direct naar inhoud van Artikel 20. Algemene bouwvoorschriften
Plan: Oostflakkee, recreatiegebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLrecreatiegb10-BP40

Artikel 20. Algemene bouwvoorschriften

20.1. Bestaande maten
  • a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
20.2. Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/voorgevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), hellingbanen, entreeportalen, balkons en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
20.3. Hoogtematen
20.3.1. Platte afdekking

Voor zover noch op de kaart noch in de voorschriften regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de kaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.

20.3.2. Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De ten hoogste toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij op de plankaart, in hoofdstuk 2 of de overige planvoorschriften anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

    bouwhoogte  
-   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   1 m;  
-   van erf- en terreinafscheidingen elders   2 m;  
-   van lichtmasten   9 m;  
-   van overige palen en masten   7 m;  
-   van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast  

15 m;  
-   van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes   5 m;  
-   ten behoeve van mobiele telecommunicatie van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes  
5 m;  
  van schotelantennes   3 m;  
-   van tuinmeubilair   2 m;  
-   van speeltoestellen   6 m;  
-   van ballenvangers op sportterreinen en golfterreinen   6 m;  
-   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m.