direct naar inhoud van Regels
Plan: Correctieve herziening bestemmingsplan Wonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2013024-VG99

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Correctieve herziening bestemmingsplan Wonen met identificatienummer NL.IMRO.0584.BPWONEN2013024-VG99 van de gemeente Oud-Beijerland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan- en uitbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw die, wat afmetingen betreft, ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.7 achtergevelbouwgrens:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georienteerd.

1.8 achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.10 ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met de ambacht.

1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd.

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd en als zodanig wetenschappelijk van belang zijn en het cultuurhistorische erfgoed vertegenwoordigen.

1.15 basisassortiment van een tuincentrum:

de artikelen die van oudsher bij tuincentra, hoveniersbedrijven en kwekerijen verkrijgbaar zijn, bestaande uit:

  • a. levend materiaal, waaronder tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden;
  • b. niet levend materiaal, waaronder gereedschap, decoratie buitenhuis en binnenhuis (sfeer en interieur), klein en grootonderhoud, dier, seizoensartikelen (zoals kerstkmarkt), tuinmeubelen.
1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak of bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

1.18 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.19 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein aantoonbaar noodzakelijk is.

1.20 beperkt kwetsbare objecten:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  • dienst- bedrijfswoningen van derden;
  • kantoorgebouwen en hotels met een bvo van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  • restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn.
1.21 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling, of voor een aan huis verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.22 bestaand(e situatie):
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.23 besluit externe veiligheid inrichtingen:

het geldende besluit houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 carport:

een overkapping, bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen.

1.35 coffeeshop:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van softdrugs.

1.36 dagrecreatie:

het tussen zonsopgang en zonsondergang benutten van voor de recreatie bestemde, c.q. ingerichte gronden en voorzieningen.

1.37 dakterras:

een dak of deel van een dak (daaronder inbegrepen dakterrasafscheidingen) dat rechtstreeks vanuit het gebouw of door middel van een vaste trap toegankelijk is en dat omgeven is door een vloerafscheiding.

1.38 dancing:

horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatige ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.40 detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen respectievelijk levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden).

1.41 detailhandel in niet dagelijkse goederen:

detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen.

1.42 detailhandel in abc goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen.

1.43 dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende voorziening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten; hieronder vallen kantoren, kantoren met baliefunctie en overige dienstverlenende bedrijven, met inbegrip van de verkoop en/of levering van goederen die verband houden met, en onderdeel vormen van, het totaalpakket aan dienstverlening.

1.44 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.45 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.46 erfbebouwing:

de bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.47 evenement:

evenement, voor zover deze ruimtelijk relevant is, dat wil zeggen meerdaags en

regelmatig terugkerend van aard is.

1.48 extensieve (dag)recreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen.

1.49 extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubiliair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gebruik maakt van open grond.

1.52 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.53 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:

  • Horeca categorie 1 (licht): horeca 1a: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, ijs, koffie en thee met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse; horeca 1b: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse;
  • Horeca categorie 2 (middel): een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het schenken van (alchoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren ter plaatse;
  • Horeca categorie 3 (zwaar): een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatige ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met als nevenactiviteit de verstrekking van (alcoholhoudende) en dranken en kleine etenswaren ter plaatse.
1.54 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen van geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.55 kampeermiddelen:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

1.56 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van de administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.57 kwetsbare objecten:
  • woningen, niet zijnde:
    • 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
    • 2. dienst- of bedrijfswoningen van derden;
  • gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  • gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bvo van 2.000 m2 per object; voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan vijftig personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.
1.58 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel- ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medisch, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (zoals een begraafplaats), als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen (ondersteunende horeca).

1.60 manege:

bedrijfsmatige paardenhouderij gericht op recreatieve activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse rijdisciplines aan derden waarbij gebruik wordt gemaakt van paarden die eigendom zijn van het bedrijf of van derden en waarbij tevens huisvesting wordt geboden aan paarden.

1.61 natuurwaarden/natuurlijke waarden:

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.62 natuurwetenschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.63 nevenassortiment van een tuincentrum:

niet levend materiaal, waaronder wonen (kleine meubelen etc.), wellness (zwembaden, sauna's etc.), tuin gerelateerd speelgoed, streekproducten en Farmshop (groot fruit).

1.64 ondersteunende horeca:

een horecafunctie in maximaal de categorie lichte horeca 1a als bedoeld in lid 1.53 welke naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie of -bestemming en ten dienste staat van die hoofdfunctie. Als hoofdfuncties kunnen worden beschouwd: winkels, tuincentra, buurthuizen, jongerencentra, sportcomplexen, woonzones voor senioren/gehandicapten, kerken, kantines van bedrijven, verenigingslokalen, feestzalen, zaalverhuur, partycentra, clubhuizen, sociaal culturele centra, musea, wijkcentra, theater e.d.; voor de functie mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig worden gebruikt; met dien verstande dat voor tuincentra een maximum van 10% geldt.

1.65 ondergeschikte functie:

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.66 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.67 overig dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende voorziening:

een dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende voorziening dat/die geen kantoor is.

1.68 overkapping:

een overig bouwwerk omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.69 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.70 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van aansluitende, afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het bouwwerk aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van bouwwerk niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.71 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en in goederen die vanwege de omvang en aard een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling te weten: bouwmarkten, tuincentra, de verkoop in grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en goederen voor woninginrichting waaronder meubels met een minimale oppervlakte van 1.000 m² bvo.

1.72 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub,
    al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
1.73 staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.74 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.75 tuincentrum

grootschalig detailhandelscentrum met een breed aanbod aan levende huis- en tuingerelateerde artikelgroepen, zoals tuinplanten, bloemen & planten, dieren en bloembollen & zaden, en niet-levende huis- en tuingerelateerde artikelgroepen, zoals gereedschap, decoratie buitenhuis & binnenhuis, artikelen ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierenbenodigdheden, seizoensartikelen en tuinmeubelen in het basisassortiment, met eventueel daarbij een nevenassortiment bestaande uit kleine meubelen, wellness-apparatuur, tuingerelateerd speelgoed en streekproducten.   

1.76 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.77 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw, op 1 m boven peil, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt op basis van bijvoorbeeld specifieke (omgevings)kenmerken, zoals de aanwezigheid van de hoofdentree van de woning, of vanuit stedenbouwkundig oogpunt kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.78 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.

1.79 watergang:

al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan, dat door het college van hoofdingelanden in de legger is opgenomen.

1.80 weg:

een voor openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeerterreinen.

1.81 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.82 woning:

een complex van ruimten van, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen zoals begeleid wonen door (licht-)verstandelijke gehandicapten en ex-psychiatrische patiënten.

1.83 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk waar die afstand het kortst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen, en overstekende daken en bouwlagen en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. het bouwen van kassen is niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
3.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. silo's zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. binnen het bouwvlak: 4 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 1 m.
3.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
3.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 3.2.1 t/m 3.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 3.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden als standplaats voor kampeermiddelen in strijd met het plan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen voor zover niet bestaand;
  • b. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 en 3.2 zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten, die naar aard, omvang en hinderuitstraling gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten in categorie 2;
  • c. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
4.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor bedrijfswoningen.

4.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een autospuitinrichting.

4.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven zoals genoemd in categorie 3.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten.

4.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een gemeentewerf.

4.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de detailhandel in abc goederen.

4.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de perifere detailhandel.

4.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de detailhandel in niet dagelijkse goederen.

4.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 6' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de detailhandel in niet dagelijkse goederen tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m2.

4.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor opslag.

4.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de uitoefening van sportactiviteiten.

4.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een tuincentrum.

4.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg.

4.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bedrijf;
  • c. de inhoud van een een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de dakhelling mag niet meer mag bedragen dan 50º.
4.2.3 Erfbebouwing bij bedrijfswoningen
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers en toegangsportalen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen.
4.2.4 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor overige anen de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. binnen het bouwvlak: 6 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 3 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen windturbines zijnde, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 4' en 'specifieke vorm van bedrijf - 6' niet meer bedragen dan 20 m.
4.2.5 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
4.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 4.2.1 t/m 4.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de leden 4.2.3 onder b sub 4 en 4.2.5 onder c voor de bouw van erfbebouwing bij bedrijfswoningen en gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 4.1.

4.4.2

Onverminderd het bepaalde in lid 4.1 is het gebruik van de gronden voor de hierna bedoelde soorten gebruik, in ieder geval in strijd met de bestemming:

  • a. geluidhinderlijke inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan die welke genoemd zijn in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan genoemd in lid 4.1.1 onder c;
  • f. het gebruik van de gronden voor een seksinrichting.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn opgenomen in een milieucategorie hoger dan genoemd in lid 4.1.1 mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. lid 4.4.2 onder e en perifere detailhandel toestaan, mits de vestiging geen structurele verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon met zich meebrengt.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het schrappen van de aanduidingen genoemd in de leden 4.1.3 tot en met 4.1.13 in bedrijven passend in lid 4.1.1 indien de gronden niet meer voor de in deze aanduidingen genoemde functies worden gebruikt.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasvoorzieningen, gemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
5.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 5.2.1 t/m 5.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

Artikel 6 Bedrijf - Tuincentrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;
  • b. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 'Bedrijf - Tuincentrum' bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
6.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 'Bedrijf - Tuincentrum' bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. binnen het bouwvlak: 6 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 3 m.
6.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 6.2.1 en 6.2.2 zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Nevenassortiment

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het nevenassortiment van een tuincentrum maximaal 20% van het totale assortiment mag bedragen met een maximum van 1.000 m2 van de verkoopvloeroppervlakte.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlenende bedrijven/dienstverlenende voorzieningen;
    • 3. horecabedrijven van categorie 1 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels;
    • 4. ondersteunende horeca;
    • 5. bestaande woningen, waarbij aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang, zijn toegestaan;
  • b. op de etages:
    • 1. de functies genoemd onder a sub 1 t/m 3, mits op één van de etages van een gebouw wordt gewoond;
    • 2. bestaande woningen, waarbij aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang, zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. bestaande gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
7.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor horecabedrijven van categorie 2 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels, waarbij geldt dat de functie ten minste op de begane grond is toegelaten en alleen op de hogere etages indien op één van de etages van het gebouw wordt gewoond.

7.1.3

Ter plaatse aanduiding 'maatschappelijk' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.

7.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gebouwde parkeervoorziening.

7.1.5

Ter plaatse aanduiding 'parkeren' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een ten minste 60 en maximaal 150 parkeerplaatsen op maaiveld.

7.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein.

7.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerij' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bakkerij.

7.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' mag op de begane grond, in afwijking van het bepaalde in lid 7.1.1 onder a geen bewoning plaatsvinden, en mag op de etages in afwijking van het bepaalde in lid 7.1.1 onder b, sprake zijn van maximaal één woning, echter dit is geen voorwaarde voor het gebruik van de etages ten behoeve van de functies genoemd onder 7.1.1 onder a sub 1 tot en met 3.

7.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen.

7.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een kiosk.

7.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - discotheek' zijn de in lid 7.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een discotheek als nevenactiviteit.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwperceel mag maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwpercelen mogen, afhankelijk van de op de begane grond gevestigde functies, voor niet meer dan het onderstaand percentage worden bebouwd en/of overdekt, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend;
    • 1. bebouwingspercentage centrumfuncties, niet zijnde woonfuncties: maximaal 100%;
    • 2. bebouwingspercentage wonen: maximaal 60%, met dien verstande, dat bij bouwpercelen kleiner dan 100 m2 in ieder geval 60 m2 aan bebouwing is toegestaan;
  • d. de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in, of ten hoogste 2,50 m achter, de voorgevelrooilijn van de aangrenzende hoofdgebouwen; behoudens in situaties als bedoeld in het hiernavolgende lid;
  • e. bij nieuwbouwontwikkelingen welke gepaard gaan met de aanleg van een nieuwe of de reconstructie van een bestaande weg, dient het hoofdgebouw van de gebouwen op een afstand van tenminste 2,50 m uit de as van de weg te worden gebouwd;
  • f. indien een bouwperceel aan het openbaar gebied grenst, dient het hoofdgebouw met ten minste één zijde te worden georienteerd op het openbaar gebied;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • i. parkeergarages mogen slechts worden gebouwd voor zover deze zijn gelegen onder maaiveld;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een hoogte van minimaal 3 m ten opzichte van het peil vrij te blijven van bebouwing;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' dient een hoogte van minimaal gelijk aan de eerste bouwlaag ten opzichte van het peil vrij te blijven van bebouwing.
7.2.2 Erfbebouwing bij woningen
  • a. Bij niet-gestapelde woningen is maximaal 50 m2 aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning toegestaan, met dien verstande, dat minimaal 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt moet blijven en onverminderd het, op grond van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c, voor het bouwperceel geldende maximum bebouwingspercentage;
  • b. Bij gestapelde woningen is maximaal 6 m2 aan aan- en uitbouwen, bijbouwen en overkappingen per woning toegestaan, onverminderd het, op grond van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c, voor het bouwperceel geldende maximum bebouwingspercentage.
7.2.3 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 7.2.1 t/m 7.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.1:

  • a. onder j voor de verbijzondering voor hoeksituaties, met dien verstande, dat de afwijking ten opzichte van de ter plaatse geldende maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. onder k voor het bouwen van een parkeergarage boven maaiveld.
7.3.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c en d teneinde nieuwe woningen toe te staan waarmee het aantal woningen binnen de bestemming kan toenemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. ten aanzien van het bouwen het bepaalde in lid 7.2 van toepassing is;
  • b. het aantal woningen in totaal met maximaal 10 mag toenemen;
  • c. voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende grenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid;
  • e. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de detailhandelsfunctie van het gebied;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de parkeerbalans;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 7.1.

7.4.2

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
7.4.3

In afwijking van het bepaalde in   lid 7.1.1. onder b sub 1 geldt dat de in lid 7.1.1. onder a sub 1 t/m 3 genoemde functies zonder meer op de etages zijn toegestaan, ook indien op de etages niet wordt gewoond.

7.4.4

Onverminderd het bepaalde in lid 7.1 is het gebruik van de gronden voor de hierna bedoelde soorten gebruik, in ieder geval in strijd met de bestemming:

  • a. geluidhinderlijke inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruik van de gronden voor een seksinrichting.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.4.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 75 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. ondergeschikte dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
8.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor horecabedrijven van categorie 2 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels.

8.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor medische voorzieningen.

8.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor bestaande woningen.

8.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'centrum' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de volgende functies:

  • a. horecabedrijven van categorie 1 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels;
  • b. gebouwde sportvoorzieningen;
  • c. kantoren met een baliefunctie;
  • d. overige dienstverlenende bedrijven/voorzieningen;
  • e. sociale en culturele voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
8.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
8.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 8.2.1 t/m 8.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 8.2.3 onder c voor de bouw gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 8.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
9.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
9.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 9.2.1 t/m 9.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 9.2.3 onder c voor de bouw gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 9.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond:
    • 1. dienstverlenende bedrijven/dienstverlenende voorzieningen;
    • 2. praktijkruimtes;
    • 3. ambachtelijke bedrijven;
    • 4. maatschappelijke voorzieningen;
    • 5. horecabedrijven van categorie 1 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels;
    • 6. ondersteunende horeca;
    • 7. detailhandel in kunst en/of antiek;
    • 8. bestaande woningen, waarbij aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang, zijn toegestaan;
  • b. op de etages:
    • 1. de functies genoemd onder a sub 1 t/m 6, mits op één van de etages van een gebouw wordt gewoond;
    • 2. bestaande woningen, waarbij aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang, zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. bestaande gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
10.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor horecabedrijven van categorie 2 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels, waarbij geldt dat de functie ten minste op de begane grond is toegelaten en alleen op de hogere etages indien op één van de etages van het gebouw wordt gewoond.

10.1.3

Ter plaatse aanduiding 'maatschappelijk' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.

10.1.4

Ter plaatse aanduiding 'parkeren' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een ten minste 60 en maximaal 150 parkeerplaatsen op maaiveld.

10.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bergbezinkbassin.

10.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor:

  • a. een detailhandel in auto's met bijbehorende showroom annex autoreparatiebedrijf, met uitzondering van een plaatwerkerij en een autospuiterij;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstof zonder lpg.
10.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in dagelijkse goederen met een verkoopvloeroppervlak groter dan 500 m2.

10.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 4' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in dagelijkse goederen met een verkoopvloeroppervlak kleiner dan 200 m2.

10.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen.

10.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 6' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen met een verkoopvloeroppervlak kleiner dan 750 m2.

10.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 7' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen met een verkoopvloeroppervlak kleiner dan 300 m2.

10.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 8' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen met een verkoopvloeroppervlak kleiner dan 700 m2.

10.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een groothandel met opslag in milieucategorie 1 en 2 en detailhandel met een ondergeschikt karakter.

10.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwperceel mag maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwpercelen mogen, afhankelijk van de op de begane grond gevestigde functies, voor niet meer dan het onderstaand percentage worden bebouwd en/of overdekt, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend;
    • 1. bebouwingspercentage niet-woonfuncties: maximaal 75%, met dien verstande dat bij bouwpercelen kleiner dan 160 m2 in ieder geval 120 m2 aan bebouwing is toegestaan;
    • 2. bebouwingspercentage wonen: maximaal 60%, met dien verstande, dat bij bouwpercelen kleiner dan 100 m2 in ieder geval 60 m2 aan bebouwing is toegestaan;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag het bebouwingspercentage in geval van een verandering van een niet-woonfunctie naar wonen, maximaal het bebouwingspercentage bedragen van de op dat moment op het bouwperceel legaal aanwezige bebouwing;
  • d. de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in, of ten hoogste 2,50 m achter, de voorgevelrooilijn van de aangrenzende hoofdgebouwen; behoudens in situaties als bedoeld in het hiernavolgende lid;
  • e. bij nieuwbouwontwikkelingen welke gepaard gaan met de aanleg van een nieuwe of de reconstructie van een bestaande weg, dient het hoofdgebouw van de gebouwen op een afstand van tenminste 2,50 m uit de as van de weg te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • g. parkeergarages mogen slechts worden gebouwd voor zover deze zijn gelegen onder maaiveld.
10.2.2 Erfbebouwing bij woningen
  • a. Bij niet-gestapelde woningen is maximaal 50 m2 aan aan- en uitbouwen, bijbouwen en overkappingen per woning toegestaan, met dien verstande, dat minimaal 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt moet blijven en onverminderd het, op grond van het bepaalde in lid 10.2.1 onder c, voor het bouwperceel geldende maximum bebouwingspercentage;
  • b. Bij gestapelde woningen is maximaal 6 m2 aan aan- en uitbouwen, bijbouwen en overkappingen per woning toegestaan, onverminderd het, op grond van het bepaalde in lid 10.2.1 onder c, voor het bouwperceel geldende maximum bebouwingspercentage.
10.2.3 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 10.2.1 t/m 10.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.2.1:

  • a. onder f voor de verbijzondering voor hoeksituaties, met dien verstande, dat de afwijking ten opzichte van de ter plaatse geldende maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. onder g voor het bouwen van een parkeergarage boven maaiveld.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 10.1.

10.4.2

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
10.4.3

In afwijking van het bepaalde in   lid 10.1.1. onder a sub 8 en onder b sub 2 geldt dat indien het bestaande aantal woningen op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt dan is toegestaan, het bestaande aantal woningen als maximum geldt.

10.4.4

Ten aanzien van het gebruik geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging niet meer mag bedragen dan 500 m2. Bedrijfsvloeroppervlaktes, welke niet voldoen aan deze eis, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

10.4.5

Onverminderd het bepaalde in lid 10.1 is het gebruik van de gronden voor de hierna bedoelde soorten gebruik, in ieder geval in strijd met de bestemming:

  • a. geluidhinderlijke inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruik van de gronden voor een seksinrichting.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.1.1 en 10.4.3 teneinde nieuwe woningen toe te staan waarmee het aantal woningen binnen de bestemming kan toenemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. ten aanzien van het bouwen het bepaalde in lid 10.2 van toepassing is;
  • b. het aantal woningen in totaal met maximaal 10 mag toenemen;
  • c. voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende grenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid;
  • e. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de parkeerbalans;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.4.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 75 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. beeldende kunst;
  • f. evenementen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. scheepvaarttekens.
11.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een aanlegsteiger.

11.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bergbezinkbassin.

11.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een ontsluiting voor langzaam verkeer.

11.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar vervoer' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor de ontsluiting ten behoeve van het openbaar vervoer.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.

11.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en scheepvaarttekens mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 11.2.1 t/m 11.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven tot en met categorie 2 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
12.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de in lid 12.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bedrijf;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding' maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de dakhelling mag niet meer mag bedragen dan 50º.
12.2.3 Erfbebouwing bij bedrijfswoningen
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers en toegangsportalen worden gebouwd waarbij geldt dat;
    • 1. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen.
12.2.4 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.2.5 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
12.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 12.2.1 t/m 12.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de leden 12.2.3 onder b sub 4 en 12.2.5 onder c voor de bouw van erfbebouwing bij bedrijfswoningen en gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 12.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet met baliefunctie;
  • b. overige dienstverlenende bedrijven/voorzieningen;
  • c. educatieve voorzieningen;
  • d. praktijkruimtes;
  • e. recreatieve sportvoorzieningen;
  • f. wonen, waarbij aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang, zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. verkeersvoorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.
13.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de in lid 13.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor bestaande woningen.

13.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telefooncentrale' zijn de in lid 13.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een telefooncentrale.

13.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' zijn de in lid 13.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een zendmast.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
13.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie mag niet meer dan 45 m bedragen.
13.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
13.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 13.2.1 t/m 13.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.2.3 onder c voor de bouw gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.1 n lid 13.4 teneinde nieuwe woningen toe te staan waarmee het aantal woningen binnen de bestemming kan toenemen, onder de voorwaarden dat:

  • a. ten aanzien van het bouwen het bepaalde in lid 13.2 van toepassing is;
  • b. voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende grenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit;
  • e. voldaan wordt aan het regionale en provinciale woningbouwprogramma;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de detailhandelsfunctie van het gebied;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de parkeerbalans;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.4 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 75 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondergeschikte detailhandel;
  • c. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
14.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning.

14.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in niet dagelijkse goederen.

14.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor kantoren.

14.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een ontsluiting voor langzaam verkeer.

14.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor bestaande woningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een hoogte van 3 m ten opzichte van het peil vrij te blijven van bebouwing.
14.2.2 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bedrijf;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de dakhelling mag niet meer mag bedragen dan 50º.
14.2.3 Erfbebouwing bij bedrijfswoningen
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers en toegangsportalen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat;
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen.
14.2.4 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.2.5 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
14.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 14.2.1 t/m 14.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de leden 14.2.3 onder b sub 4 en 14.2.5 onder c voor de bouw van erfbebouwing bij bedrijfswoningen en gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 14.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

met de daarbij behorende:

  • b. paden ten behoeve van langzaam verkeer;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
15.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de totale oppervlakte van overige bouwwerken gelegen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m2.
15.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
15.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 15.2.1 t/m 15.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 15.2.3 onder c voor de bouw gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. sloten, kreken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • c. agrarisch medegebruik;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. paden voor langzaam verkeer;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bruggen, dammen, duikers;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. scheepvaarttekens.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 16.1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

16.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 16.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
16.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 16.2.1 t/m 16.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 16.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • f. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
  • g. het aanbrengen van drainage;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
16.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
16.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.3.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarde van de gronden.

16.3.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.

Artikel 17 Recreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. evenementen;
  • c. horecabedrijven van categorie 1 zoals bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1 van deze regels;
  • d. ondergeschikte detailhandel;
  • e. dienstverlening;
  • f. sanitaire voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. verkeersvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. waterpartijen en waterlopen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen.
17.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'manege' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een manege.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 17.1 bedoelde gronden voor gebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
17.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 17.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.2.3 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 17.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
17.2.4 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 17.2.1 t/m 17.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1

Onverminderd het bepaalde in lid 17.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan stacaravans, in strijd met de bestemming.

17.3.2

Onverminderd het bepaalde in lid 17.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 17.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het verwijderen van beplanting;
  • b. het vergraven van watergangen en waterpartijen.
17.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
17.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt uitsluitend verleend indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat op of binnen een afstand van maximaal 50 m uit de gronden ter plaats van de aanduiding 'manege' en binnen de bestemming één bedrijfswoning wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ten aanzien van het bouwen is het bepaalde in lid 17.2 van toepassing is;
  • b. voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende grenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de parkeerbalans;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Recreatie - Jachthaven

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Jachthaven aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen en recreatievaart;
  • b. ligplaatsen voor recreatievaartuigen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 18.1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

18.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 18.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zoals keerwanden, bruggen, kademuren en voorzieningen voor vaartuigen zijn toegestaan voor zover daardoor voor goede waterhuishouding nodige waterspiegel en minimale doorvaarthoogte van 0,90 m niet wordt belemmerd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in dit lid niet meer mag bedragen dan 6 m.
18.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 18.2.1 t/m 18.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
19.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de in lid 19.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning.

19.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn de in lid 19.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor medische voorzieningen.

19.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'jeu de boulesbaan' zijn de in lid 19.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd jeu de boulesbanen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 19.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
19.2.2 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bedrijf;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de dakhelling mag niet meer mag bedragen dan 50º.
19.2.3 Erfbebouwing bij bedrijfswoningen
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers en toegangsportalen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen.
19.2.4 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 19.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.2.5 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.1 onder a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen, erfbebouwing bij bedrijfswoningen en van andere overige bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
19.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 19.2.1 t/m 19.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de leden 19.2.3 onder b sub 4 en 19.2.5 onder c voor de bouw van erfbebouwing bij bedrijfswoningen en gebouwen buiten het bouwvlak op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen volgens het bestaande profiel, straten, paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
20.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur' zijn de in lid 20.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het behoud van natuurlijke waarden en landschappelijke waarden.

20.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' zijn de in lid 20.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een bergbezinkbassin.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 20.1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

20.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 20.1 bedoelde gronden geldt dat overige bouwwerken mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

20.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 20.2.1 t/m 20.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 20.2.1 voor het bouwen van gebouwen passend bij de bestemming, zoals abri's, tot een oppervlak van maximaal 10 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de sociale veiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. terrassen, voor zover verbonden aan horeca;

met de daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
21.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur' zijn de in lid 21.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het behoud van natuurlijke waarden en landschappelijke waarden.

21.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' zijn de in lid 21.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een bergbezinkbassin.

21.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - gebouwde terrasvoorziening' zijn de in lid 21.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een gebouwde terrasvoorziening ten behoeve van de aangrenzende functie met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 21.1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

21.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 21.1 bedoelde gronden gelden voor overige bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - botentakel' een constructie voor het takelen van vaartuigen toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
21.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 21.2.1 t/m 21.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 21.2.1 voor de bouw van gebouwen tot een oppervlak van maximaal 10 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de sociale veiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels
  • 1. Onverminderd het bepaalde in lid 21.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor evenementen in strijd met het plan;
  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 21.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor standplaatsen in strijd met het plan.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 21.4 voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van evenementen, onder de voorwaarde dat geen onnodige overlast voor omwonenden ontstaat. Het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement worden mede hieronder begrepen;
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 21.4 voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van standplaatsen, onder de voorwaarde dat geen onnodige overlast voor omwonenden ontstaat.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterpartijen en waterlopen;
  • d. waterrecreatie;
  • e. verkeer en transport te water;
  • f. bruggen, dammen, duikers;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van kruisend verkeer.
22.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn de in lid 22.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een aanlegsteiger.

22.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de in lid 22.1.1 bedoelde gronden in ieder geval bestemd voor een brug voor kruisend verkeer.

22.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn de in lid 22.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een laad- en losplaats.

22.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk' zijn de in lid 22.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een kiosk.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
22.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde gronden geldt dat overige bouwwerken mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

22.2.3 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 22.2.1 t/m 22.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
23.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 2' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor verzorgende en ambachtelijke bedrijven, niet zijnde milieuvergunningplichtige/meldingplichtige en houtbewerkende bedrijven.

23.1.3

Ter plaatse van de aanduiding "timmerbedrijf" zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een houtverwerkend bedrijf.

23.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dienstverlenend bedrijf.

23.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen dan wel voor huishoudelijke opslagruimte (garagebox).

23.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een kantoor.

23.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.

23.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gebouwde parkeervoorziening.

23.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een zelfstandige praktijkruimte.

23.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bouwbedrijf en/of aannemersbedrijf met een werkplaats, of een bedrijf van categorie 1 of 2 volgens de bijlage bij deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten.

23.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijf waar de verkoop van auto's en motoren plaatsvindt en/of een reparatie en servicebedrijf, of een bedrijf van categorie 1 of 2 volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten.

23.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een garagebedrijf of een bedrijf van categorie 1 of 2 volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten.

23.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een de detailhandel in niet dagelijkse goederen.

23.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een standplaats voor woonwagens.

23.1.15

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - logiesfunctie" zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een logiesfunctie.

23.1.16

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang" zijn de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor dagopvang van kinderen en jeugd.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van dit plan, mag niet worden vergroot;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan, respectievelijk, 9 m en 10 m, met dien verstande dat de goothoogte ter plaatse van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan, respectievelijk, 6 m en 7 m, met dien verstande dat de goothoogte ter plaatse van de achtergevel niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • h. de dakhelling van woningen mag niet meer bedragen dan 50º;
  • i. 50% van de voorgevel van de woning dient in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.
23.2.2 Garage

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' gelden de volgende bouwregels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
  • b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduiding;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
23.2.3 Woonwagenstandplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende bouwregels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonwagens worden gebouwd;
  • b. woonwagens mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het aantal woonwagens per bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven met de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. per woonwagen is één (vrijstaand) bijgebouw toegestaan waarvoor geldt dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
23.2.4 Erfbebouwing op het voorerf
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers, toegangsportalen en overige bouwwerken worden gebouwd waarbij geldt dat;
    • 1. ten aanzien van erkers of toegangsportalen:
      • de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
      • de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
      • de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    • 2. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen:
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
      • in afwijking van het voorgaande, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 4' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de volgende aanduidingen:
    • 1. 'bijgebouwen': waarbij geldt dat de bestaande maatvoering (bouwhoogte en oppervlakte) als maximum maatvoering geldt;
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1': aan- en uitbouwen, waarbij geldt dat:
      • de gronden binnen de aanduiding volledig mogen worden bebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2': vrijstaande bijgebouwen, waarbij geldt dat:
      • de gronden binnen de aanduiding volledig mogen worden bebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 3': carports, waarbij geldt dat:
      • de gronden binnen de aanduiding per bouwperceel voor maximaal 50% mogen worden bebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 5. 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 4': overkappingen en aan- en uitbouwen, waarbij geldt dat:
      • de gronden binnen de aanduiding volledig mogen worden bebouwd;
      • de breedte niet meer mag bedragen dan de breedte van de bestaande aan- of uitbouw;
      • de goothoogte en de hoogte van schuttingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
      • de dakhelling een zelfde hellingshoek krijgt als de dakhelling van de bestaande aan- of uitbouw;
      • een aan- of uitbouw geen ramen en deuren mag hebben die gericht zijn naar de straatzijde.
23.2.5 Erfbebouwing op het zij- en achtererf
  • a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • c. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen andere overige bouwwerken worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-opbouw' dienen de gevels van de dakopbouwen uitsluitend in de grenzen van deze aanduiding te worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van overige bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
    • 1. voor percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2: 50 m2;
    • 2. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 500 m2 en 750 m2: 62,5 m2;
    • 3. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 750 m2 en 1.000 m2: 75 m2;
    • 4. voor percelen met een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2: 100 m2;
  • f. in afwijking van het bepaalde hiervoor mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 3' carports worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de gronden binnen de aanduiding per bouwperceel voor maximaal 50% mogen worden bebouwd;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
23.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 23.2.1 t/m 23.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2 voor de bouw van nokverhogingen op hoofdgebouwen met een symmetrisch zadeldak, waarvan de hoogte tussen de nok en de bovenkant van de zoldervloer kleiner is dan 2,1 m en het dakvlak zich uitstrekt over maximaal één bouwlaag, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakopbouw over de volle breedte van de woning moet worden gerealiseerd;
    • 2. de dakopbouw op de achterzijde van het dakvlak wordt gebouwd;
    • 3. indien in de bestaande situatie op het betreffende bouwblok meer dakopbouwen aan de voorzijde dan aan de achterzijde aanwezig zijn of het naastgelegen pand reeds een dakopbouw aan de voorzijde heeft; in afwijking van het bepaalde in sub 2 mogen dakopbouwen ook aan de voorzijde worden gebouwd;
    • 4. het dwarsprofiel voldoet aan de volgende maatvoering:
      • de afstand tussen de onderkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient ten minste 0,85 m te bedragen;
      • de afstand tussen de bovenkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient maximaal 2,0 m te bedragen;
      • de afstand tussen de buitenkant van het kozijn en de buitenkant van het buitenspouwblad dient, horizontaal gemeten, ten minste 1 m te bedragen;
      • de onderkant van het kozijn dient direct aan te sluiten op het dakvlak van de woning;
      • het korte dakvlak van de dakopbouw dient evenwijdig te lopen aan het eronder gelegen bestaande dakvlak;
      • de daklengte dient ten minste 0,8 m te bedragen;
    • 5. indien in de bestaande situatie op het betreffende bouwblok reeds nokverhogingen aanwezig zijn; in afwijking van het bepaalde in sub 4 mag dwarsprofiel met een afwijkende maatvoering worden gerealiseerd welke aansluit op de reeds aanwezige nokverhoging(en);
  • b. het bepaalde in lid 23.2 voor de bouw van dakopbouwen, anders dan zoals bedoeld in 23.3.1 onder a, met dien verstande dat:
    • 1. het een dakopbouw betreft op een dak waarvan de hellingshoek kleiner is dan 30° op grondgebonden woningen in rijen van drie woningen of meer, dan wel;
    • 2. het een dakopbouw betreft ter vervanging van de bestaande dakopbouw mits de maatvoering niet wordt gewijzigd;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straatprofiel en/of cultuurhistorische waarden.
  • c. het bepaalde in lid 23.2.4 onder b sub 5 voor het realiseren van een dakhelling die enigszins afwijkt van de dakhelling van de bestaande uit- en aanbouw mits de effecten daarvan op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te verwaarlozen zijn;
  • d. het bepaalde in lid 23.2.5 onder a sub 3 voor de bouw van kappen op vrijstaande bijgebouwen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in lid 23.2.5 onder a sub 3 voor de bouw van kappen op aanbouwen bij dijkwoningen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 m;
  • f. het bepaalde in lid 23.2.5 onder a sub 2 voor de bouw van een dakterras op een aan- of uitbouw van een woning met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m boven de bouwhoogte van de aanbouw of uitbouw;
    • 2. geen onenvenredige aantasting plaatsvindt van de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 3. het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van omwonenden (bezonning, privacy).
23.3.2

De in lid 23.3.1 genoemde omgevingsvergunningen voor afwijken kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 23.1.

23.4.2

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
23.4.3

Onverminderd het bepaalde in lid 23.1 is het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' voor sanitaire voorzieningen toegestaan.

23.4.4

Onverminderd het bepaalde in lid 23.1 is het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.

23.4.5

Onverminderd het bepaalde in lid 23.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden voor een seksinrichting in strijd met het plan.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 23.4.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 75 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming functieaanduidingen toevoegen of schrappen waarbij geldt dat:

  • a. geen onevenredige hinder voor de woonomgeving mag ontstaan;
  • b. functiewisselingen naar detailhandel, horeca of bedrijven alleen zijn toegestaan als binnen het plangebied geen toename plaatsvindt van het aantal bestaande vestigingen van detailhandel, horeca of bedrijven;
  • c. een functiewisseling alleen is toegestaan indien op het betreffende perceel van oudsher een dergelijke functie aanwezig was, dan wel dat de functiewisseling wenselijk wordt geacht in verband met het voorzieningenaanbod in de wijk;
  • d. voorzien wordt in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

Artikel 24 Leiding - Brandstof

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een brandstofleiding met een diameter van 6 inch en een druk van 100 bar.

24.1.2

De belangen van de in lid 24.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

24.1.3

Indien de belangen van de in lid 24.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
24.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 24.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de in lid 24.1 bedoelde bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 24.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen mag worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 24.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en/of bomen c.q. het vellen en/of rooien;
  • c. het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het aanleggen van dijken, kaden of andere waterkerende werken;
  • f. het aanleggen van parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • g. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;
  • h. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
24.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. passen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
24.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 wordt uitsluitend verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

24.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding met een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar en bijbehorende belemmeringenstrook.

25.1.2

De belangen van de in lid 25.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

25.1.3

Indien de belangen van de in lid 25.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
25.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 25.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de in lid 25.1 bedoelde bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 25.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen mag worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 25.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en/of bomen c.q. het vellen en/of rooien;
  • c. het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het aanleggen van dijken, kaden of andere waterkerende werken;
  • f. het aanleggen van parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • g. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
  • h. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijvingen van scherpe voorwerpen in de bodem.
25.4.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 wordt uitsluitend verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

25.4.3 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter groter dan 500 mm.

26.1.2

De belangen van de in lid 26.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

26.1.3

Indien de belangen van de in lid 26.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/ Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas/ Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding- Riool.
26.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 26.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de in lid 26.1 bedoelde bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen mag worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 26.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en/of bomen c.q. het vellen en/of rooien;
  • c. het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het aanleggen van dijken, kaden of andere waterkerende werken;
  • f. het aanleggen van parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • g. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;
  • h. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
26.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. passen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
26.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1 wordt uitsluitend verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

26.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een waterleiding met een diameter groter dan 400 mm.

27.1.2

De belangen van de in lid 27.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

27.1.3

Indien de belangen van de in lid 27.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water / Leiding -Riool.
27.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 27.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de in lid 27.1 bedoelde bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen mag worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 27.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van een gesloten wegdek;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en/of bomen c.q. het vellen en/of rooien;
  • c. het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het aanleggen van dijken, kaden of andere waterkerende werken;
  • f. het aanleggen van parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • g. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;
  • h. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
27.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. passen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
27.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1 wordt uitsluitend verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

27.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische vindplaatsen.

28.1.2

De belangen van de in lid 28.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

28.1.3

Indien de belangen van de in lid 28.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Archeologie 3/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
28.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 28.1 bedoelde gronden geldt dat er geen bouwwerken mogen worden gebouwd.

28.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 28.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied, of;
    • 2. een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning voor het afwijken in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. Bij de afweging van de omgevingsvergunning voor het afwijken geven burgemeester en wethouders toepassing aan de volgende criteria:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. burgemeester en wethouders winnen alvorens de omgevingsvergunning voor het afwijken te verlenen advies in bij een archeologisch deskundige;
  • c. in afwijking van het bepaalde hiervoor onder a en b kan de omgevingsvergunning voor het afwijken worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 28.4 is verleend; het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 28.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
28.4.2

Het in lid 28.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen die gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de archeologische vindplaats;
  • b. het andere werken en werkzaamheden betreffen die uit oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn, zoals werken en werkzaamheden die niet onder het maaiveld plaatsvinden;
  • c. het werken of werkzaamheden betreffen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
28.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische vindplaats.

28.4.4

Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, indien aan de orde;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouder bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
28.4.5

In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.4.6

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming Waarde - Archeologie 1 wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden binnen een historische stads- en dorpskern.

29.1.2

De belangen van de in lid 29.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

29.1.3

Indien de belangen van de in lid 29.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Archeologie 3/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
29.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 29.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen op de in lid 29.1 bedoelde gronden bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits:
    • 1. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn of;
    • 2. het bouwwerken betreffen die vergunningvrij op basis van het Bouwbesluit kunnen worden uitgevoerd of;
    • 3. het bouwwerken betreffen die niet dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld.
29.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 29.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, anders dan de bouwwerken zoals bedoeld in lid 29.2 onder b, onder de voorwaarde dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied, of;
    • 2. een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning voor afwijken in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. Bij de afweging van de omgevingsvergunning voor afwijken geven burgemeester en wethouders toepassing aan de volgende criteria:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. burgemeester en wethouders winnen alvorens de omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen advies in bij een archeologisch deskundige;
  • c. in afwijking van het bepaalde hiervoor onder a en b kan de omgevingsvergunning voor afwijken worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4 is verleend; het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 29.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
29.4.2

Het in lid 29.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
  • b. het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen die gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het plan;
  • c. het andere werken en werkzaamheden betreffen die uit oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn, zoals werken en werkzaamheden die niet onder het maaiveld plaatsvinden;
  • d. het werken of werkzaamheden betreffen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
29.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4.3 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden in de gronden.

29.4.4

Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, indien aan de orde;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouder bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
29.4.5

In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

29.4.6

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

29.4.7

Aangetroffen archeologische waarden dienen te worden gemeld aan de burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders informeert vervolgens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de provincie Zuid-Holland.

29.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Waarde - Archeologie 1, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse sprake is van een archeologische vindplaats;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming Waarde - Archeologie 2 wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de maatvoering als bedoeld in 29.2 onder b sub 3 kan worden gewijzigd na vaststelling van het gemeentelijke archeologiebeleid.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 3

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

30.1.2

De belangen van de in lid 30.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

30.1.3

Indien de belangen van de in lid 30.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Archeologie 3/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
30.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 30.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen op de in lid 30.1 bedoelde gronden bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits:
    • 1. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn of;
    • 2. het bouwwerken betreffen die vergunningvrij op basis van het Bouwbesluit kunnen worden uitgevoerd of;
    • 3. het bouwwerken betreffen die niet dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld of;
    • 4. een omvang hebben kleiner dan 100 m2.
30.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 30.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, anders dan de bouwwerken zoals bedoeld in lid 30.2 onder b, onder de voorwaarde dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied, of;
    • 2. een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning voor afwijken in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. Bij de afweging van de omgevingsvergunning voor afwijken geven burgemeester en wethouders toepassing aan de volgende criteria:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. burgemeester en wethouders winnen alvorens de omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen advies in bij een archeologisch deskundige;
  • c. in afwijking van het bepaalde hiervoor onder a en b kan de omgevingsvergunning voor afwijken worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 30.4 is verleend; het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 30.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
30.4.2

Het in lid 30.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
  • b. het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen die gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het plan;
  • c. het andere werken en werkzaamheden betreffen die uit oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn, zoals werken en werkzaamheden die niet onder het maaiveld plaatsvinden en een omvang hebben kleiner dan 100 m2;
  • d. het werken of werkzaamheden betreffen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
30.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.4.1 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden in de gronden.

30.4.4

Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, indien aan de orde;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouder bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
30.4.5

In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

30.4.6

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

30.4.7

Aangetroffen archeologische waarden dienen te worden gemeld aan de burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders informeert vervolgens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de provincie Zuid-Holland.

30.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Waarde - Archeologie 1, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse sprake is van een archeologische vindplaats;
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Waarde - Archeologie 2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse sprake is van een historsiche stads- of dorpskern;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming Waarde - Archeologie 3 wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de maatvoering als bedoeld in 30.2 onder b sub 3 en 4 kan worden gewijzigd na vaststelling van het gemeentelijke archeologiebeleid.

Artikel 31 Waarde - Ecologie

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en ontwikkeling van ecologische waarden.

31.1.2

De belangen van de in lid 31.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

31.1.3

Indien de belangen van de in lid 31.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
31.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 31.1.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 31.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen gebouwen en overige bouwwerken kunnen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij een ecologisch deskundige.

Artikel 32 Waarde - Landschap

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige landschappelijke waarden en elementen.

32.1.2

De belangen van de in lid 32.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

32.1.3

Indien de belangen van de in lid 32.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding -Riool.
32.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 32.1.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 32.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen gebouwen en overige bouwwerken kunnen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 33 Waterstaat

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1

De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud alsmede de bescherming van de hoofdwatergang.

33.1.2

De belangen van de in lid 33.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

33.1.3

Indien de belangen van de in lid 33.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
33.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 33.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 33.2 en toestaan dat ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen gebouwen en overige bouwwerken kunnen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 33.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen tot een diepte groter dan 0,50 m;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het wijzigen van maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het verrichten van graafwerkzaamheden.
33.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
33.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.4.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de dubbelbestemming Waterstaat en hierdoor het onderhoud niet in onevenredige mate wordt bemoeilijkt.

33.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij het betreffende waterschap.

Artikel 34 Waterstaat - Waterkering

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering.

34.1.2

De belangen van de in lid 34.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

34.1.3

Indien de belangen van de in lid 34.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd is met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

  • 1. Waterstaat/Waterstaat-Waterkering;
  • 2. Leiding - Gas / Leiding - Brandstof;
  • 3. Waarde - Archeologie 1/ Waarde - Archeologie 2/ Waarde - Ecologie/ Waarde - Landschap/ Leiding - Water/ Leiding - Riool.
34.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 34.2 en toestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen gebouwen en overige bouwwerken kunnen worden gebouwd, mits geen sprake is van significante belemmeringen voor onderhoud, veiligheid, of mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen en vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 34.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen tot een diepte groter dan 0,50 m;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het wijzigen van maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het verrichten van graafwerkzaamheden.
34.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
34.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.4.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en hierdoor het onderhoud niet in onevenredige mate wordt bemoeilijkt.

34.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij het betreffende waterschap.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 35 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene bouwregels

36.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. de brandweeringang;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
36.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3 Parkeren
  • a. Ingeval er gedurende de planperiode sprake is van nieuwbouw, of uitbreiding van niet-woonfuncties met meer dan 50 m2, dan gelden de laatste door de gemeenteraad vastgestelde parkeernormen, waarbij als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein genomen moet worden;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, in onderstaande gevallen afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. wanneer in de directe omgeving op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien, mits de parkeerbalans daardoor niet wordt verstoord, of;
    • 2. wanneer een bijdrage wordt gestort in het gemeentefonds overeenkomstig de berekening en voorwaarden.
36.4 Antenne-installaties
36.4.1 Algemeen

De oprichting van antenne-installaties en antennedragers is niet toegestaan.

36.4.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van lid 36.4.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van antenne-installaties en antennedragers met in achtneming van het bepaalde in onderstaande (lid 36.4.3 en 36.4.4).

36.4.3 Algemene criteria
  • a. Antenne-installaties en antennedragers dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast door gebruikmaking van bestaande bouwwerken, zoals reclamemasten of –zuilen, hoogspanningsmasten, schoorstenen, windmolens en degelijke;
  • b. Bij de plaatsbepaling binnen het plangebied en voor zover geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande gebouwen en bouwwerken, dient plaatsing op de bedrijventerreinen en kantoorlocaties de voorkeur te krijgen;
  • c. Aangetoond moet zijn dat de advieswaarden van de Gezondheidsraad voor blootstelling aan elektromagnetische velden ter plaatse van de objecten, waar zich gedurende langere tijd mensen bevinden, niet worden overschreden;
  • d. Het aantal antennedragers mag niet meer zijn dan strikt noodzakelijk is voor de realisering van een adequaat netwerk met voldoende capaciteit. Bij het bepalen van het strikt noodzakelijke aantal antennedragers wordt het principe van site-sharing gehanteerd;
  • e. Bij de plaatsing van antenne-installaties en antennedragers dient het beginsel van site-sharing te worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd.
36.4.4 Bouwregels
  • a. antenne-installaties kleiner dan 5 m en voor het overige niet voldoen aan het bepaalde in artikel 2 lid 15 onder b van Bijlage II uit het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
  • b. en antenne-installatie mag uitsluitend worden geplaatst op gebouwen hoger dan 12 m;
  • c. ten aanzien van de plaatsing van een antennedrager op het dak van een gebouw geldt het volgende:
    • 1. deze dient bij een op het dak aanwezig object te worden geplaatst;
    • 2. in het midden van het dak te worden geplaatst, of,
    • 3. elders op het dak, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 2 m bedraagt;
  • d. een antennedrager, welke meer dan 5 m hoog is en niet op een gebouw is geplaatst, mis niet toegestaan;
  • e. de afstand tussen twee woongebouwen waarop één of meerdere antenne-installaties zijn geplaatst dient minimaal 300 m te bedragen;
  • f. de bedrading van de antenne-installatie dient inpandig, in of direct langs de antennedrager te worden aangebracht dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot ten minste 1 m achter de voorgevellijn is geplaatst;
  • g. per gebouw mogen ten hoogste drie antennedragers worden geplaatst en/of maximaal zes antenne-installaties;
  • h. antenne-installaties mogen niet op bouwwerken met specifieke bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument 1' of specifieke bouwaanduiding - monument 2' worden geplaatst;
  • i. de afstand van een antennedrager welke meer dan 5 m hoog is, inclusief de daarop geplaatste antennes, tot een woning of een monumentaal pand dient minimaal 100 m te bedragen;
  • j. van het bepaalde onder f kan slechts worden afgeweken indien plaatsing op een locatie, als bedoeld f in redelijkheid niet kan worden verlangd in verband met het realiseren van een landelijk dekkend netwerk, mist de antennedrager landschappelijk wordt ingepast;
  • k. antenne-installaties mogen niet worden opgericht in landschappelijk waardevol gebied of in kwetsbare natuurgebieden, tenzij gekoppeld aan bestaande hoogspanningsmasten, lichtmasten of andere bestaande verticale elementen;
  • l. de maximaal toegestane hoogte van antenne-installaties is 40 m;
  • m. ten aanzien van de plaatsing van de techniekkast bij een antenne-installatie gelden de volgende bepalingen:
    • 1. deze dient inpandig of ondergronds te worden geplaatst. Inpandige plaatsing is slechts mogelijk indien voldaan wordt aan de ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunning voor het bouwen geldende advieswaarden van de Gezondheidsraad voor blootstelling aan elektromagnetische velden ter plaatse van objecten waar zich gedurende langere tijd mensen bevinden;
    • 2. indien de techniekkast op een gebouw wordt geplaatst, dient deze niet groter te zijn dan 2 m2 en minimaal 1 m achter de dakrand te worden geplaatst.

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de gronden en/of bouwwerken, zoals bedoeld in de in hoofdstuk 2 opgenomen regels, te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. een coffeeshop.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels

38.1 Veiligheidszone - lpg pr
38.1.1

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg pr' mogen, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd die voorzien in een regelmatig verblijf van personen.

38.1.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 38.1.1 voor de bouw van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg pr' indien de ontwikkeling om gewichtige redenen plaatsvindt en uit oogpunt van groepsrisico verantwoord wordt geacht.

38.2 Veiligheidszone - lpg gr

De bouw van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg gr' dient door het bevoegd gezag uit oogpunt van groepsrisico verantwoord te worden geacht.

38.3 Monumenten, beeldbepalende panden en straatwanden
38.3.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument 1' (rijksmonument), 'specifieke bouwaanduiding - monument 2' (gemeentelijk monument), 'karakteristiek' en de figuur 'gevellijn' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument 1' en 'specifieke bouwaanduiding - monument 2' is het bepaalde in de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.
38.3.2 Verbod
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'karakteristiek' en ter plaatse van de voorgevel van de gebouwen waarop de figuur 'gevellijn' betrekking heeft bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen (af te geven door burgemeester en wethouders);
  • b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid a na een positief advies van de gemeentelijke monumentencommissie.
38.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 38.3.2 is niet van toepassing op (bouw)werken en werkzaamheden die:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn, indien door burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat daarvoor geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist;
  • b. betrekking hebben op de sloop ten behoeve het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen in het kader van het regulier onderhoud van het pand;
  • c. betrekking hebben op de sloop ten behoeve van het treffen van voorzieningen en aanbrengen van verbeteringen aan bouwwerken waartoe burgemeester en wethouders hebben aangeschreven;
  • d. ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet en/of gemeentelijke monumentenverordening reeds een omgevingsvergunning eisen.
38.3.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 38.3.2 is slechts toelaatbaar indien:

1a. door de sloopwerkzaamheden de cultuurhistorische waarde van de gevel(lijn) niet in onevenredige mate wordt verstoord en,

1b. ten behoeve van de gevel(lijn) ook een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd;

2a) door de sloopwerkzaamheden de cultuurhistorische waarde van een pand met de aanduiding "karakteristiek" niet in onevenredige mate wordt verstoord en,

2b) ten behoeve van een pand met de aanduiding karakteristiek ook een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd;

3) burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder 1a en 2a, wanneer handhaving van de gevel(lijn) en het bestaande pand met de aanduiding karakteristiek in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd in verband met de onevenredig hoge kosten, ter behoud van de gevel(lijn) of ter behoud van het pand met de aanduiding karakteristiek en indien door middel van financiële tegemoetkomingen de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar van genoemde bouwwerken niet opgeheven kunnen worden.

38.3.5 Advies

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder 38.3.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 39 Algemene afwijkingsregels

39.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de boverige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • d. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m2 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • f. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overige bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een goothoogte van niet meer dan 4 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair;
  • g. het overschrijden van de aangeduide bouwgrenzen voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia's, erkers, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen tot maximaal 1,50 m in de richting van de weg, onverminderd het elders in deze regels bepaalde, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving.
39.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

40.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken in nieuwe bouwvlakken;
  • b. het verschuiven dan wel schrappen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg pr' indien door gewijzigde wet- en regelgeving of door het verplaatsen dan wel het komen te vervallen van het vulpunt de hinder is beperkt dan wel is opgeheven.
40.2 Randvoorwaarden toepassing wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 41 Algemene procedureregels

41.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

41.2 Procedureregels bij wijzigen

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

41.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
  • b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
42.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
42.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 42.1.1 omgevingsvergunning verlenen van lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 42.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3

Lid 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
42.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 42.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 42.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4

Lid 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Correctieve herziening bestemmingsplan Wonen.