direct naar inhoud van Artikel 29 Leiding - Leidingstrook
Plan: Landelijk Gebied Binnenmaas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPLGBINNENMAAS-VG01

Artikel 29 Leiding - Leidingstrook

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse buisleidingen en kabels ten behoeve van het transport van vloeistoffen en gassen voor energie- en watervoorziening en voor industriële doeleinden, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van leidingen tot de zijdelingse bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
    • 2. voor zover de leidingen vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen, uitsluitend de bestaande buisleidingen zijn toegestaan;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming nieuw worden gebouwd.

29.2.2 Gebouwen

Uitsluitend gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer mogen worden gebouwd met per gebouw een oppervlakte van maximaal 40 m2.

29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn de bedraagt maximaal 3 m.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de buisleidingenstraat.

29.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.1 voor het toestaan van een leiding die valt onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen, mits dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 29.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
29.5.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

29.5.3 Advies beheerder van de buisleidingenstraat

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.5.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de buisleidingenstraat.

29.5.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.5.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. het aanbrengen van nieuwe buisleidingen, kabels en bijbehorende voorzieningen;
  • c. werken, geen bouwwerken zijde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.