direct naar inhoud van Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Plan: Oude Vaartweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0579.BPOUDEVAART-VA02

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van waterkeringen met de daarbij behorende waterstaatswerken zoals taluds, dijken en onderhoudswegen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en bouwwerken van waterbouwkundige aard zoals duikers, keerwanden en beschoeiingen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).

10.3.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning is niet vereist indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3.3 Voorwaarden voor afwijken

Een omgevingsvergunning wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw)regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering(en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod zonder vergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil);
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend als in lid 10.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
10.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien het belang van de waterkeringen door de werken en werkzaamheden zoals in lid 10.4.1 bedoeld niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de waterkering(en) is ingewonnen.