direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: De Gravin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2010006-VG99

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30 % per woning bedragen, met een maximum van 45 m2;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    • 5. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en tuinen;
  • e. water, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn geen bouwwerken toegestaan.
9.2.2 Hoofdbebouwing
  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangeduid.
9.2.3 Erfbebouwingsregeling
  • a. buiten de bouwvlakken mag maximaal 75 m2 aan aan- of uitbouwen of bijgebouwen worden gebouwd;
  • b. de afstand van aan- of uitbouwen of bijgebouwen tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen of bijgebouwen mag maximaal 4,5 m bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 6 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijking met betrekking tot de algemene bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1lid a voor:

  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de aanduiding 'tuin', met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.
9.4.2 Afwijking met betrekking tot de hoofdbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2lid b voor:

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de bestemmingsgrens moet minimaal 10 m bedragen;
    • 3. een bouwgrens mag met maximaal 3 m worden overschreden.
9.4.3 Afwijking met betrekking tot de erfbebouwingsregeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.3lid a voor:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 125 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
    • 2. de afstand van een bijgebouw tot de bestemmingsgrens minimaal 5 m moet bedragen.
9.5 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
  • a. Zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is het verboden op of in de gronden, waarop deze bestemming betrekking heeft, oppervlakteverharding aan te brengen voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' boven het totaal oppervlak van 150 m2.
  • b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik of beheer betreffen of reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de onder a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen van het normaal functioneren van de waterberging wordt of kan worden aangetast en/of het tuinkarakter niet wordt of kan worden aangetast.
  • d. Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning als bedoeld onder a verlenen vragen zij advies aan de waterbeheerder.