3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
b. één bedrijfswoning met bijgebouwen per bouwvlak dan wel het grotere bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
-
c. mantelzorg in de bedrijfswoning;
-
d. bestaande fruitteelt;
-
e. bestaande paardenbakken;
-
f. nevenactiviteiten onder de volgende voorwaarden:
-
1. nevenactiviteiten zijn toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf en binnen een bouwvlak;
-
2. ten behoeve van de nevenactiviteiten mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
-
3. in afwijking van sub 2 mag nieuwe bebouwing tot maximaal 100 m2 worden opgericht wanneer aangetoond kan worden dat de nevenactiviteiten niet binnen bestaande gebouwen kunnen worden gerealiseerd;
-
4. de gezamenlijke ten behoeve van nevenactiviteiten in gebruik zijnde (gebouwd) vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de totale bebouwingsoppervlakte;
-
5. per agrarisch bedrijf zijn de volgende activiteiten toegestaan:
a. bedrijfsmatige, agrogerelateerde nevenactiviteiten in de vorm van de verwerking van en (detail)handel in streekeigen (semi)agrarische (eind)producten, veehandel, opslag en verhuur van landbouwmachines;
b. sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
c. verblijfsrecreatie in de vorm van bed en breakfast bestaande uit maximaal 2 kamers en 5 gasten met een maximale oppervlakte van 100 m2;
d. lichte horeca van categorie 1a als bedoeld in artikel 1.64 zoals een boerderijterras, een theetuin en ijsverkoop;
met daaraan ondergeschikt:
-
g. extensieve dagrecreatie;
-
h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
i. groenvoorzieningen;
-
j. nutsvoorzieningen;
-
k. het hobbymatig houden van vee (waarbij voor paarden als maximum geldt 5 per bedrijf dan wel woning);
met de daarbij behorende:
-
l. tuinen en erven;
-
m. wegen en paden;
-
n. parkeervoorzieningen;
-
o. verkeersvoorzieningen;
-
p. bouwwerken.
met dien verstande dat:
-
q. een gebruik van gronden ten behoeve van een paardenbak of vergelijkbare voorzieningen niet is toegestaan.
3.1.2 Glastuinbouwbedrijf
In aanvulling op artikel 3.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens gebruikt worden voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
-
c. bedrijfsgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf; ter toetsing hiervan kan advies worden ingewonnen bij een extern deskundige;
-
d. de voorwaarde onder sub c geldt niet voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
3.2.2 Bedrijfswoning en
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. de inhoud van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) bedraagt maximaal 750 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
-
c. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 7 m dan wel de bestaande grotere goothoogte;
-
d. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 10 m dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
-
e. een bedrijfswoning dient verplicht te worden voorzien van een kap met een helling tussen de 25 en 60 graden;
-
f. herbouw van een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan in of achter (het verlengde van) de voorgevel van de bestaande woning.
3.2.3 Kassen
Voor kassen gelden de volgende regels:
-
a. kassen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw':
-
1. geldt maximaal de bestaande gezamenlijke oppervlakte vermeerderd met 10% van die oppervlakte, met dien verstande, dat een vermeerdering van 10% niet van toepassing is indien de bestaande gezamenlijke oppervlakte 20.000 m2 of meer bedraagt;
-
2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7,5 m;
-
c. bij overige agrarische bedrijven bedraagt de bouwhoogte maximaal 1,5 m;
-
d. in afwijking van het bepaalde in a mogen bij glastuinbouwbedrijven kassen aanwezig zijn buiten het bouwvlak tot een maximum van 500 m2 met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, uitsluitend binnen de periode 1 april - 31 september waarbij de afstand van de kassen tot het bijbehorende bouwvlak niet meer mag bedragen dan 5 m.
3.2.4 Erfbebouwing bij de bedrijfswoning
-
a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
-
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
-
3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
-
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
-
1. voor percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2: 50 m2;
-
2. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 500 m2 en 750 m2: 62,5 m2;
-
3. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 750 m2 en 1.000 m2: 75 m2;
-
4. voor percelen met een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2: 100 m2.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bouwregels:
-
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel bedraagt maximaal 1 m;
-
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel bedraagt maximaal 2 m;
-
d. de bouwhoogte van silo's bedraagt maximaal 18 m;
-
e. de bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 3 m;
-
f. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt maximaal 6 m;
-
g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 m;
-
h. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen erf- en terreinafscheidingen alsmede omheiningen voor vee, met uitzondering van paardenbakken en vergelijkbare voorzieningen, buiten het bouwvlak worden gebouwd waarbij de bouwhoogte maximaal 1 m bedraagt.
met dien verstande dat:
-
i. bruggen en dammen niet mogen worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met gebouwen, voor zover het geen kassen betreft, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. overschrijding kan plaatsvinden tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2 en tot maximaal 5 m uit het bouwvlak;
-
b. de overschrijding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
-
c. overschrijding mag alleen plaatsvinden ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven; ter toetsing hiervan wordt verplicht advies ingewonnen bij een extern deskundige;
-
d. het denkbeeldig agrarisch bouwperceel moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwperceel de oude vorm in grote lijnen volgt;
-
e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
f. de overschrijding dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en waarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad.
3.3.2 Schuilstal
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van schuilstallen voor vee en paarden buiten het bouwvlak mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. de maximale oppervlakte bedraagt 18 m2;
-
b. de maximale hoogte bedraagt 3 m;
-
c. maximaal één schuilstal per agrarisch bedrijf of burgerwoning is toegestaan;
-
d. er is geen opslag toegestaan;
-
e. de schuilstal wordt gerealiseerd in de vorm van een overkapping.
3.3.3 Grotere inhoud bedrijfswoning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het vergroten van de inhoud van een woning (hoofdgebouw) -al dan niet in combinatie met sloop- en herbouw- tot maximaal 1.000 m3 mits er ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt en:
-
a. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.4 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 m, met dien verstande dat:
-
a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
b. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
c. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
-
d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.5 Afwijking bruggen en dammen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Niet-agrogerelateerde nevenactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder e onder 5, onder a, voor bedrijfsmatige, niet-agrogerelateerde nevenactiviteiten, waaronder begrepen stalling en opslag van volumineuze goederen, opslag, distributie en verpakking van landbouwproducten en de opslag en verhuur van grondwerkverzetmachines, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de niet-agrogerelateerde activiteiten zijn toegestaan als ondergeschikte activiteit bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
d. ten behoeve van de niet-agrogerelateerde activiteiten mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
-
e. buitenopslag is slechts toegestaan indien dit landschappelijk wordt ingepast;
-
f. de niet-agrogerelateerde activiteiten mogen geen onevenredig negatief effect op de verkeerssituatie hebben;
-
g. de maximale oppervlakte van de niet-agrogerelateerde activiteiten bedraagt 1.000 m2.
3.4.2 Kleinschalig kampeerterrein
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor een kleinschalig kampeerterrein onder de volgende voorwaarden:
-
a. het kampeerterrein wordt in het bouwvlak gerealiseerd;
-
b. de oppervlakte van het terrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
-
c. het aantal kampeermiddelen bedraagt maximaal 15;
-
d. het kampeerterrein is buiten de periode van 15 maart tot 1 november ontruimd;
-
e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
g. het kleinschalig kampeerterrein mag geen onevenredig negatief effect op de verkeerssituatie hebben;
-
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
i. sanitaire voorzieningen worden bij voorkeur in bestaande bebouwing gerealiseerd; indien dit niet mogelijk is mogen nieuwe gebouwen worden opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen, met dien verstande dat:
-
1. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 meter;
-
2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2.
3.4.3 Mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
-
b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.4 Paardenbakken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.2.5 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de paardenbak wordt gesitueerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en Wonen;
-
b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 m;
-
c. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling of aantasting van een karakteristiek doorkijk vanaf een dijk;
-
d. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
-
e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m;
-
f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.5 Tijdelijke huisvesting werknemers
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor de tijdelijke huisvesting van werknemers onder de volgende voorwaarden:
-
a. tijdelijke huisvesting is mogelijk in kampeermiddelen;
-
b. het plaatsen van een kampeermiddel is toegestaan op het eigen bouwperceel binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf;
-
c. de kampeermiddelen bij een agrarisch bedrijf worden toegestaan binnen het bouwvlak in de piekperiode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
d. een kampeermiddel mag uitsluitend binnen een bouwvlak van een agrarisch bedrijf worden geplaatst mits een bedrijfswoning aanwezig is;
-
e. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen dient ten minste 5 m te bedragen;
-
f. per bouwvlak zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan;
-
g. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
i. de tijdelijke huisvesting mag geen onevenredig negatief effect op de verkeerssituatie hebben;
-
j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
l. een kampeermiddel mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van tijdelijke op het (agrarisch) bedrijf van de aanvrager werkzame arbeidskrachten;
-
m. na afloop van de gebruiksperiode dient de buitenstalling van de kampeermiddelen te worden verwijderd;
-
n. een kampeermiddel op een agrarisch bedrijf moet tenminste 1 meter achter de voorgevel van de woning worden geplaatst.
3.4.6 Afwijking gebruik als fruitteelt of sierteeltgrond
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 3.1.1 voor het toestaan van het gebruik van de grond als sierteelt of fruitteelt met dien verstande, dat:
-
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
b. geen onevenredige aantasting van de openheid plaatsvindt.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende werken uit te voeren:
-
a. het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
-
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
c. het aanleggen, dempen of vergraven van water en watergangen;
-
d. het veranderen van het historische kavelpatroon, loop van een kreek en-/ of dijk.
3.5.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.3 Adviesaanvraag waterbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de waterbeheerder behoudens die gevallen waar het slechts activiteiten betreft als genoemd onder sub a en-/of sub d.
3.5.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vergroting van een agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf; ter toetsing hiervan wordt verplicht advies ingewonnen bij een extern deskundige;
-
b. door de initiatiefnemer wordt een bedrijfsplan overlegd waarin in ieder geval wordt aangegeven op welke wijze voor een verantwoorde landschappelijke inpassing wordt zorggedragen;
-
c. het bouwvlak mag geen grotere oppervlakte krijgen dan 2 ha;
-
d. het bouwvlak moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
-
e. de vergroting van het bouwvlak dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden, waaronder begrepen de kernkwaliteiten van het landschap, een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
-
f. deze wijzigingsbevoegdheid mag niet gebruikt worden voor vergroting van het glasareaal.
3.6.2 Eerste bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van een eerste bedrijfswoning onder de volgende voorwaarden:
-
a. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf; ter toetsing hiervan wordt verplicht advies ingewonnen bij een extern deskundige;
-
b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
c. ter toetsing hiervan wordt verplicht advies ingewonnen bij een extern deskundige.
3.6.3 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen - Linten of Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
-
b. uitsluitend de voormalige bedrijfswoning alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte mag worden gebruikt voor bewoning;
-
c. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het aantal dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit is toegestaan volgens het bestemmingsplan;
-
d. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
-
e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
f. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m3.
3.6.4 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar meerdere woningen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in de bestemming Wonen of Wonen - Linten ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
-
a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning;
-
b. in aanvulling op a mogen extra woningen worden gerealiseerd indien sprake is van sloop van alle agrarische bedrijfsopstallen (behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen) met dien verstande dat per 1.000 m2 te slopen gebouwen of 5.000 m2 te slopen kassen één extra woning is toegestaan;
-
c. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een maximum van 75 m2 per woning voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 300 m2 en 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter tussen 300 m2 en 500 m2 en 125 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
-
d. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
f. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
-
g. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.
3.6.5 Splitsing woning bij omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Wonen voor een karakteristiek pand of monument
Burgemeester en wethouders kunnen in aanvulling op artikel 3.6.4 het plan mede wijzigen ten behoeve van splitsing van de voormalige bedrijfswoning ten behoeve van de instandhouding van een karakteristiek pand of monument in maximaal twee woningen, met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
-
a. de karakteristieke waarde van het gebouw mag niet worden aangetast;
-
b. de inhoud van elke nieuwe woning moet minimaal 250 m3 bedragen;
-
c. de splitsing mag geen milieuhygiënische belemmeringen opleveren voor in de omgeving gevestigde agrarische bedrijven;
-
d. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
-
e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
f. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m3;
-
g. aanvrager een cultuurhistorisch rapport overlegt waaruit de cultuurhistorische waarde van het pand blijkt.
3.6.6 Splitsing woning bij omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Wonen vanwege sociaalmaatschappelijke redenen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 250 m3 bedragen;
-
b. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
-
c. de karakteristieke waarde van de woning mag niet worden aangetast;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
f. de sociaalmaatschappelijke noodzaak is aangetoond.
3.6.7 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming Maatschappelijk, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. uitsluitend kleinschalige maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van verpleging, zorg- en hulpverlening voor 24-uurszorg of dagopvang zijn toegestaan;
-
b. de functie wordt gerealiseerd in bestaande bebouwing;
-
c. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
-
d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
-
f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
g. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
-
h. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m3.
3.6.8 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming Recreatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. toegestaan zijn recreatiebedrijven zoals:
1. kleinschalige verblijfsrecreatie;
2. een paardenstalling;
3. fiets-, kano-, paarden- en huifkarrenverhuur;
4. een kleinschalig bezoekerscentrum;
5. een klein museum, tentoonstellingsruimte;
6. een kinderboerderij, speeltuin;
7. binnensportactiviteiten;
dan wel bedrijven die naar aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn;
-
b. de functie wordt gerealiseerd in bestaande bebouwing;
-
c. het recreatiebedrijf mag geen milieuhygiënische belemmeringen opleveren voor in de omgeving gevestigde agrarische bedrijven;
-
d. alle kassen dienen te worden gesloopt;
-
e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
-
f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
-
g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
-
h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
i. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
-
j. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m3.
3.6.9 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen te wijzigen, voor zover gelegen binnen een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging in de bestemmingen Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de bedrijfsfunctie vindt plaats in bestaande bebouwing;
-
b. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven in categorie 3 die daar qua uitstraling en milieuoverlast mee vergelijkbaar zijn, hoveniersbedrijven en agrarische hulpbedrijven zijn toegestaan;
-
c. de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) mag(mogen) als bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
-
d. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
e. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
f. buitenopslag niet is toegestaan;
-
g. detailhandel en industrie zijn niet toegestaan, behoudens maximaal 100 m2 ondergeschikte detailhandel;
-
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
i. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m3.