direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Buitengebied Oud-Beijerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Buitengebied Oud-Beijerland van de gemeente Oud-Beijerland;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99 met bijbehorende regels;

1.3 De verbeelding:

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aan- en uitbouw:

Een uitbreiding van het hoofdgebouw die, wat afmetingen betreft, ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8 Achtergevelbouwgrens:

De achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

1.9 Achtergevelrooilijn:

De denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.10 Agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden en/of fokken van dieren (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);

1.11 Agrarisch akkerbouwbedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);

1.12 Agrarisch hulpbedrijf:

Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel en de bewaring van agrarische producten;

1.13 Agrarisch veeteeltbedrijf

Een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gericht is op het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dierenveeteelt;

1.14 Agrarisch medegebruik:

Extensief agrarisch gebruik van gronden welke ondergeschikt is aan de functie Natuur;

1.15 Ambachtelijk bedrijf:

Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met de ambacht;

1.16 Ander bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.17 Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.18 Antennedrager:

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.19 Archeologische verwachting:

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd;

1.20 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd en als zodanig wetenschappelijk van belang zijn en het cultuurhistorische erfgoed vertegenwoordigen;

1.21 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.22 Bebouwingspercentage:

Het deel van het bouwvlak of bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

1.23 Bed & breakfast:

Een kleinschalige overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van uitsluitend ontbijt;

1.24 Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.25 Bedrijfsmatige exploitatie:

Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.26 Bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein aantoonbaar noodzakelijk is;

1.27 Beperkt kwetsbare objecten:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  • dienst- bedrijfswoningen van derden;
  • kantoorgebouwen en hotels met een bvo van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  • restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
1.28 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling, of voor een aan huis verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.29 Bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.30 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Het geldende besluit houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;

1.31 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.32 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.33 Bijgebouw:

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie;

1.34 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.36 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.37 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 Bouwperceelsgrens:

Een grens van een bouwperceel;

1.39 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.40 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 Carport:

Een overkapping, bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen;

1.42 Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk toegekende waarde op het gebied van algemene historische waarden en-/of de ensemblewaarden en-/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie (gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt); en vastgelegd in een cultuurhistorisch rapport;

1.43 Cultuurhistorisch rapport:

Onderzoek waarin de algemene historische waarden en-/of de ensemblewaarden en-/of de architectonische waarden en-/of de bouwhistorische waarden en-/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd;

1.44 Dagrecreatie:

Het tussen zonsopgang en zonsondergang benutten van voor de recreatie bestemde, c.q. ingerichte gronden en voorzieningen;

1.45 Dakterras:

Een dak of deel van een dak (daaronder inbegrepen dakterrasafscheidingen) dat rechtstreeks vanuit het gebouw of door middel van een vaste trap toegankelijk is en dat omgeven is door een vloerafscheiding;

1.46 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.47 Detailhandel in dagelijkse goederen:

Detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen respectievelijk levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden);

1.48 Detailhandel in niet dagelijkse goederen:

Detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen;

1.49 Detailhandel in abc goederen:

Detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

1.50 Dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende voorziening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten; hieronder vallen kantoren, kantoren met baliefunctie en overige dienstverlenende bedrijven, met inbegrip van de verkoop en/of levering van goederen die verband houden met, en onderdeel vormen van, het totaalpakket aan dienstverlening;

1.51 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.52 Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.53 Erfbebouwing:

De bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.54 Evenement:

Evenement, voor zover deze ruimtelijk relevant is, dat wil zeggen meerdaags en

regelmatig terugkerend van aard is;

1.55 Extensieve (dag)recreatie:

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.56 Extensief recreatief medegebruik:

Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;

1.57 Gastopvang:

Kinderopvang in een gezinssituatie na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;

1.58 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.59 Glastuinbouwbedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

1.60 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering geheel of hoofdzakelijk gebruik maakt van de grond als agrarisch productiemiddel in de vorm van akkerbouw, veeteelt en/of tuinbouw (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);

1.61 Grondgebonden veehouderij

Een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering geheel of hoofdzakelijk gebruik maakt van de grond als agrarisch productiemiddel in de vorm van veeteelt;

1.62 Hobbyboer:

Een agrarische activiteit die niet de omvang heeft van een volledige arbeidskracht, maar waarbij wel sprake is van ten minste 1 ha grond en van 4 Nederlandse grootte eenheid (nge) of vergelijkbare grootte gemeten in SO;

1.63 Hoofdgebouw:

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.64 Horeca:

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:

  • Horeca categorie 1 (licht):horeca 1a: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, ijs, koffie en thee met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse; horeca 1b: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse;
  • Horeca categorie 2 (middel): een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het schenken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren ter plaatse;
  • Horeca categorie 3 (zwaar): een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatige ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met als nevenactiviteit de verstrekking van (alcoholhoudende) en dranken en kleine etenswaren ter plaatse;
1.65 Intensieve veehouderij:

Een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.66 Kampeerterrein:

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen van geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.67 Kampeermiddelen:

Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

Onder kampeermiddelen wordt niet verstaan: stacaravans.

1.68 Kantoor:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van de administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.69 Karakteristiek pand

Pand met cultuurhistorische waarde;

1.70 Kas:

Een bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak hoofdzakelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot het beschermen van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.71 Kwetsbare objecten:
  • a. Woningen, niet zijnde:
    - verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
    - dienst- of bedrijfswoningen van derden;
  • b. Gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  • c. Gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten:
    - Kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van meer dan 1.500 m2 per object;
    - Complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bvo van 2.000 m2 per object; voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan vijftig personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar;
1.72 Landschappelijke waarden:

De aan een gebied toegekende waarde in visueel- ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.73 Maatschappelijke voorzieningen:

Culturele, educatieve, medisch, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (zoals een begraafplaats), als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen (ondersteunende horeca);

1.74 Manege:

Bedrijfsmatige paardenhouderij gericht op recreatieve activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse rijdisciplines aan derden waarbij gebruik wordt gemaakt van paarden die eigendom zijn van het bedrijf of van derden en waarbij tevens huisvesting wordt geboden aan paarden;

1.75 Mantelzorg:

Het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.76 Natuurwaarden/natuurlijke waarden:

De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.77 Natuurwetenschappelijke waarden:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.78 Nge:

Een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;

1.79 Normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.80 Ondersteunende horeca:

Een horecafunctie in maximaal de categorie lichte horeca 1a als bedoeld in artikel 1.62 welke naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie of -bestemming en ten dienste staat van die hoofdfunctie. Als hoofdfuncties kunnen worden beschouwd: winkels, tuincentra, buurthuizen, jongerencentra, sportcomplexen, woonzones voor senioren/gehandicapten, kerken, kantines van bedrijven, verenigingslokalen, feestzalen, zaalverhuur, partycentra, clubhuizen, sociaal culturele centra, musea, wijkcentra, theater e.d.; voor de functie mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig worden gebruikt;

1.81 Ondergeschikte functie:

Een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.82 Overig dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende voorziening:

Een dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende voorziening dat/die geen kantoor is;

1.83 Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.84 Paardenfokkerij:

Een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.85 Paardenhouderij:

Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden (van derden), waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en-/of weiland en het verzorgen van paarden;

1.86 Peil:
  • a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van aansluitende, afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • c. Indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    - indien de hoofdtoegang van het bouwwerk aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
    - indien de hoofdtoegang van bouwwerk niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein;
    - voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein;
  • d. Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald;

1.87 Perifere detailhandel:

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en in goederen die vanwege de omvang en aard een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling te weten: bouwmarkten, tuincentra, de verkoop in grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en goederen voor woninginrichting waaronder meubels met een minimale oppervlakte van 1.000 m2 bvo;

1.88 Permanente bewoning:

Bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.89 Productiegebonden detailhandel:

Goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en-/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.90 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  • een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop of sekstheater;
  • een seksautomatenhal;
  • een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;

1.91 Sportvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van sportactiviteiten als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen (ondersteunende horeca);

1.92 Staat van bedrijfsactiviteiten:

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.93 Stacaravan:

Een stacaravan of soortgelijk onderkomen (chalet), dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.94 Standplaats:

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.95 Tuincentrum:

Detailhandelsvestiging voor boomkwekerijproducten, planten, bollen, bloemen en kamerplanten, alsmede attributen voor aanleg, inrichting, verfraaiing en/of onderhoud van tuinen met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, zulks met uitzondering van tuinmeubelen,- verlichting, zonwering, e d.;

1.96 Verblijfsrecreatie:

Recreatief verblijf op een daartoe bestemd terrein dan wel in een daartoe bedoeld gebouw of kampeermiddel;

1.97 Verkoopvloeroppervlak (vvo):

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.98 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf/glastuinbouwbedrijf met de omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht, dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden uitgeoefend;

1.99 Voorgevel:

De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw, op 1 m boven peil, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt op basis van bijvoorbeeld specifieke (omgevings)kenmerken, zoals de aanwezigheid van de hoofdentree van de woning;

1.100 Voorgevelrooilijn:

Denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.101 Watergang:

Al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan, dat door het college van hoofdingelanden in de legger is opgenomen;

1.102 Weg:

Een voor openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeerterreinen;

1.103 Werk:

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.104 Woning:

Een complex van ruimten van, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen zoals begeleid wonen door (licht-)verstandelijke gehandicapten en ex-psychiatrische patiënten;

1.105 Woonwagen:

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.