]. Op enkele locaties zijn gebouwen aangeduid met de aanduiding 'garage' (ga). Ter plaatse zijn uitsluitend garages en bergplaatsen toegestaan ten behoeve van de woningen.
De bestemming 'Wonen' is op de verbeelding voorzien van een bouwvlak dat volledig mag worden bebouwd. De maximale goothoogte van woningen is aangegeven op de verbeelding. Aan– en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht. Hiervoor geldt een maximaal bebouwingsoppervlak van 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij– en/of achtererf met een maximum van 60 m².
Voor de woningen aan de Stuifakker is de aanduiding 'erf' (e) opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding geldt een ruimere bebouwingsoppervlak voor aan– en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Artikel 17 Wonen 1
Voor de ontwikkeling in het noorden van het plangebied is de bestemming Wonen I opgenomen. Omdat de ontwikkeling deels voorziet in de realisatie van maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimten zijn deze functies door middel van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) op de verbeelding opgenomen. Daarnaast zijn, net als bij de bestemming Wonen, ook aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan en zijn bedrijfsmatige activiteiten gebonden aan een maximumoppervlak van 25% met een maximum van 40 m².
Artikel 18 Leiding – Gas
Ter plaatse van de gasleiding zijn de gronden middels een dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Gas'. Daarnaast is op de verbeelding een zone van 5 m aan weerszijde van de leiding opgenomen als zakelijk rechtstrook. Ten dienste van deze bestemmingen mogen binnen deze zone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
Artikel 19 Leiding – Hoogspanningsverbinding
Ter plaatse van de hoogspanningsleiding in het oostelijk deel van het plangebied zijn de gronden bij wijze van dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Hoogspanningsverbinding'. Binnen deze bestemming is het uitsluitend mogelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale hoogte van 3 m.
Artikel 20 Leiding – Olie
Ter plaatse van de olieleiding zijn de gronden middels een dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Olie'. Net als bij de aardgastransportleiding is op de verbeelding een zone van 5 m aan weerszijde van de leiding opgenomen als zakelijk rechtstrook. Binnen deze zone mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden opgericht.
Artikel 21 Leiding - Riool
De rioolpersleiding die in het plangebied aanwezig is, is bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De zakelijke rechtstrook van deze rioolpersleiding is eveneens aangegeven binnen deze dubbelbestemming.
Artikel 22, 23 en 24 Waarde - Archeologie - 1 tot en met - 3
Op basis van het archeologische beleid van de gehele Hoeksche Waard zijn aan het plangebied dubbelbestemmingen toegekend. Met deze dubbelbestemmingen wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetoond. Binnen het plangebied is er sprake van vier verschillende archeologische verwachtingswaarden, waarbij per verwachtingswaarden andere verstoringsoppervlaktes en -dieptes gelden wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Artikel 25 Waterstaat – Waterkering
Dit artikel is bedoeld om de belangen van de waterkering en de naastgelegen beschermingszone planologisch te regelen. Het artikel behelst een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een ontheffingsregeling kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, waterschap Hollandsche Delta.
Artikel 26 Antidubbeltelregel
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 27 Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.
Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.
Bestaande afstanden en andere maten
In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alleen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd.
Het onder het overgangsrecht brengen zou ook tot praktische complicaties leiden, aangezien dan onduidelijk is of – bijvoorbeeld – het gehele gebouw onder het overgangsrecht valt of alleen dat gedeelte waarmee de betrokken maten worden overschreden.
Om dit soort verwikkelingen te voorkomen, is in artikel 27 een regeling opgenomen die voorkomt dat overgangsrecht van toepassing is, indien de gestelde maxima of minima niet met de bestaande situaties in overeenstemming zijn.
Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten onverkort. Voorts is de regeling uitsluitend van toepassing ter plaatse van de reeds bestaande afwijking. Dit houdt in dat indien een gebouw dat – bijvoorbeeld – volgens de reguliere planregels te dicht op de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, wordt vergroot, de regeling niet van toepassing is.
Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit is het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.
Artikel 28 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze onderwerpen. Artikel 28 voorkomt dat regels uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn algemene aanduidingsregels opgenomen. Het artikel voorziet in een regeling ten aanzien van het bouwen binnen de molenbiotoop. Hierin is opgenomen dat binnen een straal van 100 m uit het middelpunt van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.
Artikel 31 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsregels opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 m te overschrijden, waarbij het bestemmingsvlak met ten hoogste 10% mag worden vergroot.
Artikel 32 Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 21 lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bevoegd gezag.
Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.
Artikel 33 Titel
Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.