direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: De Compagnie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0571.DeCompagnie2010-OH01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. waterpartijen;
  • c. waterlopen;
  • d. waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en overeenkomstig de in 6.1.2opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

  • a. Aan huis gebonden beroep

Het gebruik van ruimten binnen een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van die ruimten niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken, en niet meer dan 45 m²;
  • b. de bedrijfsactiviteiten niet vergunningplichtig zijn in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of andere milieuwetgeving;
  • c. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen; en
  • d. de bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend door de bewoner.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend ten dienste aan de bestemming zijn op de gronden toegelaten:

  • a. hoofdgebouwen overeenkomstig het woningtype zoals deze hieronder en binnen het bouwvlak zijn aangegeven:
      • ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen en vrijstaand' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen en/of vrijstaande woningen toegestaan.
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zend-, ontvangst- en lichtmasten uitgezonderd.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de voorgevel dient in de voorgevellijn te worden opgericht, behoudens ondergeschikte bouwdelen in de vorm van een portiek of erker;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. het maximale aantal wooneenheden per bouwvlak is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling van hoofdgebouwen ten minste 30° en maximaal 65° bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een plat dak is toegestaan.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', behoudens het bepaalde onder c;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 meter bedragen, behoudens het bepaalde onder c;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag een portiek of erker buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' worden gesitueerd, met dien verstande dat de hoogte van het portiek of de erker ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag. De gezamenlijke oppervlakte van portieken en erkers buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 3 m2;
  • d. de diepte van een bijbehorend bouwwerk aansluitend aan het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bouwwerken mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50 m2 bedragen, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 25 m² van het achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • f. indien de oppervlakte van het bij de woning behorende gronden ten minste 200 m² bedraagt mag het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken worden vergroot tot ten hoogste 70 m².
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking bouwwijze

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1onder a teneinde het voorgeschreven woningtype te wijzigen in een ander daar genoemd woningtype, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de in deze regels voorgeschreven hoogtematen mogen niet worden overschreden;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit dient behouden te blijven dan wel te worden versterkt;
  • d. er zijn geen overige milieuhygiënische belemmeringen.

Wanneer sprake is van vermeerdering van het aantal woningen, geldt aanvullend de volgende bepaling:

  • e. er wordt voldaan aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder.
6.3.2 Afwijking goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2onder c teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan dan de aangeduide hoogten bij alle woningtypen, met uitzondering van gestapelde woningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de aangegeven maximale goothoogte mag worden verhoogd naar een goothoogte van maximaal 6 m. Voor de berekening van de maximale bouwhoogte op grond van 6.2.2onder e geldt de op grond van deze ontheffingsbevoegdheid toegestane goothoogte als maatgevende goothoogte;
  • b. dit tezamen met de andere hoofdgebouwen in het bebouwingsblok geschiedt, voorzover het de woningtypen aaneengebouwd of twee-aaneen betreft;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de ontheffing het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijking aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4, ten behoeve van het gebruiken van ruimten binnen een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in of bij de woning, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van die ruimten niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken en niet meer dan 45 m²;
  • b. de bedrijfsactiviteiten niet vergunningplichtig zijn in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of andere milieuwetgeving;
  • c. de bedrijfsactiviteiten geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het milieu van de woonomgeving door milieuhinder en verkeers- en parkeeroverlast;
  • d. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • e. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen; en
  • f. de bedrijfsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie in die zin dat de relatie tussen de bewoner(s) van de woning en de uitoefening daarin van de bedrijfsactiviteiten wordt verbroken.
6.5.2 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerkgebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijbehorende bouwwerken of er vindt herbouw plaats met inachtneming van de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m2. Indien de afhankelijke woonruimte redelijkerwijs niet binnen deze oppervlakte is in te passen, is een gebruikoppervlakte van maximaal 80 m2 toegestaan;
  • e. het bijbehorende bouwwerk is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.