Plan: | Buitengebied Oud-Beijerland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99 |
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
De belangen van de in artikel 30.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende (enkel)bestemmingen (artikel 3 tot en met 19).
Ten aanzien van de in artikel 30.1.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in artikel 30.1.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,5 m uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
Het in artikel 30.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden in de gronden.
Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Aangetroffen archeologische waarden dienen te worden gemeld aan de burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders informeren vervolgens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de provincie Zuid-Holland.