direct naar inhoud van 6.6 Milieuhinder agrarische bedrijven
Plan: Duinrand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPDuinrand-VA02

6.6 Milieuhinder agrarische bedrijven

Bij het mogelijk maken van nieuwe functies dient rekening te worden gehouden met milieuhinder als gevolg van de agrarische bedrijven in en om het plangebied. Hieronder wordt per bedrijfssoort een overzicht gegeven van de belangrijkste voorwaarden (afstanden, geurnormen etc.), waaraan moet worden voldaan.

Glastuinbouw

Binnen het plangebied bevindt zich een enkel glastuinbouwbedrijf. Met name als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, kunnen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven milieuhinder en gezondheidsrisico's optreden. Het is daarom gewenst om in nieuwe situaties een zekere afstand tussen gevoelige bestemmingen en kassen aan te houden. In het Besluit glastuinbouw (2002) is aangegeven dat glastuinbouwbedrijven vergunningplichtig zijn, tenzij bepaalde afstanden in acht worden genomen. Deze afstanden zijn afhankelijk van de soort bebouwing in de omgeving van de glastuinbouwbedrijven. Tabel 6.5 geeft hier een overzicht van.

Tabel 6.5 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object

soort objecten   aan te houden afstand  
  indien glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien bedrijf na 30 april 1996 is opgericht  
categorie I: bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing, gevoelig object   25 m   50 m  
categorie II: bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing, restaurant   10 m   25 m  

(Intensieve) veehouderij

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
  • daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Tabel 6.6 Geldende waarden/afstanden intensieve veehouderij

    concentratie- gebied   niet-concentratiegebied   afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object  
binnen bebouwde kom   diercatego- rieën Rgv   max. 3 ouE/m³   max. 2 ouE/m³   min. 50 m  
  andere diercatego- rieën   min. 100 m t.o.v. geurge- voelig object   min. 100 m
t.o.v. geurge- voeligobject  
 
buiten bebouwde kom   diercatego- rieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³   min. 25 m  
  andere diercatego- rieën   min. 50 m t.o.v. geurge- voelig object   min. 50 m t.o.v. geurge- voeligobject    

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit), gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

Overige landbouwbedrijven

Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.

Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.

Tabel 6.7 Minimale afstanden landbouwbedrijven

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
min. afstand tot objecten cat. I en II   100 m   50 m  
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V   50 m   25 m  

De indeling van objecten is in tabel 6.8 weergegeven.

Tabel 6.8 Indeling van objecten

object
categorie  
omschrijving  
I   1. bebouwde kom met stedelijk karakter;
2. ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
3. objecten voor verblijfsrecreatie.  
II   1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omgeving in een overigens agrarische omgeving;
2. objecten voor dagrecreatie.  
III   1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.  
IV   1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.  
V   1. woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.  

Onderzoek

In het plangebied ligt een aantal agrarische bedrijven. Binnen het plangebied worden op verschillende locaties nieuwe (recreatie)woningen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe agrarische activiteiten of uitbreiding van bestaande agrarische activiteiten mogelijk. De nieuwe (recreatie)woningen komen niet dichterbij de bestaande agrarische bedrijven te liggen dan de reeds bestaande (recreatie)woningen. De agrarische bedrijven moeten in hun huidige bedrijfsvoering reeds rekening houden met deze bestaande (recreatie)woningen. Deze bedrijven worden dan ook niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de nieuwe (recreatie)woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan niet wordt belemmerd door milieuhinder van agrarische bedrijven.