direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan Buitengebied

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01

Artikel 21 Leiding - Brandstof

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Brandstof' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch.

 

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van beplanting, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;

  3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of het ophogen van gronden;

  6. het aanbrengen, verwijderen of herstellen van drainage;

  7. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;

  8. het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  9. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  10. het rooien van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;

  11. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en /of goederen;

  12. het plaatsen van voorzieningen zoals o.a. tenten voor (incidentele) activiteiten, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/of regionale promotionele activiteiten.

 

21.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning om af te wijken is verleend, zoals in lid 21.3 bedoeld;

  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

21.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;

  2. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.