direct naar inhoud van Artikel 20 Water
Plan: Landelijk Gebied Binnenmaas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPLGBINNENMAAS-VG01

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging, waterlopen en waterkeringen;
  • c. de bescherming van natuur- en landschapswaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. ligplaatsen met zich daarop bevindende woonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';

een en ander met bijhorende bouwwerken en voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat steigers niet mogen worden gebouwd.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.1 voor het bouwen van een steiger, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van de steiger bedraagt maximaal 25 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. er wordt voldaan aan het, ten tijde van de aanvraag geldende, gemeentelijk steigerbeleid.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikelĀ 20.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
20.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden van het gebied en/of de mogelijkheden voor het beheer en onderhoud van een watergang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;

20.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.