1e herziening Buitengebied 2015
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0588.BPBGA13hp0615-VG01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
A Begripsbepalingen
B Toepassingsverklaring
C Herziening van de regels en verbeelding
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijf – Nutsvoorziening
Artikel 13 Natuur – Landschap en landgoederen
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie – Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Recreatie - Recreatiewoning
Artikel 21 Leiding - Brandstof
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 26 Waarde - AMK terrein
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 31 Waterstaat - Waterkering
Artikel 32 Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden
Artikel 34 Algemene bouwregels
Artikel 35 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Artikel 36 Algemene gebruiksregels
Artikel 37 Algemene aanduidingsregels
Artikel 38 Algemene afwijkingsregels
Artikel 39 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
D Overgangsrecht
E Slotregel
Bijlagen
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel A Begripsbepalingen
plan:
het bestemmingsplan '1e herziening Buitengebied 2015' met identificatienummer NL.IMRO.0588.BPBGA13hp0615-VG01 van de gemeente Korendijk.
Artikel B Toepassingsverklaring
De regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Korendijk op 25 juni 2013 worden herzien, zoals in Artikel C beschreven. Voor het overige blijven de regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing.
Artikel C Herziening van de regels en verbeelding
De regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Korendijk op 25 juni 2013 worden als volgt herzien:
De in groen weergegeven regels worden toegevoegd aan de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
De in grijs weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Korendijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML–bestand NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel
de gevel van het hoofdgebouw die 'tegenover' de voorgevel is gelegen.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijen.
akker– en vollegrondstuinbouw
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen fruit– en bollenteelt en gemengde tuinbouw.
fruitteeltbedrijf
de teelt van fruit op open grond;
vollegronds tuinbouwbedrijf
een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;
gemengd tuinbouwbedrijf
de teelt van tuin– en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
grondgebonden veehouderij
het houden en opfokken van melk– en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht (op)fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven;
paardenhouderij
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
sierteelt
een agrarisch bedrijf gericht op het telen van siergewassen en het kweken van sierplanten.
1.10 agrarisch handels- en exportbedrijf
een bedrijf, gericht op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking en/of de afzet van aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals transport– en opslagbedrijven, veilingen, koelhuizen en dergelijke.
1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.12 agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
1.13 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.14 antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 bebouwing
een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.19 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands–, hoogte–, inhouds– en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.24 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.25 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.26 biomassa
het drooggewicht van zowel plantaardig als dierlijk materiaal en producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal (zoals suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten) geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof;
1.27 biomassa(co)vergisting
een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijk mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekking van energie kan plaatsvinden;
1.28 bordeelprostitutie
prostitutie waarbij de seksueel–erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.
1.29 brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.30 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag/woonlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.38 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.39 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps– of bedrijfsactiviteit.
1.41 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis– en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.42 doelmatige agrarische bedrijfsvoering
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een agrarisch bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.
1.43 evenementen
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, cursussen en andere vertoningen.
1.44 extensieve recreatie
een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen.
1.45 extensief recreatief medegebruik
een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen, welke mag worden uitgeoefend naast een andere functie.
1.46 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.48 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
het exploiteren van zaalaccommodatie;
het verstrekken van nachtverblijf.
1.49 internetverkoop
verkoop van artikelen via internet door de bewoner van de woning, waarbij op het perceel alleen administratieruimte en/of magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.50 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.
1.51 kampeerterrein
een terrein of plaats met daarbij behorende voorzieningen, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.52 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.54 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek–, tunnel–, schaduw–, boog– en gaaskassen daaronder begrepen.
1.55 kinderboerderij
een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.56 kinderdagverblijf
een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt.
1.57 kinderopvang
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
1.58 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding– of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.59 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.60 landbouwtoets
toets of er sprake is van een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op langere termijn gewaarborgd is.
1.61 landgoed
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur als dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling, waarbij vorm van bos- en landbouw onderdeel kunnen uitmaken van de bedrijfsvoering. Het landgoed is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meerdere wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Het ruimtelijke kenmerk is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.
1.62 landhuis
één of meer wooncomplexen op een landgoed met een tuin van allure en uitstraling.
1.63 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet–levende natuur.
1.64 mantelzorg
zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden in diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.
1.65 mestbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.
1.66 mestbewerking
behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven.
1.67 mestverwerking
het proces om (drijf)mest af te breken, door onder andere droging, bezinking, vergisting of indamping, om te zetten in nieuwe bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen.
1.68 mestzak
een flexibel (folie)reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.
1.69 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.70 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie–instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.71 nevenactiviteit / nevenfunctie
activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.
1.72 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.73 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand.
1.74 peil
voor gebouwen die op maximaal 1 m van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
voor aan- en uitbouwen geldt het peil van hoofdgebouw.
1.75 plattelandswoning
een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf en behorend tot of voorheen behorend bij dat agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf. De woning wordt niet beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
1.76 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.77 recreatiewoning
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief verblijf.
1.78 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.80 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca–activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.81 statische opslag
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.82 teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren en die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, hagelnetten en dergelijke.
1.83 teeltondersteunende voorzieningen, permanent
teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.84 theetuin / theeschenkerij
een theetuin/ theeschenkerlij is een gelegenheid, al dan niet met zitplaatsen in de tuin, waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereidde kleine etenswaren kunnen worden genuttigd.
1.85 verbrede landbouw
specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische
bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondergeschikte horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
1.86 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings– en siergewassen worden geteeld.
1.87 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die aan de weg ligt waaraan deze is genummerd.
1.88 voorgevelrooilijn
de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één geval gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.
1.89 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.90 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor– en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne–installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne–installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne–installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderbovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 hoogte van een windturbine
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
een gemengd tuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – gemengd tuinbouwbedrijf’ is toegestaan;
een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is toegestaan;
een paardenhouderij zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is toegestaan;
een kleidepot uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleidepot’ is toegestaan;
tevens één bij het bedrijf behorende bedrijfswoning daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop;
bestaande intensieve veehouderijen als neventak;
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingstructuur (polderpatroon);
de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;
de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’, het gebruik als veldschuur;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.
Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 2 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 11 m.
3.2.3 Kassen
Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De oppervlakte mag niet meer mag bedragen dan:
1.000 m2 ten behoeve van een akkerbouwbedrijf;
300 m2 ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf;
10.000 m2 ten behoeve van een bestaand gemengd tuinbouwbedrijf
In uitzondering op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van kassen ter plaatse van de aanduiding:
'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouwbedrijf 1' niet meer bedragen dan 2 ha;
'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouwbedrijf 2' niet meer bedragen dan 3 ha;
De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning uitsluitend hier is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
De bouwhoogte van torensilo’s, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.
Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ / 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.
De bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De oppervlakte inhoud van mestbassins en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2500 m3, uitsluitend voor eigen gebruik.
3.2.7 Windturbines
Voor het bouwen van een windturbine, gelden de volgende regels:
De windturbine dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
Per bouwvlak is maximaal één windturbine toegestaan.
De ashoogte van een winturbine bedraagt maximaal 15 m.
De windturbine is functioneel gebonden aan het gebouw of de bestemming waarop het geplaatst wordt.
Windturbines mogen niet worden gebouwd op of nabij monumenten.
Windturbines mogen niet gebouwd worden op gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid' / 'overige zone - openheid' en/ of 'ecologische hoofdstructuur' / 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
De afstand tot leidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt minimaal 25 m.
De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval de veiligheid wordt begrepen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken algemene bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Lid 3.2.1 onder c voor het bouwen op een afstand minder dan 15 m uit de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering,
Lid 3.2.5 onder f voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.3 Afwijken bouwregels kassen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c.2 voor het bouwen van kassen ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf, tot een maximum van 5.000 m2, met dien verstande dat:
De kassen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering.
Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf niet is toegestaan.
3.3.4 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Het plaatsen en geplaatst houden van stacaravans of kampeermiddelen is toegestaan binnen de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is toegestaan op het eigen erf behorende bij het agrarisch bedrijf.
Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend buiten de agrarische bedrijfsgebouwen worden geplaatst.
Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend achter de voorgevel rooilijn worden geplaatst.
De onderlinge afstand tussen stacaravans en/of kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van stacaravans en kampeermiddelen met betrekking tot de volgende aspecten:
- een goede landschappelijke inpassing;
- bescherming van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- een passende situering ten opzichte van elkaar of van andere aanwezige bebouwing.
In afwijking van het bepaalde onder lid a. 1 kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane jaarlijkse periode voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a en de volgende voorwaarden:
In totaal mogen buitenlandse werknemers niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar worden gehuisvest op het erf.
Er is geen sprake van structurele huisvesting.
De stacaravans en kampeermiddelen dienen steeds verwijderd te worden.
Huisvesting kan ook plaatsvinden in (tijdelijke) woonunits, mits deze direct worden verwijderd na het gebruik.
3.3.5 Afwijken paardenbakken
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
De paardenbak dient op minimaal 50 m van bebouwing van derden te liggen.
Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.
Lichtmasten zijn niet toegestaan.
De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties.
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders op terreinen voor kleinschalig kamperen.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in stacaravans of kampeermiddelen.
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de opslag van mest.
3.4.2 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a voor nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.
De totale oppervlakte ten behoeve van statische opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.
De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m².
Ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Het kleinschalig kamperen dient op of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden met een maximale oppervlakte van 0,5 ha, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting zijn toegestaan als nevenactiviteit, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan.
Theetuinen/ theeschenkerijen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m² ;
de woning/ agrarisch bebouwing behoudt in overwegende mate zijn woonfunctie met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
theetuinen/ theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
theetuinen/ theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
Ingeval van nieuwe bebouwing dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De nevenfunctie mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.5.2 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.
teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ / 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
3.5.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 5 gasten mogen verblijven;
de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen;
er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein.
Afwijken seizoenarbeiders
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in stacaravans of kampeermiddelen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 3.3.4.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vormverandering van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.
De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, paardenhouderijen en glastuinbouwbedrijven, geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.
Voor paardenhouderijen geldt dat de vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1 ha.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf, dit ter beoordeling van een ter zake deskundige.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Gemengd - 1’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 1’, onder de volgende voorwaarden:
Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient een landbouwtoets te worden uitgevoerd.
Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing niet mag worden teruggebouwd.
Opslag, niet zijnde statische opslag, ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
Detailhandel is niet toegestaan.
De wijziging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt opgenomen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding ‘paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende paardenhouderij is beëindigd.
3.6.6 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Natuur’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ voor zover het de gronden betreft gelegen binnen de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’.
3.6.7 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding ‘parkeren’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘parkeren’ te verwijderen indien de gronden niet langer gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
3.6.8 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden waarop de bedrijfswoning is gesitueerd te wijzigen in een plattelandswoning, door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning op te nemen, onder de volgende voorwaarden:
Er dient sprake te zijn van een voldoende woon- en leefklimaat voor de bewoners van de woning.
De wijziging mag geen nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omliggende functies.
De wijziging mag geen beperking opleveren voor omliggende bedrijven.
De oppervlakte van de woning mag niet worden vergroot.
3.6.9 Wijzigingsbevoegdheid mestzakken en –bassins aansluitend aan het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het plaatse van mestbassins en mestzakken aansluitend aan het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De aanleg buiten een bouwvlak is slechts toelaatbaar indien deze bedoeld is voor het gebruik voor het eigen bedrijf en de realisering van de mestzak of -bassin binnen het bouwvlak zou leiden tot een ondoelmatige bedrijfsvoering dan wel zou leiden tot een uit milieuhygiënisch oogpunt onaanvaardbare situatie.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 2500 m3.
De bouwhoogte van de mestzak of -bassin mag niet meer bedragen dan 2 m.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
Er mag geen sprake zijn van aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;
de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;
voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van een veldschuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’, waarbij de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoeringen.
De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
het werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en het slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolgen hebben;
het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
het scheuren van grasland.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden met dien verstande, dat:
indien de vergunning ziet op een wijziging in de waterhuishouding het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij het Waterschap;
indien de vergunning ziet op het scheuren van grasland het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige.
4.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting op terreinen voor kleinschalig kamperen.
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de opslag van mest.
Het gebruik van veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan veestalling.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven, die zijn opgenomen in de Tabel Bedrijven (bijlage bij dit artikel);
bedrijfswoningen, daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de Tabel Bedrijven;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 2 m.
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Er mag niet meer dan één bedrijf aanwezig zijn per bestemmingsvlak. Indien bestaand meer dan één bedrijf per bestemmingsvlak aanwezig is, geldt het aantal bestaande bedrijven als maximum aantal bedrijven per bestemmingsvlak. Zie hiervoor de Tabel Bedrijven.
Gebouwen en overkappingen worden binnen in het bouwvlak gebouwd.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is opgenomen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ .
De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behorende bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2.
De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 65°.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m.
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
5.2.6 Windturbines
Voor het bouwen van een windturbine, gelden de volgende regels:
De windturbine dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
Per bouwvlak is maximaal één windturbine toegestaan.
De ashoogte van een winturbine bedraagt maximaal 15 m.
De windturbine is functioneel gebonden aan het gebouw of de bestemming waarop het geplaatst wordt.
Windturbines mogen niet worden gebouwd op of nabij monumenten.
Windturbines mogen niet gebouwd worden op gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid' / 'overige zone - openheid' en/ of 'ecologische hoofdstructuur' / 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
De afstand tot leidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt minimaal 25 m.
De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval de veiligheid wordt begrepen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c:
met een eenmalige vergroting van maximaal 10% van het toegestane bebouwingspercentage, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd;
of
met een eenmalige vergroting van maximaal 30% van het toegestane bebouwingspercentage, onder de volgende voorwaarden:
indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd;
er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;
de vergroting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf;
het betreffende bedrijf niet verplaatst kan worden naar een in de gemeente gelegen bedrijventerrein.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regels:
Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op de onbebouwde gronden niet toegestaan.
5.4.2 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan dat op basis van de Tabel Bedrijven is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
De vestiging betreft een bedrijf dat is genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 of 2.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet onevenredig meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
De verkeersaantrekkende werking van het nieuw te vestigen bedrijf mag niet onevenredig toenemen ten opzichte van de verkeersaantrekkende werking van het oorspronkelijk toegestane bedrijf.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting niet leidt tot een vergroting van de maximale toegestane bebouwing op basis van het toegekende bebouwingspercentage.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
5.6.2 Bouw windmolens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een windmolen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De hoogte van een windmolen mag niet meer bedragen dan 25 m.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Tabel Bedrijven
Code |
Adres |
Nr. |
Soort bedrijf |
Maximaal aantal bedrijfs- woningen |
Bijzonderheden |
specifieke vorm van bedrijf - 1 |
Langeweg, Nieuw- Beijerland |
1 |
koelhuis |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 2 |
Dorpsweg, Nieuw- Beijerland |
ong |
opslag |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 3 |
Dorpsweg, Nieuw- Beijerland |
9 |
agrarisch aanverwant bedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 4 |
Nieuw-Piershilseweg, Piershil |
2 |
rioolwaterzuiveringsinstallatie |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 5 |
Oosthoek, Piershil |
3 |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 6 |
Oudendijk, Piershil |
ong |
hoveniersbedrijf |
1 |
Naast 7 |
specifieke vorm van bedrijf - 7 |
Oud-Piershilseweg, Piershil |
11 |
aannemersbedrijf en reparatie-inrichting |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 8 |
Molendijk, Goudswaard |
90A |
garage en dierenpension |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 9 |
Molendijk, Goudswaard |
90B 88A |
stalling en opslag |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 10 |
Vaartweg, Goudswaard |
11 |
agrarisch aanverwant bedrijf |
2 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 11 |
Zuidoordseweg, Goudswaard |
6 |
groothandel in consumptieaardappelen |
1 |
tevens stierenhouderij aanwezig |
specifieke vorm van bedrijf - 12 |
Achterweg, Goudswaard |
2A |
agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 13 |
Achterweg |
6 7a |
rioolwaterzuiveringsinstallatie |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 14 |
Zuidoordseweg, Goudswaard |
8 |
composteringsbedrijf en een agrarisch loonbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 15 |
Zwartsluisje, Goudswaard |
4 |
transportbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 16 |
Zwartsluisje, Zuid - Beijerland |
113 |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
2 bedrijven aanwezig |
specifieke vorm van bedrijf - 18
|
Zwartsluisje, Zuid - Beijerland |
57 |
transportbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 19 |
Lange Eendrachtsweg, Zuid - Beijerland |
2 |
opslag en stalling behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 20 |
Zuidzijdsedijk, Nieuw- Beijerland |
30 |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 21 |
Zuidzijdsedijk, Nieuw- Beijerland |
60 |
kunstuitleen / galerie |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 22 |
Blindeweg, Zuid - Beijerland |
22 |
grond-/baggerdepot |
0 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 23
|
Kraagweg, Zuid - Beijerland |
ong |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 24 |
Kraagweg, Zuid - Beijerland |
1 |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 25 |
Molendijk, Zuid - Beijerland |
81 |
bedrijf categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 26 |
Koninginneweg
|
ong |
agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 27
|
Dorpsstraat, Zuid - Beijerland |
2 |
aannemersbedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 28 |
Schoutsdijk, Zuid - Beijerland |
3 |
agrarisch aanverwant bedrijf |
1 |
|
specifieke vorm van bedrijf - 29 |
Schenkeldijk, Zuid - Beijerland |
3 |
groothandel in ijzer en schroot |
1 |
|
Artikel 6 Bedrijf – Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor het openbaar nut;
alsmede voor bijbehorende:
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
De goothoogte van gebouwen mag niet minder bedragen dan 4 m.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bos en bebossing;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
recreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van de waterstand;
het vellen of rooien van bomen;
het verwijderen van landschapselementen;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
7.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik dan wel aanleg betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden, met dien verstande dat het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één woning per bouwvlak, daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop, of zoveel woningen als aanwezig zijn bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met bijbehorende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
opslag ten behoeve van agrarische doeleinden;
statische opslag;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.2.1 Algemeen
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één voormalig agrarisch bedrijf toegestaan.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 2 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.
8.2.2 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
Voor voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte 11 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
8.2.3 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
8.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wijziging voor vestiging van een agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - 1’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf met uitzondering van een intensieve veehouderij indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De omschakeling dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf. Hierover dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
De oppervlakte van de bestemming mag niet meer dan 1 ha bedragen.
De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
een bezoekerscentrum met daarbij behorende licht horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 1’;
een museum met bijbehorende bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 2’;
een horecabedrijf in de vorm van een restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 3’;
een museum, vergaderruimte en werkschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 4’;
een speelhuis en ontvangstpunt met daarbij behorende lichte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 5’;
een beheersgebouw met een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 6’;
een horecabedrijf met bijbehorende bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 7’;
voorzieningen voor informatie en educatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 8’;
recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 9’;
voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
Het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 9’ mag niet meer bedragen dan één, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
De goot- en bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan de bestaande maatvoeringen op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
In afwijking van het bepaalde onder b c mogen recreatiewoningen met een inhoud kleiner dan 250 m3 worden uitgebreid tot een inhoud van maximaal 250 m3, inclusief één vrijstaand tuinhuisje.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van recratiewoningen voor permanent bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van het perceel Tiengemeten 6 de aanduiding 'wonen' de recreatiewoning wel permanent mag worden bewoond door degene die gebruiker was van het perceel ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 teneinde andere functies dan genoemde functies toe te staan, met dien verstande dat uitsluitend de volgende functies zijn toegestaan:
bezoekerscentrum met lichte horeca;
voorzieningen van informatie en educatie;
beheersgebouwen;
bedrijfswoningen;
recreatiewoningen voor permanente verblijfsrecreatie;
woningen;
vergaderruimten;
accommodatie voor groepskamperen;
horecabedrijven.
Het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan 9.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven, die zijn opgenomen in de Tabel Horecabedrijven (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de Tabel Horecabedrijven;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
10.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
GDe oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.
De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
10.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2.
De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,20;
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 65°.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a:
met een vergroting van 10% van de toegestane inhoud oppervlakte indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijking vestiging ander soort horecabedrijf
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a voor het vestigen van een ander soort horecabedrijf dan dat op basis van de Tabel Horecabedrijven is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
De bebouwde oppervlakte mag niet verder worden vergroot dan is aangegeven in lid 10.2.2 onder a.
De vestiging betreft een bedrijf dat is genoemd in bijlage 2 (Staat van Horecabedrijven).
Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel horecabedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting niet leidt tot een vergroting van de maximale toegestane bebouwing op basis van het toegekende bebouwingspercentage.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Tabel Horecabedrijven
Code |
Adres |
Nr. |
Soort bedrijf |
Maximaal aantal bedrijfs- woningen |
Bijzonderheden |
specifieke vorm van horeca - 1 |
Schenkeldijk, , Zuid - Beijerland |
2 |
Café |
1 |
categorie 2 |
specifieke vorm van horeca - 2 |
Zuidzijdsedijk, Nieuw - Beijerland |
29 |
Restaurant |
1 |
categorie 2 |
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke doeleinden met bijbehorende maatschappelijke en culturele voorzieningen zoals aangegeven in de Tabel Maatschappelijke voorzieningen;
bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de Tabel Maatschappelijke voorzieningen;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 2 m.
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
11.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.
De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
11.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2.
De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,20.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 65°.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder a:
met een vergroting van 10% van de toegestane inhoud oppervlakte, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
Tabel Maatschappelijk
Code |
Adres |
Nr. |
Soort bedrijf |
Maximaal aantal bedrijfs- woningen |
Bijzonderheden |
specifieke vorm van maatschappelijk - 1 |
Vaartweg, Goudswaard |
2 |
Begraafplaats |
0 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 2 |
Oud-Piershilseweg, Piershil |
4 |
Begraafplaats |
0 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 3 |
Buitenom, Nieuw - Beijerland |
ong |
Begraafplaats |
0 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 4 |
Nieuwendijk, Zuid - Beijerland |
ong |
Baken |
0 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 5 |
Nieuwendijk, Zuid - Beijerland |
ong |
Baken |
0 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 6 |
Tiengemeten, Zuid - Beijerland |
7 |
Zorgboerderij |
1 |
|
specifieke vorm van maatschappelijk - 7 |
Koninginneweg, Zuid - Beijerland |
23 |
Begraafplaats |
0 |
|
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
agrarisch medegebruik;
extensief recreatief medegebruik;
een natuurkampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
natuurspeelterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurspeelterrein’.
12.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het natuurkampeerterrein en het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
De oppervlakte van parkeervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 400 m2 per parkeervoorziening.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van de waterstand;
het verwijderen van landschapselementen;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
het scheuren van grasland;
het vellen, rooien en beschadigen van houtgewas;
het aanleggen van dijken en taluds.
12.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden.
Artikel 13 Natuur – Landschap en landgoederen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur – Landschap en landgoederen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder het behoud van een zichtlijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – zichtlijn’;
het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of internetverkoop;
bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, duikers, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
een en ander duurzaam deel uitmakende van een landgoed.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – landhuis’ mag 1 landhuis inclusief aanbouwen en bijgebouwen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
13.2.2 Specifieke bouwaanduiding - landhuis
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – landhuis’ gelden de volgende regels:
Het aantal woningen in het landhuis mag niet meer bedragen dan 3.
De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’.
De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt er een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel.
Het landhuis moet worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 45°.
De totale oppervlakte van een- en uitbouwen en bijgebouwen bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.
De goothoogte van bijgebouwen, overkappingen en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 teneinde ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’ tevens een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteit in het hoofdgebouw en in de karakteristieke vrijgekomen agrarische bebouwing uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
parkeren op eigen terrein dient te geschieden;
dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het aanleggen en/of verharde van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
het aanbrengen van opgaande beplantingen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – zichtlijn’.
13.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden van de gronden.
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de Tabel Recreatie - Dagrecreatie (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één recreatiebedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
evenementen;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd, tenzij in de Tabel Recreatie – Dagrecreatie anders is aangegeven.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan in de Tabel Recreatie – Dagrecreatie is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in de Tabel Recreatie – Dagrecreatie is aangegeven.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 2;
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder b:
met een vergroting van 10% van de toegestane inhoud oppervlakte, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
Tabel Recreatie – Dagrecreatie
Code |
Adres |
Nr. |
Soort voorziening |
Maximale goot-/ bouwhoogte |
Maximale oppervlakte bedrijfs- bebouwing in m2 |
Bijzonderheden |
specifieke vorm van recreatie - 1 |
Hitsersekade, Zuid - Beijerland |
ong |
Dagrecreatief terrein |
n.v.t. |
0 m2 |
|
specifieke vorm van recreatie - 2 |
Spuidijk, Zuid - Beijerland |
ong |
Jachthaven |
3 / 6 m |
50 m2 |
|
specifieke vorm van recreatie - 3 |
Hitsersekade, Zuid - Beijerland |
ong |
Jachthaven |
3 / 6 m |
60 m2 |
|
specifieke vorm van recreatie - 4 |
Veerdijk,Havenkade, Goudswaard |
ong |
Jachthaven |
- / 3- m |
150 m2 |
|
specifieke vorm van recreatie - 5 |
Langeweg, Goudswaard |
ong |
Volkstuinen |
- / 3 m |
30 m2 |
bebouwingsoppervlakte per volkstuin |
specifieke vorm van recreatie - 6 |
Langeweg, Goudswaard |
ong |
Volkstuinen |
- / 3 m |
30 m2 |
bebouwingsoppervlakte per volkstuin |
specifieke vorm van recreatie - 7 |
Nieuwendijk 6, Goudswaard |
ong |
Jachthaven de Put |
3 / 6 m |
150 m2 |
Buiten het bouwvlak is 30 m2 aan bebouwing ten behoeve van personeelsonderkomen annex magazijnruimte toegestaan. |
specifieke vorm van recreatie - 8 |
Oranjeweg, Zuid - Beijerland |
ong |
Volkstuinen |
- / 3 m |
30 m2 |
bebouwingsoppervlakte per volkstuin |
specifieke vorm van recreatie - 9 |
Hogeweg, Zuid - Beijerland |
ong |
Volkstuinen |
- / 3 m |
30 m2 |
bebouwingsoppervlakte per volkstuin |
specifieke vorm van recreatie - 10 |
Hitsersekade, Zuid - Beijerland |
8 |
Jachthaven |
3 / 6 m |
100 m2 |
|
Artikel 15 Recreatie – Verblijfsrecreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfsrecreatieve voorzieningen, die zijn opgenomen in de Tabel Recreatie-Verblijfsrecreatie (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen in het bouwvlak gebouwd.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de tabel ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’.
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m.
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder b:
met een vergroting van 10% van de toegestane inhoud oppervlakte, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting op campings.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel verblijfsrecreatief bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting niet leidt tot een vergroting van de maximale toegestane bebouwing op basis van het toegekende bebouwingspercentage.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Tabel Recreatie – Verblijfsrecreatie
Code |
Adres |
Nr. |
Soort bedrijf |
Bijzonderheden |
specifieke vorm van recreatie - 11 |
Havenpad, Goudswaard |
1 |
Camping |
De maximale toegestane oppervlakte aan bebouwing bedraagt 40 m2. |
Artikel 16 Recreatie - Recreatiewoning
16.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatiewoningen;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
16.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
Er mag niet meer dan één recreatiewoning per bouwvlak worden gebouwd.
De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
De oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief kelder en (aangebouwde) bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
Bij een recreatiewoning mag één bijgebouw worden gebouwd.
De goothoogte van een bijgebouw bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.
De bouwhoogte van een bijgebouw bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
De afstand tussen de gevel van een vrijstaand bijgebouw en de gevel van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan de bestaande afstand.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemming mag de recreatiewoning niet worden gebruikt voor permanente bewoning.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Sportvoorzieningen, zoals die zijn opgenomen in de ‘Tabel Sport’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één sportvoorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Gebouwen en overkappingen worden binnen in het bouwvlak gebouwd.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ of ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)'.
De goothoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Sport’. De goothoogte van nieuw te bouwen gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Sport’. De bouwhoogte van nieuw te bouwen gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 2 m.
Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
17.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m².
De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 65°.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van sport- en vrijetijdsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 18 m;
De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwhoogte als bepaald in 17.2.4 onder r e teneinde hekwerken of vangnetten toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt en afwijking niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
17.3.2 Afwijken bouwregels gebouwen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b:
met een vergroting van 10% van de toegestane inhoud, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder a voor het vestigen van een ander soort sportvoorziening dan dat op basis van de Tabel Sport is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.
De nieuw te vestigen sportvoorziening mag naar aard en invloed niet onevenredig meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
Het nieuw te vestigen sportvoorziening mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel sportbedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting niet leidt tot een vergroting van de maximale toegestane bebouwing op basis van het toegekende bebouwingspercentage.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ / 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Tabel Sport
Code |
Adres |
Nr. |
Soort bedrijf |
Maximaal aantal bedrijfs- woningen |
Bijzonder-heden |
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
specifieke vorm van sport - 1 |
Achterweg, Goudswaard |
2 |
Voetbal- vereniging en tennis- vereniging |
0 |
Kantine aanwezig |
4 m |
3 m |
specifieke vorm van sport - 2 |
AchterZwaeneweg, Goudswaard |
ong |
IJsbaan |
0 |
|
3 m |
3 m |
specifieke vorm van sport - 3 |
Schoutsdijk, Zuid - Beijerland |
22 |
Manege |
1 |
Kantine aanwezig |
6 m |
10 m |
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook;
fiets– en voetpaden;
een verhard fietspad ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – fietspad’;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, duikers, bruggen, straatmeubilair, groen, water, reclame–uitingen en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van lantaarnpalen bedraagt ten hoogste 9 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water ten behoeve van de waterhuishouding;
behoud, herstel en ontwikkeling van natuur– en landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur- en landschapswaarden’;
tevens een jachthaven ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’;
een werkhaven ter plaatse van de aanduiding ‘water – werkhaven’;
een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘natuur- en landschapswaarden’:
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van wateren;
het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
het aanleggen van boven– of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen van oevervegetaties.
19.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 19.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – werkhaven’ is een ligplaats voor een schip toegestaan met een hoogte van maximaal 3 m boven de waterlijn.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of internetverkoop;
één woning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
20.2.1 Algemeen
hoofdgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
20.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met uitzondering van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’.
Ter plaatse van de aanduidig 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte' bedraagt de inhoud van de woning maximaal 1.000 m3 . De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
De afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, voor zover het hoofdgebouw niet aaneengebouwd is.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zonder gebouwen’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.3 onder d e met een vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
De vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is noodzakelijk voor de instandhouding van het monumentale ensemble.
De maximale oppervlakte bedraagt 200 m2.
Er dient sprake te zijn van een monument en een monumentaal ensemble van bebouwing.
De vergroting van de bijbehorende bouwwerken is in verhouding met de grootte van het perceel.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 5 gasten mogen verblijven;
de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen;
er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein.
20.5.2 Theetuin / theeschenkerij
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 teneinde tevens een theetuin/ theeschenkerij mogelijk te maken met dien verstande dat:
de oppervlakte ten hoogste 40 m² mag bedragen;
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
theetuinen theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing en/of bouwmogelijkheden;
theetuinen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie.
Artikel 21 Leiding - Brandstof
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Brandstof' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van beplanting, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of het ophogen van gronden;
het aanbrengen, verwijderen of herstellen van drainage;
het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
het rooien van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en /of goederen;
het plaatsen van voorzieningen zoals o.a. tenten voor (incidentele) activiteiten, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/of regionale promotionele activiteiten.
21.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning om af te wijken is verleend, zoals in lid 21.3 bedoeld;
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
21.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder b. Een omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
alvorens te beslissen op een aanvraag omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding–Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen / rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
22.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning om af te wijken is verleend, zoals in lid 22.3 bedoeld;
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 84 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het wijzigen van het maaiveldniveau;
het aanleggen van watergangen en – partijen;
het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
het plaatse van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
23.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning om af te wijken is verleend, zoals in lid 23.3 bedoeld;
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 24 Leiding - Olie
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Olie’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor: een olieleiding.
een ondergrondse pijpleiding voor het transport van ruwe olie met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar en met de daarbij behorende belemmerende strook van 5 m ter weerszijden van de leiding;
het beheer en onderhoud van de leiding(en) met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder b. Een omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
(beperkt) kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
alvorens te beslissen op een aanvraag omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding–Olie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen / rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
24.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning om af te wijken is verleend, zoals in lid 24.3 bedoeld;
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 25 Leiding - Riool
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een druk-/persleiding.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 25.2 onder b, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
25.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 25.3 bedoeld;
normaal onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 26 Waarde - AMK terrein
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - AMK terrein' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - AMK terrein’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 26.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m².
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
27.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
27.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 100 m²;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 100 m²;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 ha 500 m²;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
29.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha 500 m²;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
29.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 4
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 ha;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 4’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
30.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
30.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 31 Waterstaat - Waterkering
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterkering.
31.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad:
op de omgevingsvergunning voor het afwijken is de keur van toepassing;
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder, danwel een vergunning op grond van de keur is verleend.
Artikel 32 Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterstaatsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van water.
32.2 Bouwregels
In of op de als zodanig bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in sub b genoemde riviergebonden en de in sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
De riviergebonden activiteiten zijn:
de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
de bouw of wijziging van scheepswerven;
de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
de aanleg of wijziging van scheepswerven;
de realisatie van natuur;
de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
de winning van oppervlaktedelfstoffen.
De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
De activiteiten genoemd in sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft;
er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;.
er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
en specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
In afwijking van het bepaalde in sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;
tijdelijke activiteiten,
een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in sub d onder punt 1 tot en met 3.
Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
32.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 32.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 32.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie van de gronden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij Rijkswaterstaat.
Artikel 33 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene bouwregels
34.1 Nieuwbouw van woningen
Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:
Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
34.2 Overschrijding bouwgrenzen en goothoogten
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en goothoogten mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt;
tot gebouwen behorende dakkapellen en hellende dakvlakken, topgevels, antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen. mits de overschrijding van de goothoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt en plaats vindt over een breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak
34.3 Bestaande maten
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten, dakkapellen en hellende dakvlakken afwijken van de maatvoeringregels in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:
bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
dakkapellen en hellende dakvlakken, die niet passen binnen de maatvoering zoals in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als toelaatbaar worden aangehouden;
ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
Artikel 35 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
brandweeringang;
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
de ruimte tussen bouwwerken;
parkeergelegenheid en laad– en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 36 Algemene gebruiksregels
36.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).
Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.
Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.
36.2 Beroep- en bedrijf-aan-huis
In de bestemmingen waarin een (bedrijfs)woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Het betreft een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven.
Het medegebruik blijft van ondergeschikte betekenis en de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair.
Het betreft geen beroep of bedrijf waarvoor een milieuvergunning verleend moet worden of een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet milieubeheer.
Er is geen sprake van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling.
Het beroep of bedrijf heeft geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg, veroorzaakt door bezoekers en laden en lossen.
De benodigde parkeervoorzieningen voor de (bedrijfs)woning en het beroep of bedrijf worden op eigen terrein gerealiseerd, tenzij het beroep of bedrijf geen verkeersbelemmerende werking heeft.
Het medegebruik blijft beperkt tot de bewoners van de woning.
Het medegebruik blijft beperkt tot maximaal 25% van de bruto vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m².
36.3 Parkeren
In geval van een nieuwe ontwikkeling, wijziging van gebruik of uitbreiding van een niet-woonfunctie met meer dan 50 m², dient in voldoende mate voorzien te worden in parkeergelegenheid, waarbij voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers van het AV-CROW en dat als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.
Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, afwijken van het bepaalde onder a., wanneer in de directe omgeving of op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien, mits de parkeerbalans daardoor niet wordt verstoord.
Artikel 37 Algemene aanduidingsregels
37.1 Openheid
37.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’ / 'overige zone - openheid'.
Uitzonderingen
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Toelaatbaarheid
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. Indien de vergunning ziet op een wijziging in de waterhuishouding wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het Waterschap.
37.2 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' de volgende regels:
binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
gelegen binnen de bebouwingscontour en binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
gelegen buiten de bebouwingscontour en binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands– en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing of beplanting onevenredig zouden schaden;
indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
37.3 Veiligheidszone - bevi
37.3.1 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
37.3.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in lid 37.3.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.
Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.
37.4 Milieuzone – geurzone
37.4.1 Zoneomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - Geurzone' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de geuremissie in verband met de aanwezige rioolwaterzuiveringsinstallatie.
37.4.2 Bouwregels
Binnen de op de plankaart aangeduide geurzone rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zijn in verband met geuremissie geen geurgevoelige bestemmingen toegestaan.
37.5 Veiligheidszone - leiding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-leiding' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden.
Artikel 38 Algemene afwijkingsregels
38.1 Algemeen
Het bevoegde gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – middels een omgevingsvergunning af- wijken van de regels voor:
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen –, mits deze bouwwerken geen grotere (goot– of boeibord)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot– of boeibordhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m³ hebben;
de bouw van straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 m bedraagt. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
38.2 Afwijken algemene bouwregels
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
het bouwen binnen 5 m 2 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens binnen de bestemming 'Agrarisch' en het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens binnen de bestemming 'Wonen', mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
38.3 Afwijken inhoudsmaat (bedrijfs)woningen
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ binnen de bestaande bebouwing;
De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is.
38.4 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
het vergroten van de maximaal toegestane inhoud, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
38.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
38.6 Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
Het bevoegd gezag trekken de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 39 Algemene wijzigingsregels
39.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegde gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan
Buitengebied van de gemeente Korendijk'.
Rosmalen, juni 2013
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Artikel D Overgangsrecht
D.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
D.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel E Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Buitengebied 2015'.