Bestemmingsplan Buitengebied
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01 |
Artikel 13 Natuur – Landschap en landgoederen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur – Landschap en landgoederen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder het behoud van een zichtlijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – zichtlijn’;
het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, duikers, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
een en ander duurzaam deel uitmakende van een landgoed.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – landhuis’ mag 1 landhuis inclusief aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.
13.2.2 Specifieke bouwaanduiding - landhuis
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – landhuis’ gelden de volgende regels:
Het aantal woningen in het landhuis mag niet meer bedragen dan 3.
De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’.
De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt er een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel.
Het landhuis moet worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 45°.
De totale oppervlakte van een- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.
De goothoogte van bijgebouwen, overkappingen en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 teneinde ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’ tevens een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteit in het hoofdgebouw en in de karakteristieke vrijgekomen agrarische bebouwing uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
parkeren op eigen terrein dient te geschieden;
dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het aanleggen en/of verharde van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
het aanbrengen van opgaande beplantingen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – zichtlijn’.
13.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden van de gronden.