direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: Bavoterrein en omgeving
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BP201300023-0004

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': een zorginstelling met daarbij ondergeschikte functies;
    • 1. recreatieve functies;
    • 2. educatieve functies;
    • 3. medische functies;
    • 4. sociale functies;
    • 5. administratieve functies;
    • 6. religieuze functies.
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij;
  • c. uitsluitend begeleid wonen: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen' met daarbij ondergeschikte functies:
    • 1. recreatieve functies;
    • 2. educatieve functies;
    • 3. medische functies;
    • 4. sociale functies;
    • 5. administratieve functies;
    • 6. religieuze functies.
  • d. rijksmonunt: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument;
  • e. gemeentelijk monument: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • f. tuinen en erven;
  • g. toegangspaden tot de aangrenzende hoofdgebouwen;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen, waaronder parkeerplaatsen;
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water, waterberging en sierwater;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen zoals speelplaatsen.
5.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:
  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • c. de maximale bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • d. het maximale bebouwingspercentage is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage (%)';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt het maximum oppervlak aan bebouwing niet meer dan het aangegeven aantal m2.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 2,25 m bedraagt, tenzij anders is aangegeven;
  • b. voor zover de bestaande maatvoering van bijbehorende bouwwerken afwijkt van het bepaalde in dit sublid, mag deze bebouwing worden gehandhaafd waarbij de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt;
  • c. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen' zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk te bebouwen grondoppervlak van bij een woning behorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van de bij een woning behorende gronden bedragen met een maximum van 40 m², met dien verstande dat over de volle breedte en over een diepte van ten minste 5.00 m het achtererf onbebouwd moet blijven;
    • 2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. de diepte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,5 m bedraagt, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevelbouwgrens en;
    • 4. bijbehorende bouwwerken uitsluiten op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 5. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot enig punt van de woning met inbegrip van een eventuele aanbouwen tenminste 4 m moet bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van het gestelde in sublid 15.2.3.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering , de bebouwingsdiepte, goot- en bouwhoogte en dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.3.2 Voorwaarden
  • a. De onder 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
    • 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor de verantwoorde stednebouwkundige en/of architectonische inpassing van de bestaande bebouwing;
    • 2. voor het behoud van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
    • 3. voor het behoud van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • b. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief;
    • 1. de bebouwingskarakteristiek (open, half-open of gesloten wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    • 3. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebuowing wordt aangetast.