direct naar inhoud van Artikel 15 Algemene bouwregels
Plan: Duinrand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPDuinrand-VA02

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

15.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en percentages afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a t/m c is niet van toepassing op het perceel Duinweg 88.

15.3 Dakkapellenregeling

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn dakkapellen bij woningen, recreatiewoningen en bedrijfswoningen onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • a. dakkapellen zijn uitsluitend op dakvlakken toegestaan voor zover de betreffende gevel op ten minste 5 m afstand van de perceelsgrens is gelegen;
  • b. dakkapel in het voordakvlak:
    • 1. ten hoogste 2/3 breedte van het dakvlak;
    • 2. op ten minste 0,80 m aan de zijkant van de gevel;
    • 3. met een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
    • 4. de bovenzijde wordt ten minste 0,50 m onder de daknok geplaatst;
    • 5. de onderzijde wordt ten minste 0,50 m en ten hoogste 1,00 m boven de dakvoet geplaatst;
  • c. dakkapel in zijdakvlak:
    • 1. ten hoogste 2/3 breedte van het dakvlak;
    • 2. op ten minste 0,50 m aan de zijkant van de gevel;
    • 3. met een hoogte van ten hoogste 1,75 m;
    • 4. de bovenzijde wordt ten minste 0,50 m onder de daknok geplaatst;
    • 5. de onderzijde wordt ten minste 0,50 m en ten hoogste 1,00 m boven de dakvoet geplaatst;
  • d. dakkapel in achterdakvlak:
    • 1. op ten minste 0,50 m aan de zijkant van de gevel;
    • 2. met een hoogte van ten hoogste 1,75 m;
    • 3. de onderzijde wordt ten minste 0,50 m en ten hoogste 1,00 m boven de dakvoet geplaatst;
  • e. bij een individueel hoofdgebouw wordt de dakkapel gecentreerd op het dakvlak of gelijk aan de geleding in de gevel geplaatst;
  • f. bij een mansardedakvlak wordt een dakkapel uitsluitend in het onderste deel van het dakvlak geplaatst, met de bovenkant gelijnd in de knik in het dakvlak.