direct naar inhoud van Artikel 1. Begrippen
Plan: Oostflakkee, recreatiegebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLrecreatiegb10-BP40

Artikel 1. Begrippen

1.1. plan

het bestemmingsplan Recreatiegebieden van de gemeente Oostflakkee.

1.2. bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0580.OFLrecreatiegb10-BP40 met de bijbehorende voorschriften.

1.3. aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4. aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5. agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.
1.6. antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7. antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8. archeologische deskundige

een daartoe gecertificeerd deskundige met betrekking tot de archeologische monumentenzorg.

1.9. archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10. archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11. bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12. bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13. bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, verblijfsrecreatieve appartementen, kavels, grond en/of standplaatsen, waarbij voor verblijfsrecreatieve appartementen en recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden.

1.14. bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik.

1.15. bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16. bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17. bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18. bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een woning zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.

1.19. bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20. bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21. bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22. bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.23. bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24. bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.25. calamiteit

een eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar liggend onheil, zoals een natuurramp (zeer zware storm, overstroming, blikseminslag) of een brand.

1.26. caravan

een kampeermiddel welke uit een geheel bestaat en wat door middel van een trekhaak over de weg vervoerbaar is, met een maximale breedte van 2,55 m en een maximale lengte van 12 m (inclusief dissel).

1.27. chalet

een constructie, bestaande uit twee of meer aan een te koppelen delen, waarvoor aanzienlijke demontagewerkzaamheden zijn vereist.

1.28. cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.29. detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30. dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.31. gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32. horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.33. geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.34. kampeermiddelen
  • a. een tenten, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • b. enige andere onderkomens en enige andere voertuig of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.35. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.36. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.37. landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.38. natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.39. nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40. overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en dat aan ten hoogste twee zijden voorzien is van een gesloten wand.

1.41. peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein, ter plaatse waar het bouwwerk voornamelijk ttoegankelijk is, indien dit gelegen is beneden de kruin van de weg en gebouwd wordt aan een dijk.
1.42. permanente standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.43. pleziervaartuig

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een zeilplank.

1.44. platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.45. recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen stacaravan, chalet zijnde en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.46. risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.47. Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 2009 die van deze voorschriften deel uitmaakt.

1.48. Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten 1997 die van deze voorschriften deel uitmaakt.

1.49. stacaravan

een rechthoekig gebouw dat is bestemd voor recreatief gebruik welke uit een geheel bestaat, zonder vaste verankering in de grond met een maximaal vloeroppervlak van 50 m2 en een maximale breedte van 4,50 m.

1.50. standplaats

het gedeelte van een terrein dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel.

1.51. uitbouw

een uit de gevel uitstekend ondergeschikt deel van een woning, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten, alsmede uitstekende delen van inpandige garages en bergingen.

1.52. voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.53. voorgevellijn

de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.54. zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.