1.1 plan:
het bestemmingsplan Ter Aar West van de gemeente Nieuwkoop.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0569.bpTARaarwest-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gron-den.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.9 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak
of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen
van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden be-roep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagen administratieruimten en dergelijke.
1.12 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevin-dend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouw-werk met een dak.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onder-bouw, dakopbouw en/of zolder.
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar beho-rende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op
de grond.
1.23 coffeeshop:
gelegenheid waar softdrugs wordt verkocht.
1.24 dakkapel:
alle door wanden omsloten en voor mensen toegankelijke bouwwerken die op een dakschild
worden gebouwd die voldoen aan de criteria benoemd in de bouwregels.
1.25 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen
hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan-den omsloten ruimte vormt.
1.27 gedeeltelijk vernieuwen:
het op onderdelen vernieuwen of aanpassen van een bouwwerk, zonder dat deze wordt ver-groot of in fasen geheel wordt afgebroken en herbouwd.
1.28 gestapelde woning:
Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangers-niveau, gewaarborgd is.
1.29 geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee verge-lijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.30 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwe-zig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.32 kamerbewoning:
het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte.
1.33 kunstwerken:
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, via-ducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.34 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige ver-hoging c.q. verlaging.
1.35 mantelzorg:
niet afdwingbare zorg die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (fami-lie)relatie wordt gegeven.
1.36 mantelzorgwoning:
een tijdelijke woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceersta-tions, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en ap-paratuur voor telecommunicatie.
1.38ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal een eigen wand, of omsloten door maxi-maal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
1.40 peil:
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
- Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 perceelsgrens:
een grens van een perceel.
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.43 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch
pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een
parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar.
1.44 smartshop/growshop:
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
1.45 steiger:
Een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal
dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor een of meer hierna
genoemde doelen om:
- een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen
- als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
- als terrasuitbreiding.
1.46 twee-aan-een gebouwde woning:
blokken van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben.
1.47 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
1.48 voorgevel:
de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toe-gankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
1.49 voorgevelrooilijn:
De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de
woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel.
1.50 webwinkel:
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet verloopt. Opslag is niet toege-staan. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden.
1.51 wellness:
bedrijven en instellingen die zich richten op het aanbieden van diensten op het gebied van beauty, voeding en verzorging, massage, sauna en thermen.
1.52 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
1.53 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.54 zelfstandige woonruimte:
woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over eeneigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.