direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan Buitengebied

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:

  1. een gemengd tuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – gemengd tuinbouwbedrijf’ is toegestaan;

  2. een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is toegestaan;

  3. een paardenhouderij zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is toegestaan;

  4. een kleidepot uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleidepot’ is toegestaan;

  1. bestaande intensieve veehouderijen als neventak;

  2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:

  3. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingstructuur (polderpatroon);

  4. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;

  5. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’, het gebruik als veldschuur;

  7. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  8. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen;

  9. voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;

  10. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  11. extensief recreatief medegebruik.

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

3.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan:

  1. 1.000 m2 ten behoeve van een akkerbouwbedrijf;

  2. 300 m2 ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf;

  3. 10.000 m2 ten behoeve van een bestaand gemengd tuinbouwbedrijf.

  1. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

 

3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.

  2. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.

  3. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.

  4. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  5. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  6. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van torensilo’s, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.

  5. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.

  6. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.

  7. De bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.

  8. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;

  9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  10. De oppervlakte van mestbassins en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2500 m3.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering,

  2. Lid 3.2.5 onder f voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

3.3.2 Afwijken bouwregels kassen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c.2 voor het bouwen van kassen ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf, tot een maximum van 5.000 m2, met dien verstande dat:

  1. De kassen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering.

  2. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf niet is toegestaan.

 

3.3.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

  1. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Het plaatsen en geplaatst houden van stacaravans of kampeermiddelen is toegestaan binnen de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

  2. Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is toegestaan op het eigen erf behorende bij het agrarisch bedrijf.

  3. Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend buiten de agrarische bedrijfsgebouwen worden geplaatst.

  5. Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend achter de voorgevel rooilijn worden geplaatst.

  6. De onderlinge afstand tussen stacaravans en/of kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van stacaravans en kampeermiddelen met betrekking tot de volgende aspecten:

- een goede landschappelijke inpassing;

- bescherming van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

- een passende situering ten opzichte van elkaar of van andere aanwezige bebouwing.

  1. In afwijking van het bepaalde onder lid a. 1 kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane jaarlijkse periode voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a en de volgende voorwaarden:

  1. In totaal mogen buitenlandse werknemers niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar worden gehuisvest op het erf.

  2. Er is geen sprake van structurele huisvesting.

  3. De stacaravans en kampeermiddelen dienen steeds verwijderd te worden.

  4. Huisvesting kan ook plaatsvinden in (tijdelijke) woonunits, mits deze direct worden verwijderd na het gebruik.

 

3.3.4 Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

  4. De paardenbak dient op minimaal 50 m van bebouwing van derden te liggen.

  5. Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.

  6. Lichtmasten zijn niet toegestaan.

  7. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

  8. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties.

  2. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen.

  3. Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders op terreinen voor kleinschalig kamperen.

  4. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de opslag van mest.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a voor nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.

  3. De totale oppervlakte ten behoeve van statische opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m².

  6. Ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Het kleinschalig kamperen dient op of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden met een maximale oppervlakte van 0,5 ha, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.

  7. Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting zijn toegestaan als nevenactiviteit, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan.

  8. Theetuinen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m² ;

  2. de woning behoudt in overwegende mate zijn woonfunctie met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

  3. theetuinen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;

  4. theetuinen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie.

  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  3. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Ingeval van nieuwe bebouwing dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

3.5.2 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.

  2. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.

 

3.5.3 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  1. de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

  2. ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 5 gasten mogen verblijven;

  3. de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen;

  4. er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vormverandering van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.

  2. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  6. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, paardenhouderijen en glastuinbouwbedrijven, geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.

  2. Voor paardenhouderijen geldt dat de vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1 ha.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf, dit ter beoordeling van een ter zake deskundige.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Gemengd - 1’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 1’, onder de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  2. Er dient een landbouwtoets te worden uitgevoerd.

  3. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing niet mag worden teruggebouwd.

  4. Opslag, niet zijnde statische opslag, ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  5. Detailhandel is niet toegestaan.

  6. De wijziging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt opgenomen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  3. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende paardenhouderij is beëindigd.

 

3.6.6 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ voor zover het de gronden betreft gelegen binnen de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’.

 

3.6.7 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding ‘parkeren’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘parkeren’ te verwijderen indien de gronden niet langer gebruikt worden ten behoeve van parkeren.

 

3.6.8 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden waarop de bedrijfswoning is gesitueerd te wijzigen in een plattelandswoning, door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning op te nemen, onder de volgende voorwaarden:

  1. Er dient sprake te zijn van een voldoende woon- en leefklimaat voor de bewoners van de woning.

  2. De wijziging mag geen nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omliggende functies.

  3. De wijziging mag geen beperking opleveren voor omliggende bedrijven.

  4. De oppervlakte van de woning mag niet worden vergroot.

 

3.6.9 Wijzigingsbevoegdheid mestzakken en –bassins aansluitend aan het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het plaatse van mestbassins en mestzakken aansluitend aan het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De aanleg buiten een bouwvlak is slechts toelaatbaar indien realisering van de mestzak of -bassin binnen het bouwvlak zou leiden tot een ondoelmatige bedrijfsvoering dan wel zou leiden tot een uit milieuhygiënisch oogpunt onaanvaardbare situatie.

  2. De inhoud mag niet meer bedragen dan 2500 m3.

  3. De bouwhoogte van de mestzak of -bassin mag niet meer bedragen dan 2 m.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er mag geen sprake zijn van aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.