Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Voscuyl en Bloemenbuurt
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0579.BPVoscuyl-VA01

6.2 Economische uitvoerbaarheid

6.2.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een initiatief dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het voornemen. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijke besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk. Wanneer er ontwikkelingen zullen plaatsvinden, worden deze op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het plan zijn dan voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn er verder geen kosten te verhalen. Hiermee kan afgezien worden van het vaststellen van een exploitatieplan.
 
Alhoewel het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, hebben er wel beleidswijzigingen plaatsgevonden (bijvoorbeeld op het gebied van archeologie). De schade moet meer bedragen dan 2% van de waarde van de onroerende zaak of 2% van het inkomen van de aanvrager. Alles wat onder dit percentage ligt, komt voor risico van de aanvrager (normaal maatschappelijk risico). De kans dat de schade meer bedraagt, is zeer laag te achten.
 
Archeologie
Uitgangspunt is dat de verstoorder betaalt, indien er onderzoek dient te worden uitgevoerd en eventueel archeologische begeleiding of een opgraving moet plaatsvinden.
 
Het archeologisch beleid van de gemeente Oegstgeest - de Nota Archeologie - is door de gemeenteraad reeds in 2009 vastgesteld. Dit beleid is daarmee al enige tijd vigerend binnen de gemeente. Het bestemmingsplan is mede gebaseerd op dit beleid en op de sinds 2009 in gebruik zijnde archeologische waardenkaart. Dit kan leiden tot een stuk voorzienbaarheid, waardoor het risico op planschade minder wordt.
 
In de beleidsnota Archeologie is een regime opgenomen voor planvoorschriften in bestemmingsplannen. Hierdoor is de bescherming van archeologische waarden in toekomstige bestemmingsplannen vastgelegd. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de regels met betrekking tot de bescherming van archeologische waarden voortgezet, maar niet strenger gemaakt. Er vindt op deze locaties dan ook geen (grote) planologische verslechtering plaats, waardoor het risico op planschade kleiner wordt.
 
De bepalingen ter bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan leggen geen bouwverbod op. Wel wordt gevraagd om een omgevingsvergunning indien bouwplannen de gestelde kaders overschrijden, maar dit weegt voor de planschadebeoordeling minder zwaar dan een bouwverbod. De verwachting is dan ook dat het bestemmingsplan niet of slechts in zeer beperkte mate zal leiden tot planschade.
6.2.2 Planschade
Planschadeonderzoek kan worden uitgevoerd indien in het nieuwe bestemmingsplan (vergaande) beperking van de mogelijkheden plaatsvindt. Op grond van het nu nog vigerende bestemmingsplan  is een bouwplan van drie bouwlagen mogelijk op de locatie Dr. K. Schilderschool, hoek De Voscuyl/Apollolaan mogelijk. In het nieuwe bestemmingsplan wordt het aantal bouwlagen teruggebracht naar maximaal twee. Deze hoogte is in overeenstemming met de recent verleende omgevingsvergunning (bouwvergunning) en de beoogde stedenbouwkundige inpassing.
Het risico op planschade zal beperkt zijn. De gemeente is eigenaar van de gronden en de omwonenden zullen naar aller waarschijnlijkheid geen bezwaar hebben tegen het terugbrengen van de toegestane bouwhoogte.
   
Gelet op het voorstaande is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.