hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 1e partiële herziening Oudenhof en Klinkenbergerplas (herstelbesluit) van de Gemeente Oegstgeest als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0579.1phBPOudeklink-VA02.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 verbeelding
analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan ”1e partiële herziening Oudenhof en Klinkenbergerplas (herstelbesluit)”, bestaande uit een kaart met het nummer NL.IMRO.0579.1phBPOudeklink-VA02 ;
digitale verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan ”1e partiële herziening Oudenhof en Klinkenbergerplas (herstelbesluit)”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0579.1phBPOudeklink-VA02 .
1.4 aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van een groepspraktijk c.q. het uitoefenen van ambachtelijke − geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen − bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Tevens zijn hieronder begrepen:
- bed and breakfast
- cateringbedrijf voorzover voedsel niet ter plaatse wordt verkocht en/of afgehaald
- webwinkel voorzover deze geen uitstalling ten verkoop heeft en/of goederen niet ter plaatse kunnen worden afgehaald
1.5 aan huis verbonden beroep
een beroep waarvan de uitoefening niet publieksgericht is en dat op kleine schaal in een woning en/of de bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 aaneengebouwd
bebouwing waarbij minimaal twee hoofdgebouwen, niet zijnde woongebouwen, aan minimaal één zijde in de zijdelingse gemeenschappelijke perceelsgrens zijn gebouwd en samen visueel één geheel vormen.
1.9 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw of deel van een hoofdgebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt dan wel in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.10 achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 3 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.11 afhankelijke woonruimte
een aan-, uit- of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.12 agrarisch bedrijf
een onderneming, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen.
1.13 archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een volgens de erfgoedwet gecertificeerde dienst of instelling.
1.15 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied (verwachte) voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 archeologische waarde
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 bebouwingspercentage
het percentage dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.19 bed and breakfast
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikt deel van een woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheden, waarbij geldt dat dit ondergeschikt aan de woonfunctie plaatsvindt. Het gaat om niet-permanente bewoning en niet om huisvesting van tijdelijke- of seizoenarbeiders.
1.20 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.21 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door een persoon (en zijn/haar huishouden), wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.22 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik van grond en opstallen.
1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel Wabo.
1.24 bestaande bouwwerken
bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan, dan wel die mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor de toegestane functie(s) geschikt of geschikt te maken is.
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens
de grens van het bouwperceel.
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.35 dagrecreatie
vormen van recreatie die in principe plaatsvinden tussen 7.00 en 22.00 uur en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, nader te onderscheiden in:
- extensieve dagrecreatie: vormen van niet-gemotoriseerde recreatie die niet intensief zijn en een geringe impact op de omgeving hebben en welke in hoofdzaak zijn gericht op natuurbeleving en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen in open water, watersport;
- intensieve dagrecreatie: vormen van recreatie waarbij men gebruik maakt van een sterk geconcentreerd voorzieningenpakket of één voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang is en zich relatief veel mensen per oppervlakte-eenheid (kunnen) bevinden.
1.36 dakkapel
een in een schuin dakvlak aangebrachte constructie voorzien van een raampartij ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.37 dakopbouw
een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke gebouw verandert.
1.38 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk persoon met specifieke kennis of commissie van personen inzake een bepaalde vakdiscipline.
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen, leasen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van commerciële diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.
1.41 eerste bouwlaag
de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen.
1.42 erfafscheiding
een bouwwerk geplaatst om de grens met de naburige percelen aan te geven en niet zijnde een natuurlijk gewas zoals een haag.
1.43 erker
een ondergeschikte uitbouw aan de voor- en/ of zijkant van een gebouw, niet zijnde een entree, grenzend aan een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar openbaar gebied gekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde (grotendeels) transparant is.
1.44 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend, onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus.
1.45 evenementen
het geheel van incidentele of terugkerende activiteiten (niet zijnde een weekmarkt) , dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, beurs, concert, sportmanifestatie of andere soortgelijke bijeenkomst tot ontspanning en vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking.
1.46 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 geluidscherm
geluidswerende voorziening in de vorm van een scherm.
1.48 geluidswal
een geluidswerende voorziening in de vorm van een grondlichaam of een vergelijkbare dijk.
1.49 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven dan wel onder een andere woning is gesitueerd.
1.50 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.51 hoofdfunctie
een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt.
1.52 horecabedrijf 1
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.53 horecabedrijf 2
een bedrijf vallend onder de horecasector, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren/maaltijden t.b.v. gebruik ter plaatse zoals cafés, bars, bodega’s, restaurants, broodjeszaken, conditoreien, pannenkoekenrestaurants, lunchrooms, koffiecafé’s, ijssalons of een mengvorm daarvan. Cafetaria’s, snackbars, fritures, discotheken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven waarvan het gezamenlijke oppervlakte meer dan 10 m2, vallen hierbuiten.
1.54 intensieve dagrecreatie
verblijf en activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.55 kelder
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer- of dakconstructie waarvan de bovenkant, voor zover de kelder tenminste niet onder het hoofdgebouw gesitueerd is, minimaal 10 cm onder het direct aansluitende, al dan niet verharde, terrein ligt.
1.56 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met artistieke waarde.
1.57 ligplaats
een ligplaats bestemd voor het aanmeren van een pleziervaartuig.
1.58 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (para)medische, justitiële opvanginrichting, niet-justitiële jeugdzorg, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.59 mantelzorg
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.60 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, elektrische laadpalen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.61 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte functie in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca).
1.62 overkapping
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.63 peil
Hieronder wordt verstaan:
- bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
- bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
- bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.64 pleziervaartuig
een vaartuig, niet zijnde een woonschip, en met uitzondering van een zeilplan, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, waaronder begrepen kano's, open roei- en visboten en andere houten, rubber en kunststof vaartuigen, of anderszins bevaarbaar vaartuig.
1.65 publieksverzorgende ambachten
een bedrijf, waarin een publiekverzorgende bedrijf ambacht met een ondergeschikte toonbank-functie wordt uitgeoefend, zoals een schoenmaker, fietsenmaker, apotheek of stomerij.
1.66 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, dan wel onderkomens, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotisch massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.68 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aan bieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten:
- gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel;
- door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
1.69 stedenbouwkundige kwaliteit
de aan een gebied toe te kennen waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals de aanwezige en/of geprojecteerde infrastructuur, waaronder groenelementen, ligging, maatvoering, functie en karakter van bouwwerken in dat gebied.
1.70 steiger
een gewoonlijk houten constructie die het water insteekt en waaraan een boot kan afmeren.
1.71 twee-aaneen
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.72 voorgevellijn
een aangegeven lijn, waarin of waarachter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd, dan wel fictieve lijn gelegen in de voorgevel en het verlengde daarvan.
1.73 vrijstaand
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.74 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.75 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.76 woonerf
de voor Wonen bestemde gronden van één bouwperceel met uitzondering van de tot Wonen bestemde gronden gelegen binnen het bouwvlak.
1.77 woonschip
elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van één of meer personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de (bruto vloer)oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de vloeroppervlakken van een gebouw
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, balkons en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
- dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel in het voordakvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het voordakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd.
- In afwijking van het bepaalde onder artikel 2 lid 9 sub b zijn dakkapellen niet toegestaan indien op de verbeelding aangeduid.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- uitoefening van een grondgebonden agrarisch tuinbouwbedrijf, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'kas: kassen;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voetpaden, ontsluitingswegen en parkeren.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
- bedrijfswoningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is voor een bedrijfswoning ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is voor een bedrijfswoning ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
3.2.2.1 Erkers
Voor het bouwen van een erker aan de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- de diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1,5 m;
- de breedte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van de gevel, van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
- de goothoogte van een erker en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m of 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
- de afstand van de voorzijde van de erker tot de voor- of zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 m.
3.2.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan;
- de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 80 m²;
- de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens worden gebouwd;
- de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw, andere bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten minste 2,5 m;
- de bouwhoogte van aan- of uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot en maximum van 4 meter;
- de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m.
3.2.2.3 Kelders bij bedrijfswoning
Voor kelders bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- kelders mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd;
- de oppervlakte van kelders die buiten het bouwvlak worden gerealiseerd bedraagt ten hoogste 30% van de gronden gelegen buiten het bouwvlak en gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m²;
- voor kelders die naast het bouwvlak worden gerealiseerd geldt tevens dat deze 3 meter achter de voorgevellijn worden gesitueerd;
- de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 0,1 m beneden het direct aansluitende, al dan niet verharde, terrein, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, tenzij belendende percelen tegelijkertijd een kelder bouwen, in geval in de gezamenlijke zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
- de kelder mag niet ten koste gaan van de op het perceel aanwezige parkeerplaatsen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet groter mag zijn dan 1 m;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel niet groter mag zijn dan 2 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
De gronden met deze bestemming mogen tevens worden gebruikt voor:
- de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van verwerking en verkoop van hoofdzakelijk ter plaatse geproduceerde agrarische producten.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven uit de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 1;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven uit de categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 1;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen waaronder een sirene-installatie;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel'; een houthandel in categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 1;
- de bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, (ontsluitings)wegen, nuts-, parkeer-, en laad- en losvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) afvalinzamelpunten.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
- overkappingen en/of bedrijfsinstallaties mogen niet voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties bedraagt ten hoogste 6 m;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1:
- om bedrijven toe te laten in een categorie hoger dan de in artikel 4 lid 1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 4 lid 1 genoemd;
- om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 4 lid 1 genoemd.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;
- maatschappelijke voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': tevens kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, nuts- en parkeervoorzieningen.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
5.2.2 Kelders
Voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:
- kelders zijn niet toegestaan bij gestapelde woningen;
- kelders mogen binnen en buiten het bouwvlak gerealiseerd worden;
- de oppervlakte van kelders die buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd, mag niet meer bedragen dan 30% van de gronden gelegen buiten het bouwvlak en gelegen áchter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m²;
- voor kelders die naast het bouwvlak worden gerealiseerd geldt tevens dat deze 3 meter achter de voorgevelrooilijn moeten worden gesitueerd;
- de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 0,1 meter beneden het direct aansluitende, al dan niet verharde, terrein, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter. Indien belendende percelen tegelijkertijd een kelder bouwen, mag in de gezamenlijke zijperceelsgrens worden gebouwd;
- de kelder mag niet ten koste gaan van de op het perceel aanwezige parkeerplaatsen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan;
- de gezamenlijke oppervlakte van deze bouwwerken bedraagt ten hoogste:
- 50% van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
- 40% van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
- de afstand van deze bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens worden gebouwd;
- de bouwhoogte van aan- of uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter;
- de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfscheidingen,
mag ten hoogste 3 m bedragen;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in dit lid, wordt in ieder geval gerekend:
- ten behoeve van een seksinrichting;
- het plaatsen van caravans.
5.3.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in dit lid, wordt in ieder geval gerekend:
- ten behoeve van een seksinrichting;
- het plaatsen van caravans.
5.3.2 Gebruiksregels aan-huis-verbonden beroepen
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
- degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijkingsmogelijkheid aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten
Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde in
artikel 5 lid 1 voor het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de maximum vloeroppervlakte voor een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit bedraagt 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
- de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit mag alleen in gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend;
- degene die de bedrijfsactiviteiten zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van de activiteit niet leidt tot onevenredige parkeerdruk binnen het openbaar gebied;
- de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit.
- ten behoeve van een bed and breakfast mogen niet meer dan 3 kamers per woning beschikbaar worden gesteld.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- (openbaar) groen, water, voet- en fietspaden, parken, inritten, (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve afvalinzameling;
- sloten, vijvers en moerassen ten behoeve van waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens een gemaal;
- ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal': tevens een geluidswal;
- ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens een geluidscherm;
- bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals waterhuishoudkundige, speel-, nuts- en parkeervoorzieningen.
6.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
- de oppervlakte bedraagt niet meer dan 25 m².
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- de hoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de hoogte van voetbalkooien mag niet meer dan 10 m bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horeca, als bedoeld in horecabedrijf 1, met uitzondering van discotheken;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het gebruik ten behoeve van wonen;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens een terras;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden en gebouwen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van rijksmonumenten;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, nuts-, speel- en parkeervoorzieningen.
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn de bestaande bijbehorende bijgebouwen toegestaan.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan;
de gezamenlijk oppervlakte van deze bouwwerken bedraagt ten hoogste:
- 50% van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
- 40% van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
- de afstand van deze bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens worden gebouwd;
- de bouwhoogte van aan- of uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot en maximum van 4 m;
- de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
- maatschappelijke voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': tevens kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- ter plaatse van de aanduiding 'scouting': tevens scouting;
- aan de toegestane voorzieningen ondergeschikte en daarmee samenhangende activiteiten zoals ondergeschikte horeca en detailhandel;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, parkeer-, speel-, nutsvoorzieningen, voet en fietspaden en toegangswegen.
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ''maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
- overkappingen en/of bedrijfsinstallaties mogen niet voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt en de overkapping minimaal 3 m achter de voorgevel wordt gebouwd;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties bedraagt ten hoogste 6 m;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m.
8.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
- de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
- de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
- de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
- de (overige) inrichting van het perceel.
8.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging en bescherming van monumentale en beeldbepalende bouwwerken alsmede van het aanwezige beschermd dorps- en stadsgezicht;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden; met daarbij behorend(e):
- extensief recreatief medegebruik;
- voet- en fietspaden;
- watervoorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - brug, tunnel' tevens ten behoeve van de aanleg van een brug en/of tunnel;
- ter plaatse van de aanduiding 'uitzichtpunt' tevens ten behoeve van een zitbank en/of wand.
9.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - brug, tunnel' zijn balustrades toegestaan tot 1 m boven het niveau van het opgaande pad;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in dit lid, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voorzover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- kamperen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de als '
Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- het opslaan, storten of bergen van materialen en producten voor andere doeleinden dan die bedoeld in artikel 9 lid 3 sub a;
- het planten, rooien, kappen of verminken van de houtopstanden en gewassen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
- het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in
artikel 9 lid 4.1 bedoeld, is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Voorwaarden
De in
artikel 9 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in
artikel 9 lid 1.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- extensieve dagrecreatie;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - intensieve dagrecreatie' intensieve dagrecreatie in de vorm van speelterreinen en stranden, met de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, duiksport en educatieve doeleinden gericht op de recreatieve functie;
- horeca overeenkomstig horecabedrijf 2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - horecabedrijf 2';
- groenvoorzieningen;
- water;
- parkeervoorzieningen;
- wegen, fiets- en wandelpaden;
met de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken.
10.2.1 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden de navolgende regels :
- de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen het hoofdgebouw van de horecavoorziening;
- de oppervlakte van de bedrijfswoning mag maximaal 150 m² bedragen.
10.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de navolgende regels:
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- de oppervlakte van een horecavoorziening bedraagt inclusief terrassen ten hoogste 750 m².
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- de lengte - gemeten vanaf de oeverlijn - en breedte van de steiger mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 2 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 ten einde een vrijstaand sanitairgebouw in de intensieve dagrecreatieve zone nabij het strand ten behoeve van de Tolhuisbrug toe te staan onder voorwaarde dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m² per gebouw;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt gerekend:
- het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voorzover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- kamperen.
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportactiviteiten en sportvoorzieningen;
- aan de toegestane voorzieningen ondergeschikte en daarmee samenhangende activiteiten zoals ondergeschikte horeca en detailhandel;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, parkeer-, speel-, nutsvoorzieningen, voet en fietspaden en toegangswegen.
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- de bouwhoogte van sportvoorzieningen zoals ballenvangers bedraagt ten hoogste 7m;
- de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m;
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen inclusief bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste 5 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde artikel 11 lid 2.1 om gebouwen van beperkte omvang ten behoeve van opslag toe te staan onder voorwaarde dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m² per gebouw;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van
artikel 11 lid 1 voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor activiteiten die geen sportief karakter hebben, maar die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk gesteld zijn met de sportieve activiteiten.
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de voor- en zijtuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen (woningen);
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeerplaats': tevens parkeerplaats(en);
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - hellingbaan' tevens een hellingbaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal': tevens een geluidswal;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, toegangspaden, terrassen en waterpartijen.
12.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn de bestaande bouwwerken toegestaan.
- de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 12 lid 1 ten einde een erker, dan wel tochtportalen of afdakjes te realiseren met dien verstande dat:
- de breedte van een erker ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw bedraagt;
- de diepte, gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel of de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevel, niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
- het oppervlak niet meer mag bedragen dan 7 m²;
- de afstand van de voorzijde van de erker tot de voor- en zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot en maximum van 4 meter.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeerplaats' moeten de parkeerplaatsen te allen tijden in stand worden gehouden.
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met doorgaande rijstroken met hoofdzakelijk een functie als gebieds- en wijkontsluiting;
- ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': een geluidscherm;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' een calamiteitenontsluiting, uitsluitend ten behoeve van hulpdiensten;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen zoals: groen, water, bruggen, duikers, keerwanden, beschoeiingen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen en –paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten, reclame-uitingen, geluidwerende voorzieningen, elektrische laadpalen, verlichting, verkeersregeling, Abri’s
13.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
- de oppervlakte bedraagt niet meer dan 25 m².
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m.
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting - bedraagt ten hoogste 3 m.
- de hoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 16 meter bedragen.
13.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
- de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
- de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
- de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
- de (overige) inrichting van het perceel.
13.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging en bescherming van monumentale en beeldbepalende bouwwerken alsmede van het aanwezige beschermd dorps- en stadsgezicht;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
- verblijfsgebied met (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, fiets- en voetgangerstunnels, fietsenstallingen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen': tevens autoboxen/garageboxen;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, parkeer-, speel- en nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, elektrische laadpalen, bruggen, ontsluitingswegen, inritten, geluidsschermen en (ondergrondse) afvalinzamelpunten, Abri’s.
14.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
- de oppervlakte bedraagt niet meer dan 25 m².
- In afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen' tevens autoboxen c.q. garageboxen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte ten hoogste de bestaande situatie bedraagt zoals aanwezig bij de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels voor het bouwen:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 4 meter bedragen;
- de hoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
14.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
- de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
- de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
- de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
- de (overige) inrichting van het perceel.
14.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging en bescherming van monumentale en beeldbepalende bouwwerken alsmede van het aanwezige beschermd dorps- en stadsgezicht;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 14 lid 1 ten einde een terras ten behoeve van een horecagelegenheid direct aansluitend op de horecagelegenheid mogelijk te maken onder de volgende voorwaarden:
- het oppervlak mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- het belang van derden mag niet onevenredig worden geschaad;
- in het kader van de verkeersveiligheid is de aanleg van het terras mogelijk.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- waterberging;
- waterlopen met bijbehorende taluds;
- ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' tevens voor een ligplaats;
- ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens een ligplaats voor woonschepen;
- ter plaatse van de aanduiding 'steiger' tevens voor een steiger;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenloods' tevens een botenloods;
- bermen;
- recreatieve voorzieningen;
- bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groenvoorzieningen, oeverbeschoeiingen, bruggen.
15.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Woonschepen
Voor de ligplaatsen van woonschepen gelden de volgende regels:
- de lengte van een woonschip bedraagt ten hoogste 20 m;
- de breedte van een woonschip bedraagt ten hoogste 6 m;
- de hoogte van een woonschip bedraagt ten hoogste 5 m;
- het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- steigers mogen worden gebouwd mits:
- gesitueerd binnen de aanduiding 'steiger';
- de steiger niet meer dan 1 meter boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt;
- bruggen mogen worden gebouwd waarvan de doorvaarhoogte tenminste 2,20 meter bedraagt, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil;
- de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet groter zijn dan 1 meter gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartsenpraktijk': een praktijkruimte ten behoeve van een dierenartsenpraktijk uitsluitend in de kelder en op de begane grond;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren op begane grond': een parkeerplaats op de begane grond;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, tuinen, water, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
16.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' worden uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde woningen gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden uitsluitend aaneengebouwde woningen gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden uitsluitend gestapelde woningen gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' zijn vrijstaande woningen welke zijn geschakeld middels garages toegestaan;
op de gronden met doorgaande bouwvlakken en de nadere bouwaanduiding ‘vrijstaand’, mag, waar dit bestemmingsvlak wordt begrensd door een voorgevellijn, het aantal woningen niet toenemen en gelden voorts de volgende bepalingen:
- de breedte van de voorgevel van een vrijstaande woning dient ten minste 7,5 m te bedragen;
- de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen;
ondergronds bouwen ten behoeve van kelders is toegestaan, waarbij geldt dat:
- het vloeroppervlak van de kelder tezamen met eventuele kelders onder het bij de woning behorende achtererf, ten hoogste 50 m² mag bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is bebouwing op de eerste bouwlaag niet toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden en gebouwen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van rijksmonumenten;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn de bestaande bijbehorende bijgebouwen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw zijn georiënteerd.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken
16.2.2.1 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- ten behoeve van gestapelde bouw mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd worden;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste:
- 50% van het woonerf, wanneer de oppervlakte van het perceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
- 40% van het woonerf, wanneer de oppervlakte van het perceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
- de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens wordt gebouwd;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd vanaf 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel cq het verlengde daarvan;
- in aanvulling op artikel 16 lid 2.1 sub c dient, indien op de verbeelding een voorgevellijn is aangegeven, de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 2,5 m te bedragen, tenzij de gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2.2.1 sub c dient, indien op de verbeelding een voorgevellijn is aangegeven, de afstand van uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevellijn ten minste 3 m te bedragen;
- de bouwhoogte van aan- of uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter en is niet hoger dan de woning waar tegenaan wordt gebouwd;
- de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m.
16.2.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- steigers mogen worden gebouwd mits:
- de steiger niet wordt gebouwd aan een doorgaande vaarweg;
- de breedte van de steiger niet groter is dan de helft van de perceelsbreedte;
- de hoogte van de steiger niet groter is dan 1 meter boven het gemiddelde waterpeil;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 meter;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt en de overkapping minimaal 3 m achter de voorgevel wordt gebouwd;
- de hoogte van speeltoestellen nabij gestapelde bouw bedraagt ten hoogste 4 meter;
- de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
16.2.2.3 Kelders
Voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:
- Binnen het gehele bouwvlak mogen kelders worden gebouwd;
- in afwijking van het gestelde in sub a, mag, indien op de verbeelding een voorgevellijn is aangegeven, alleen een kelder worden gerealiseerd onder het op te richten hoofdgebouw met in acht name van het gestelde in artikel 16 lid 2.1 sub c onder 3;
- Buiten het bouwvlak mogen kelders worden gebouwd mits:
- De oppervlakte van de kelder is niet groter dan 30% van de gronden die zijn gelegen zowel buiten het bouwvlak als achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m²;
- De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg tenminste 1 meter bedraagt, tenzij belendende percelen gelijktijdig een kelder bouwen, in welk geval in de gezamenlijke zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
- De kelder wordt tenminste 3 meter achter de voorgevellijn gesitueerd;
- De bovenkant van een kelder mag ten hoogste 0,1 meter beneden het direct aansluitende, al dan niet verharde, terrein liggen, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd;
- Een kelder mag niet ten koste gaan van op het perceel aanwezige parkeerplaatsen.
16.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
- de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
- de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
- de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
- de (overige) inrichting van het perceel.
16.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub g en artikel 16 lid 2.1 sub h ten behoeve van het realiseren van een dakopbouw/nokverhoging met iden verstande dat:
- de nokhoogte met maximaal 1,5 m verruimd mag worden;
- het bepaalde in artikel 16 lid 2.2.1 sub d ten einde het dakvlak van het hoofdgebouw door te trekken bij aanbouwen of uitbouwen;
- het bepaalde in artikel 16 lid 2.2.1 sub h ten einde een kap op een bijgebouw toe te staan tot een maximale nokhoogte van 5 m.
16.4.1 Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- artikel 16 lid 1 voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan, of;
de bouwregels van de vigerende bestemmingsplannen voor het creëren van extra bouwmogelijkheden in de vorm van een bijbehorend bouwwerk, een aan-, uitbouw en/ of bijgebouw zijnde, bij woningen ten behoeve van mantelzorg; met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, dan wel conform de huidige situatie.
- er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
- het gebruik van aan,-uitbouw en/of bijgebouw mag niet plaats vinden bij recreatiewoningen;
- er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
16.4.1.1 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in
artikel 16 lid 4.1 sub a van dit plan kan bovendien slechts worden afgegeven indien:
- er op het erf sprake is van aanwezige bijbehorende bouwwerken, aan-, uitbouw, en/of bijgebouwen zijnde, die geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
- de aanvrager ter toetsing met de indiening van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht gegeven wordt van:
- de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
- de te treffen voorzieningen;
- de nieuwe (inrichtings)situatie;
- er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
16.4.1.2 Bebouwingsvoorwaarden
- het bruto vloeroppervlak aan, aan-, uitbouw, en/of bijgebouwen ten hoogste 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat het gezamenlijk bebouwd oppervlak ten hoogste 75% van het achtererf bedraagt;
- er op het erf geen sprake is van reeds aanwezige aan-, uit-, en/of bijgebouwen die geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
- de goothoogte van een aan- of uitgebouwde uitbreiding van de woonruimte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 3,00 meter;
- de goothoogte van een bijgebouw c.q. mantelzorgwoning niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
- de nokhoogte maximaal 3/4 gedeelte van de nokhoogte van het hoofdgebouw bedraagt;
de aanvrager ter toetsing van dit plan met de indiening van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht gegeven wordt van:
- de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
- de te treffen voorzieningen;
- de nieuwe (inrichtings)situatie;
- er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
16.4.1.3 Intrekken omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van
artikel 16 lid 4.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
16.4.2 Afwijken bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in
artikel 16 lid 1 voor het gebruik van woningen ten behoeve van bed and breakfast mits:
- er niet meer dan 3 kamers voor bed and breakfast beschikbaar worden gesteld;
- de bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- de exploitant van de bed and breakfast de hoofdbewoner van de woning is;
- er op eigen terrein in de nodige parkeerbehoefte kan worden voorzien.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
- degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
- voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 16 lid 1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf;
- degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woonwagen te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
Artikel 17 Wonen - Woonwagenstandplaats
17.1 Bestemmingsomschrijving
- woonwagenstandplaatsen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen zoals groen, erven, tuinen, speelvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, aanlegsteigers, bruggen, duikers, keerwanden, beschoeiingen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen en –paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten, reclame-uitingen, geluidwerende voorzieningen, elektrische laadpalen, verlichting, verkeersregeling).
17.2.1 Hoofdgebouwen (woonwagens)
Voor het bouwen van de hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn ten hoogste het aangegeven aantal woonwagens toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan.
17.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke inhoud van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt 50 m³ per woonwagenstandplaats;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
- de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
- de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
- de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
- de (overige) inrichting van het perceel.
17.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging en bescherming van monumentale en beeldbepalende bouwwerken alsmede van het aanwezige beschermd dorps- en stadsgezicht;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woonwagen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woonwagen tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
- degene die het aan huis verbonden beroep in de woonwagen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woonwagen te zijn;
- door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de beroepsuitoefening geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
artikel 17 lid 4 voor het gebruik van ruimten binnen de woonwagen en op het erf voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woonwagen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit;
- degene die de bedrijfsactiviteiten in de woonwagen of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woonwagen te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit.
Artikel 18 Bedrijf - Uit te werken
18.1 Bestemmingsomschrijving
- bedrijven uit de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 1;
kantoren met inachtneming van het volgende:
- zelfstandige kantoren tot een maximaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging;
- onzelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m²;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' een calamiteitenontsluiting;
- de bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals water, (ontsluitings)wegen, nuts-, parkeer-, en laad- en losvoorzieningen, groen, voet- en fietspaden, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) afvalinzamelpunten.
18.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in
artikel 18 lid 1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
18.2.1 Bouwregels
- de bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) is aangeduid;
- het bebouwd oppervlak bedraagt maximaal 1.201 m² met dien verstande dat maximaal 6 panden mogen worden gebouwd met een maximum bebouwd oppervlak van 200 m² per pand;
- overkappingen zijn niet toegestaan;
- het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Uit te werken' dient voor minimaal 15% een groene invulling te krijgen;
- in het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Uit te werken' dient water te worden gerealiseerd met dien verstande dat dit tenminste 15% van het toegenomen oppervlakte aan verharding dient te zijn;
- in aanvulling op het bepaalde onder f dient het bestaande water dat wordt gedempt voor 100% te worden gecompenseerd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming' dient een groene afscherming in de vorm van bomen te worden opgericht;
- er dient een calamiteitenontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' te worden gerealiseerd;
- per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak dient in het bestemmingsvlak 'Bedrijf – Uit te werken' te worden voorzien in 2,05 parkeerplaatsen;
- in afwijking van het gestelde onder j dient in het bestemmingsvlak 'Bedrijf – Uit te werken' per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak van een zelfstandig kantoor met baliefunctie te worden voorzien in 2,85 parkeerplaatsen;
- van het bepaalde in artikel 18 lid 2.1 sub c kan worden afgeweken ten einde maximaal twee panden samen te voegen tot één pand, met dien verstande dat het maximum bruto vloeroppervlakte van een zelfstandig kantoor per vestiging, zoals bedoeld in artikel 18 lid 1 sub b onder 1 en het maximaal bebouwd oppervlak zoals bedoeld onder artikel 18 lid 2.1 sub c niet wordt overschreden;
- indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om twee panden samen te voegen zoals bedoeld onder artikel 18 lid 2.1 sub l, dan bedraagt het aantal panden minimaal 3 en maximaal 5.
18.2.2 Gebruiksregels
- Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan;
- geluidshinderlijke inrichtingen in de zin van de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan;
- opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals bedoeld in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
- van het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub a kan worden afgeweken, teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub a toelaatbaar is, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie zoals genoemd in artikel 18 lid 1 sub a;
- van het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub a kan worden afgeweken, teneinde bedrijven toe te laten die niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlagen bij de regels bijlage 1), indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie zoals genoemd in artikel 18 lid 2.1 sub a;
- het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkeling daartoe aanleiding geven.
18.3.1 Bouwverbod
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
18.3.2 Dempverbod
Op deze gronden mogen oppervlaktewateren alleen worden gedempt in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
18.3.3.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- reclame-uitingen.
18.3.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
- ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
- ter waarborging van de sociale veiligheid.
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
19.1 Bestemmingsomschrijving
- een bovengrondse 150 kV-verbinding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken;
- exploitatie van GSM netwerkantennes door en/of ten behoeve van derden en mag op deze gronden, door en/of ten behoeve van derden, gebruik worden gemaakt van (in beginsel onbemande) datacommunicatiemiddelen voor de exploitatie van glasvezelnetwerken;
waarbij alle overige bestemmingen daaraan ondergeschikt zijn.
19.2 Bouwregels
Op de in
artikel 19 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gerealiseerd ten behoeve van de bovengrondse hoogspanningsverbinding.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Verbod zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de navolgende werken en/of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, in de 55 meter brede zakelijk rechtstrook van de bovengrondse hoogspanningsverbinding uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde;
- het aanleggen van wegen en verhardingen;
- het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
- het wijzigen van het maaiveldniveau;
- het leggen van kabels en leidingen.
19.3.2 Voorwaarden
Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag om omgevingsvergunning, als bedoeld onder
artikel 19 lid 3 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een ondergrondse afvalwatertransportleiding;
- bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen(en) mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
- gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken voor bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 20 lid 2 voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).
20.3.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning voor het afwijken is niet vereist indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw)regels in acht worden genomen en het belang van de ondergrondse afvalwatertransportleiding(en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil);
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
20.4.2 Uitzonderingen
Het verbod van
artikel 20 lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of bouwwerken die:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend als in artikel 20 lid 3 bedoeld;
- normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
20.4.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de ondergrondse afvalwatertransportleiding(en) door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de leiding(en) is ingewonnen.
Artikel 21 Waarde-Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 21 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 21 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming
Waarde-Archeologie 2 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het gevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m².
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden;
- De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder lid a 1 t/m 6 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
21.3.2 Uitzonderingen op het verbod
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- de werken of werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
21.3.3 Voorwaarden
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 22 Waarde-Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde-Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 22 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 22 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 22 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming '
Waarde-Archeologie 3' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m².
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden;
- De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder lid a 1 t/m 6 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
22.3.2 Uitzonderingen op het verbod
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
de werken of werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
22.3.3 Voorwaarden
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de instandhouding van waterkeringen met de daarbij behorende waterstaatswerken zoals taluds, dijken en onderhoudswegen;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen van waterbouwkundige aard zoals duikers, keerwanden en beschoeiingen.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
- gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken voor bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 23 lid 2 sub a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).
23.3.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning voor afwijking is niet vereist indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijking wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw)regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering(en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de als '
Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil);
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2 Uitzondering op aanlegverbod
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend als in artikel 23 lid 3;
- normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
23.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de waterkering(en) door de werken en werkzaamheden zoals in
artikel 23 lid 4.1 bedoeld niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de waterkering(en) is ingewonnen.
hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene bouwregels
25.1 Algemene regels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen alsmede bebouwingspercentages gelden de dan aanwezige maten en percentages, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel;
- in geval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a. uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- ondergrondse bebouwing is ter plaatse van bovengrondse bebouwing toegestaan, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald, met inachtneming van de volgende regels:
- ondergrondse ruimten vormen een functionele eenheid met en zijn dienstbaar aan de ter plaatse toegestane functies zoals berg- en parkeerruimten en fietsenstallingen;
- op het bouwen van ondergrondse ruimten zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,5 m beneden peil;
- in afwijking van het bepaalde in de onderdelen 1. en 2. is ondergronds bouwen ten behoeve van kelders bij (dienst)woningen toegestaan overeenkomstig de bouwregels van de betreffende bestemming;
- bouwgrenzen – niet zijnde bestemmingsgrenzen – mogen worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt:
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen – niet zijnde erkers – mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
Artikel 26 Algemene gebruiksregels
26.1 Parkeren
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen binnen de bestemming ‘Wonen’ is uitsluitend toegestaan indien is voorzien in ten minste 1,8 parkeerplaatsen per woning, waarbij een garage bij een woning als 0,5 parkeerplaats wordt beschouwd. Wanneer na vaststelling van voorliggend plan nieuwe beleidsregels voor parkeren worden vastgesteld wordt op basis van deze beleidsregels bepaald of er bij woningen sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
26.2 Verboden gebruik
Het is verboden de gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan die gronden gegeven bestemming, waaronder in ieder geval wordt gerekend:
- het gebruik van de gronden, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor, voor menselijk of dierlijk verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, dan wel indien in hoofdstuk 2 van deze regels anderszins is bepaald;
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
27.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
27.1.1 Bouwregels
- De maximale bouwhoogte van bouwwerken op gronden die vallen binnen de cirkel met een straal van 100 m en ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' mag niet hoger zijn dan de onderste punt van de wiek in verticale stand;
- De maximale bouwhoogte van bouwwerken op gronden die vallen binnen de cirkel van 400 m en ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' mag niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen de bebouwing en het middelpunt van de molen vermeerderd met de hoogte van de onderste punt van de wiek in verticale stand.
27.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 27 lid 1.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden geschaad. Bevoegd gezag geeft niet eerder de omgevingsvergunning af dan dat instemming is verkregen van de provincie Zuid-Holland.
27.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
- het ophogen van gronden;
- het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
- het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of
- zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
27.1.4 Advies
Alvorens te beslissen over de aanvraag van een omgevingsvergunning wint bevoegd gezag advies in van de provincie Zuid-Holland.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
28.1 Maten en bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden van de regels – afwijken van de regels in het plan, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit uit het oogpunt van een doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing gewenst is, met inachtneming van de volgende regels:
- de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m;
- het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- het in geringe mate afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- vergroting van de bouwhoogten van:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;
- kunstobjecten tot maximaal 7 m;
- voor het bouwen van nutsvoorzieningen, indien in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen en in hoofdstuk 2 van deze regels niet anderszins is bepaald, met inachtneming van de volgende regels:
- indien het gebouwen betreft is de inhoud ten hoogste 120 m³ en de hoogte maximaal 3 m;
- indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, betreft is de oppervlakte ten hoogste 25 m² en de hoogte niet groter dan 3 m.
- voor geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van de bestemmingsgrenzen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken.
28.2 Snippergroen
Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden van de regels – afwijken van de regels in het plan, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, voor:
- het gebruik van een perceel snippergroen ten behoeve van de naastgelegen woonbestemming onder voorwaarde dat:
- eenmalig maximaal 100 m² snippergroen per perceel kan worden toegevoegd;
- het perceel gelegen is aan de perceelsgrens behorende bij de woning.
Artikel 29 Algemene wijzigingsregels
29.1 Wijziging overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met inachtneming van de volgende regels:
- de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid worden niet onevenredig geschaad.
29.2 Wijziging seksinrichting
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om een seksinrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
- ten hoogste één seksinrichting op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest is toegestaan;
- het geen raamprostitutie betreft;
- de bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 500 m² bedraagt;
- de afstand tot de dichtstbijzijnde kerk, school, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, verblijf voor naschoolse opvang of soortgelijke voorzieningen minimaal 500 m bedraagt;
- de afstand van de seksinrichting tot de dichtstbijzijnde woning van een derde minimaal 50 m bedraagt;
- voor bezoekers is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, uitgaand van de parkeernorm voor café/bar/discotheek/cafetaria uit het Handboek Aanbevelingen voor stedelijke verkeersvoorzieningen (ASSV) uit 2004, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
- wat het bouwen betreft, moet worden aangesloten bij de regels van de onderliggende bestemming, met dien verstande dat bevoegd gezag voorwaarden kunnen stellen aan de maximum vloeroppervlakte van de activiteit;
- de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, en van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
Artikel 30 Overige regels
30.1 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Wanneer er op enig moment geen sprake is van geldende beleidsregels wordt dit bepaald op basis van de parkeernormen van de meest recente CROW publicatie (thans publicatie 381).
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
- Het bepaalde in artikel 30 lid 1 is niet van toepassing ten behoeve van wonen binnen de bestemming 'Wonen'.
30.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 1e partiële herziening Oudenhof en Klinkenbergerplas (herstelbesluit).