direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNWVZNnieuwvzvhne-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde' met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNWVZNnieuwvzvhne-va01 van de gemeente Nieuwkoop.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.7 afhankelijke woonruimte

Een deel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest.

1.8 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het landelijk gebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur en op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur, met als kenmerkende werkzaamheden cultuurtechnische werken, grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.9 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch bouwvlak

Bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf, waaronder begrepen kassen, kuilvoerplaten, mestsilo's en sleufsilo's.

1.11 akkerbouwbedrijf

Een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van akkerbouwgewassen in de volle grond.

1.12 ambulante handel

Markthandel, straathandel aan de openbare weg of het water, bijvoorbeeld in de vorm van een kiosk, vanaf een standplaats of een ligplaats, alsmede het venten.

1.13 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.15 archeologisch onderzoek

Het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

1.16 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.17 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.19 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 bedrijf aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.22 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 begane grond

De bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.

1.25 beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.26 bestaande (bedrijfs) bebouwing

(Bedrijfs)bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering van bebouwing die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.27 bestaande aantal woningen

Het aantal woningen, bedrijfswoningen of recreatiewoningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering van de woningen, bedrijfswoningen of recreatiewoningen die zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning voor bouwen en in strijd met voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.28 bestaande omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu

De geldende omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de gebouwen die zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning voor bouwen en in strijd met voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.29 bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen

De totale (grond)oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen,

1.30 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.31 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.33 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.34 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 bouwgrens

De grens van een bouwvlak

1.36 bouwkundig peil

Voor bouwwerken is het peil de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.37 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.39 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.40 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.

1.41 coffeeshop

Gelegenheid waar softdrugs wordt verkocht.

1.42 dagrecreatie

Vormen van recreatie waarbij geen recreatief nachtverblijf toegelaten is.

1.43 dakkapel

Alle door wanden omsloten en voor mensen toegankelijke bouwwerken die op een dakschild worden gebouwd die voldoen aan de criteria benoemd in de bouwregels.

1.44 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair e.d..

1.46 detailhandel perifeer

Detailhandel in branden explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto's, boten, caravans en daarmee gelijk te stellen goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.47 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden.

1.48 doeleinden van openbaar nut

Kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.49 erf: let op bij bouwblok

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.

1.50 erfgebied

Erf aan de achterkant van het hoofdgebouw en op meer dan 1 meter achter de voorkant van het hoofdgebouw.

1.51 erker

Bijbehorend bouwwerk van ondergeschikte betekenis aan de begane grond van een gebouw, waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.

1.52 evenement

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbouwen van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

1.53 extensief recreatief medegebruik:

Vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden met een extensief karakter, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

1.54 garagebox

Een bouwwerk dat primair dient ter stalling van (motor)voertuigen, alsook niet-bedrijfsmatige opslag van andere goederen.

1.55 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.57 geschakelde woning

Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij minimaal 1 zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens staat

1.58 gesloten oppervlakteverharding

Aaneengesloten bodembedekking ten behoeve van bijvoorbeeld (weg)verkeer, parkeren, de aanleg van tuinen, erven en dergelijke, door gebruikmaking van materialen als beton, steen, asfalt en/of metaal.

1.59 gestapelde woning

Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.60 glastuinbouwbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.61 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering in overwegende mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welke tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf, een grondgebonden veehouderij en een weidebouwbedrijf, met uitzondering van een intensieve kwekerij en glastuinbouwbedrijven.

1.62 grondgebonden veehouderij

Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het houden van dieren en voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond of van de mestafzet mogelijkheden van de grond, welke tot dat bedrijf behoort.

1.63 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.64 hoofdverblijf

Het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres.

1.65 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van een cateringbedrijf.

Met betrekking tot de horecabedrijven wordt onderscheid gemaakt in diverse categorieën, waarvoor wordt verwezen naar de 'Lijst van Horecabedrijven' in bijlage 3 van deze regels.

1.66 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

1.67 intensieve veehouderij

Bedrijf waar slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang wordt gehouden, onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel.

1.68 kamerbewoning

Het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door een of meer onzelfstandige huishoudens.

1.69 kantoor

Het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden of het eigen bedrijf.

1.70 kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van wegen waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.71 land- en tuinbouw op open grond

De teelt van gewassen, waaronder begrepen bosbouw, fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melken ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.

1.72 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.73 maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.74 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, museale, maatschappelijke en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.75 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met behulp van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch-adviseur kan worden aangetoond.

1.76 mantelzorgwoning

Een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.77 natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna.

1.78 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.79 ondergeschikte functie

Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.80 ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,50 meter beneden peil.

1.81 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.

1.82 paardenbak

Al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar hobbymatige training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.

1.83 peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
  • c. Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
  • d. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.84 perceel

Een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en de openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.85 perceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.86 plattelandswoning:

Een woning die voorheen een agrarische bedrijfswoning was, maar is afgesplitst van het agrarisch bedrijf om gebruikt te worden als woning voor personen die niet meer functioneel verbonden zijn met het agrarisch bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.

1.87 pleziervaartuig

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.88 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.89 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.90 raamprostitutie

Een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.91 risicovolle inrichting

Een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.92 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.93 smartshop/growshop

Een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.

1.94 steiger

Een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor één of meer hierna genoemde doelen om:

  • a. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
  • b. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
  • c. als terrasuitbreiding.
1.95 twee aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen

1.96 uitleverpunt

Een kleine ruimte, waar bedrijfsmatig goederen worden geleverd aan personen, die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.

1.97 verblijfsrecreatie

Het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste een nacht wordt doorgebracht, met uitzonderingen van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.98 vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

1.99 voorgevel

Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).

1.100 voorgevelrooilijn

De (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.101 voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegen waterverkeer.

1.102 vrijstaande woning

Een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.103 watergangen

Oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer, aanvoer of berging van water.

1.104 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit

1.105 waterlijn

Het grensvlak tussen water en lucht.

1.106 webwinkel

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet verloopt en waarbij:

  • a. opslag tot een maximum van 30 m² b.v.o. is toegestaan;
  • b. een af-/uitleverpunt tot een maximum van 30 m² b.v.o. is toegestaan.
1.107 wet/wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.108 winkel

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw dat gebruikt wordt voor detailhandel.

1.109 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.110 wooneenheid

Een eenheid bestemd voor de huisvesting van één huishouden in een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.111 woonwagen

Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.112 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.

1.113 zorgwoning

woningen bedoeld voor mensen die nu al zorg nodig hebben of in de nabije toekomst zorg nodig hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de erfafscheiding van dakterrassen.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met inbegrip van balkonhekken maar met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.

2.6 De oppervlakte van een woonschip

De neerwaartse projectie van het dakvlak, vermeerderd met steigers en plankieren boven de waterlijn.

2.7 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Het bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.10 Vloeroppervlakte

De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met agrarische bedrijfsgronden en een agrarisch bouwvlak;
  • b. kleinschalige nevenactiviteiten zoals nader beschreven in 3.5.2;
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsuitoefening, tenzij een bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten volgens deze regels;
  • d. al dan niet in combinatie met de uitoefening van beroepen aan huis in de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per bedrijfswoning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m²;
  • e. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 100m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • f. wegen en paden;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, greppels, watergangen, oppervlaktewaterberging, bruggen en duikers;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype droogmakerij', het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het diepe droogmakerijlandschap;

alsmede voor:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' en aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak 2', een paardenbak zonder verlichting;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', een plattelandswoning zoals bedoeld in de Wet Plattelandswoningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslagbedrijf tot en met categorie 2 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • n. bebouwing, bedrijfsgronden, erven, in- en uitritten;
  • o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de in het eerste lid genoemde bestemmingsomschrijvingen gelden de volgende bouwregels:

3.2.1 Algemeen
  • a. een nieuwe bedrijfswoning en/of nieuwe bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toelaatbaar indien het bouwplan in overeenstemming is met de toegelaten bedrijfsvoering en indien het noodzakelijk is voor een doelmatige, duurzame agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur', 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur 2' en 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  • b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij een agrarisch deskundige wat betreft de noodzaak en doelmatigheid van het bouwplan, alsmede duurzaamheid, aard en omvang van de bedrijfsvoering (deeltijd, reëel en volwaardig), met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur', 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur 2' en 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  • c. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij in deze bouwregels anders is bepaald;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • e. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • f. kleinschalige openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 15m² en een maximum bouwhoogte van 3 meter;
  • g. kleinschalige en openbare extensief recreatieve medegebruiksvoorzieningen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 15m² en een maximale bouwhoogte van 2,50 meter.
3.2.2 Agrarische bedrijfswoning
  • a. per agrarisch bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de openbare weg dient tenminste 15 meter te bedragen;
  • c. bij de sloop/herbouw van een bedrijfswoning mag de situering zonder afwijking van de bouwregels niet worden gewijzigd;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750m³ bedragen (exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken);
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  • f. de bouwregels voor een agrarische bedrijfswoning gelden ook voor een aangeduide plattelandswoning.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
  • a. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning dienen ten minste 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer dan 80m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter;
  • d. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken bij een agrarische bedrijfswoning gelden ook voor een aangeduide plattelandswoning.
3.2.4 Agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. de goothoogte van de agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mag niet meer dan 5,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 15 meter;
  • b. etagestallen zijn niet toegestaan;
  • c. de afstand van een agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas, tot de as van de openbare weg dient tenminste 20 meter te bedragen.
3.2.5 Bestaande gebouwen buiten het bouwvlak
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is een (vrijstaande) agrarische veldschuur toegestaan en/of een gebouw ten behoeve van dierenweiden, in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur 2' is een (vrijstaande) agrarische schuur / loods ten behoeve van agrarische bedrijvigheid toegestaan, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', zijn gebouwen ten behoeve van de stalling van en het gebruik voor paarden toegestaan, in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. paardenbakken, overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, bouwwerken voor opslag, silo's, water- en andere bassins en spoelplaatsen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij in deze regels anders is bepaald;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' is buiten het bouwvlak een paardenbak toegestaan met een oppervlakte van maximaal 1.200 m² en een hekwerk met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak 2' is buiten het bouwvlak een paardenbak toegestaan, in ten hoogste de bestaande oppervlakte en een hekwerk met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter;
  • d. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 meter bedragen en achter deze voorgevel niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat achter deze voorgevel ook de volgende bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan op tenminste 20 meter tot de as van de openbare weg, volgens de bouwregels in onderstaande tabel:
bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale bouwhoogte  
Overkapping   4 meter  
Verlichtingsmast   5 meter  
Omheining paardenbak   1,5 meter  
Permanente teeltondersteunende voorzieningen   6 meter  
Overige bouwwerken geen erfafscheidingen   10 meter  

  • e. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Landschapstype

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype droogmakerij' is het beleid gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het diepe droogmakerijlandschap met de volgende kernkwaliteiten:

  • a. zeer grote mate van openheid, rationele strokenverkaveling, oude ontginningslinten hoger dan de omgeving, zichtlijnen vanuit en op het lint;
  • b. lintbebouwing langs de oorspronkelijke ontginningsassen, boerderijstroken langs wegen en randen, verspreide boerderijen;
  • c. bomenrijen langs wegen, lijnbeplanting op de erfgrenzen, solitaire boerderijen, losse erfbeplanting ontginningsassen.
3.3.2 Situering en afmeting bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.2, onder e, en bij de herbouw van een bedrijfswoning een andere situering toestaan, mits:
    • 1. er vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt een aanzienlijk betere situatie ontstaat;
    • 2. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen en ecologische verbindingsfunctie daardoor niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
    • 4. de herbouw geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 5. in de te herbouwen woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    • 6. is verzekerd dat het bestaande hoofdgebouw zal worden afgebroken;
  • b. 3.2.4, en voor agrarische bedrijfsgebouwen een goothoogte van maximaal 7 meter toestaan, mits dat voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. 3.2.6, onder d, en bouwwerken geen gebouwen zijnde toestaan, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, mits de in het eerste lid genoemde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.5.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, een intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. het gebruik van agrarische bedrijfsgronden buiten het bouwvlak voor opslag en stalling;
  • c. het gebruik van gronden binnen het bouwvlak voor opslag en stalling, op een afstand van minder dan 20 meter tot de as van de openbare weg;
  • d. het planten van bebossing of hoogopgaande beplanting anders dan beplanting in het kader van landschappelijke inpassing of toegestane sierteelt;
  • e. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor meer dan één woning, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  • g. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor een paardenbak, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.6, onder b en c.
3.5.2 Kleinschalige nevenactiviteiten

Het agrarische bouwvlak en de agrarische bebouwing mogen worden gebruikt voor één of meer kleinschalige nevenactiviteiten bij een functionerend agrarisch bedrijf, mits:

  • a. uitsluitend nevenactiviteiten worden toegelaten die voorkomen op de 'Lijst van kleinschalige nevenactiviteiten' in Bijlage 4 of die naar aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn;
  • b. per agrarisch bedrijf niet meer dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor één of meer van deze nevenactiviteit(en) wordt gebruikt, tot een maximum van 350m², en met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van kleinschalige horeca;
  • c. per agrarisch bedrijf niet meer dan 50m² voor kleinschalige horeca wordt gebruikt;
  • d. voor de kleinschalige nevenactiviteiten gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • e. geen kleinschalige nevenactiviteiten buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • f. de agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. geen onevenredige verkeersdruk in de omgeving ontstaat;
  • i. binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.5.3 Bed & breakfast

Een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een bed & breakfast, mits maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bouwwerken hiervoor wordt aangewend.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Grotere gebruiksoppervlakte kleinschalige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2, en een grotere gebruiksoppervlakte voor kleinschalige nevenactiviteiten toestaan, mits:

  • a. het agrarische bedrijf de hoofdfunctie blijft en het totaal van de nevenfunctie(s) wat betreft ruimtebeslag en arbeidsinzet ondergeschikt blijft aan de agrarische hoofdfunctie;
  • b. binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. geen onevenredige verkeersdruk in de omgeving ontstaat;
  • d. het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast.
3.6.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik verenigbaar is met de woonfunctie en het karakter van de woonomgeving; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis agrarische bestemming' (bijlage 1 bij deze regels);
    • 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij de bedrijfswoning;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bouwwerken ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 100 m².
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod:

Het is verboden om op de met 'overige zone - landschapstype droogmakerij' aangeduide gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning of in afwijking daarvan:

  • a. het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting ten behoeve van erfbeplanting, windhagen of een schuilgelegenheid voor vee;
  • b. het verwijderen van bebossing en/of opgaande beplanting, niet zijnde beplanting ten behoeve van toegestane tuinbouw;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en/of ophogen van gronden;
  • d. het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen;
  • e. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 meter;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100m²;
  • g. het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen en paden ten behoeve van het agrarisch gebruik;
  • h. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • i. het scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering, herinzaai of de teelt van ruwvoedergewassen indien de oppervlakte daarvan meer dan 20% bedraagt van het totale bedrijfsareaal van het desbetreffende bedrijf in het plangebied;
  • j. het aanleggen van drainage, wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken ten behoeve van een paardenhouderij;
  • k. het aanleggen van een insteekhaven.
3.7.2 Uitzonderingen op het verbod:

Het in 3.7.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die worden uitgevoerd binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.7.3 Weigeringsgronden

De in 3.7.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien de in lid 3.3.1 benoemde kernkwaliteiten, onevenredig worden aangetast als gevolg van deze werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen.

3.7.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag voor het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen, wordt het bevoegde waterschap/hoogheemraadschap gehoord.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

3.8.1 Vormaanpassing agrarisch bouwvlak

en de vorm van het agrarisch bouwvlak aanpassen, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen en ecologische verbindingsfunctie daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
3.8.2 Vergroting agrarisch bouwvlak

en het agrarisch bouwvlak vergroten, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarische bouwvlak, na vergroting niet meer dan 2 hectare bedraagt;
  • b. ook na vergroting van het bouwvlak kan worden voldaan aan de gebruiksregels in lid 3.5.1, onder a van deze regels;
  • c. het om een volwaardig agrarisch bedrijf gaat;
  • d. de vergroting noodzakelijk is uit een oogpunt van bedrijfseconomie en een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • e. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het nieuwe bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
3.8.3 Wijzigen naar wonen

en het agrarisch bouwvlak wijzigen naar de bestemming 'Wonen', zo nodig in combinatie met 'Tuin', 'Agrarisch' (zonder bouwvlak) en 'Water', voor:

  • a. het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning en het agrarische bouwvlak naar een woonperceel, eventueel met tuin en aangrenzende agrarische gronden, mits:
    • 1. het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
    • 2. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
    • 3. in de woning een voldoende woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    • 4. bij hergebruik van de voormalige agrarische bedrijfswoning de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij de volgende 'sloop-bonus regeling' geldt:
      • per burgerwoning is in totaal maximaal 80m² bijbehorende bouwwerken toegestaan, vermeerderd met 50% van het oppervlak aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dat boven de 80m² wordt gesloopt;
      • van deze 'sloop-bonus regeling' kan geen gebruik worden gemaakt wanneer bij de herbestemming van het desbetreffende agrarische bouwvlak ook al met gebruik van de ruime voor ruimte-regeling een compensatiewoning wordt gebouwd, waarbij alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
    • 5. bij vervangende nieuwbouw van de voormalige agrarische bedrijfswoning de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
      • de bouwregels van de woonbestemming in acht worden genomen met in achtneming van het bepaalde hiervoor over de 'sloop-bonus regeling';
      • kan worden voldaan aan het bepaalde in de Weg geluidhinder, indien de woning niet op de locatie van de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt opgericht;
  • b. de bouw van een compensatie woning (ruimte voor ruimte) op een woonperceel in ruil voor de sloop van de voormalige agrarische gebouwen, mits:
    • 1. het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
    • 2. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
    • 3. in de woning een voldoende woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    • 4. in ruil voor de sloop van ten minste 1.000m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      • alle resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
    • 5. bij de sloop van een meervoud van 1.000m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd, mits:
      • alle resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
    • 6. in ruil voor de sloop van ten minste 5.000m² kassen ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      • de te slopen kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
      • alle resterende kassen en voormalige bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
    • 7. in ruil voor de sanering van ten minste 2,5 hectare tuinbouw gronden ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      • tenminste 50% van de oppervlakte van de tuinbouw gronden wordt gesaneerd;
      • alle resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
    • 8. kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.
3.8.4 Wijzigen naar plattelandswoning

en een voormalige agrarische bedrijfswoning omzetten naar een plattelandswoning door het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan de voormalige agrarische bedrijfswoning (inclusief bijbehorende bouwwerken, tuin en erf), mits:

  • a. de voormalige agrarische bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning functioneert;
  • b. de voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  • c. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoorde de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • d. de agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • e. in de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • f. er ten behoeve van het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort geen nieuwe bedrijfswoning wordt toegestaan;
  • g. de bouwregels voor een agrarische bedrijfswoning na de omzetting van toepassing blijven op de plattelandswoning.
3.8.5 Wijzigen naar agrarisch aanverwant bedrijf

en het agrarisch bouwvlak wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf', zo nodig in combinatie met 'Agrarisch' (zonder bouwvlak) en 'Water', voor het omzetten van het voormalige agrarische bedrijf naar een agrarisch aanverwant bedrijf zoals omschreven in artikel 1.8, mits:

  • a. het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
  • b. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de verkeersdruk niet onevenredig toeneemt als gevolg van de nieuwe agrarisch aanverwante bedrijvigheid;
  • f. e agrarisch aanverwante bedrijvigheid wordt uitgeoefend in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en op het voormalige agrarische bouwvlak of een gedeelte daarvan;
  • g. het nieuwe bedrijfskavel landschappelijk wordt ingepast;
  • h. het nieuwe bedrijfskavel op maat wordt bestemd voor de nieuwe agrarisch aanverwante bedrijvigheid.
3.8.6 Wijzigen naar maatschappelijk

en het agrarisch bouwvlak wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk', zo nodig in combinatie met 'Agrarisch' (zonder bouwvlak) en 'Water', voor het omzetten van het voormalige agrarische bedrijf naar een zorgfunctie met dagbehandeling en/of intramurale zorg (inwonende cliënten), mits:

  • a. het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
  • b. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen en ecologische verbindingsfunctie daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. bij vervangende nieuwbouw sprake is van een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. het nieuwe zorgkavel landschappelijk wordt ingepast;
  • g. de verkeersdruk niet onevenredig toeneemt;
  • h. binnen het nieuwe zorgkavel wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • i. het nieuwe zorgkavel op maat wordt bestemd voor de nieuwe zorgfunctie met dagbehandeling en/of intramurale zorg.
3.8.7 Wijzigen naar recreatie

en het agrarisch bouwvlak wijzigen naar de bestemming 'Recreatie' of 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Nieuwkoop', zo nodig in combinatie met 'Agrarisch' (zonder bouwvlak) en 'Water', voor het omzetten van het voormalige agrarische bedrijf naar een dagrecreatieve of verblijfsrecreatieve functie, mits:

  • a. het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
  • b. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de volgens het eerste lid te beschermen landschapstypen en ecologische verbindingsfunctie daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de recreatieve functie wordt uitgeoefend in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en op het voormalige agrarische bouwvlak of een gedeelte daarvan;
  • f. de verkeersdruk niet onevenredig toeneemt als gevolg van de nieuwe recreatieve functie.
  • g. binnen het nieuwe recreatiekavel wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 als genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels, tenzij op de verbeelding een andere maximale categorie is aangegeven of een specifieke functieaanduiding is aangegeven;
  • b. met daaraan ondergeschikte bedrijfsgebonden kantoorruimte tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. webwinkels, als bedoeld in 1.106;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', een bedrijf uit maximaal categorie 3.1 van de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel cv', een groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur van maximaal categorie 3.1 en met SBI-code 4674-1, zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij', een meubelmakerij en/of timmerwerkfabriek van maximaal categorie 3.1 en met SBI-code 162-1, zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met;
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', een paardenbak zonder verlichting;


met dien verstande dat:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 of 2 van de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.5;

met de daarbij behorende:

  • l. bebouwing, terreinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen;
  • m. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, greppels, watergangen, waterberging, bruggen en duikers;
  • n. voorzieningen van algemeen nut;
  • o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', zijn buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van de stalling van en het gebruik voor paarden toegestaan, in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m3. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
4.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bedrijf is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak.
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a t/m f, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' een hekwerk toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kantoren, behoudens het bepaalde in 4.1 sub b;
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1 sub c en d;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. bedrijfsactiviteiten ter plaats van de aanduiding 'opslag', die leiden tot een permanent gebruik voor menselijk verblijf of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de rechtstreeks toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de rechtstreeks bedrijfsactiviteiten, niet in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 4.1 sub g, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet.

4.7.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' (Hertog Albrechtstraat 60, Zevenhoven) op de verbeelding, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Tuin', 'Wonen' en /of 'Verkeer - Verblijfsgebied' en /of 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 6 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  • b. het aantal woningen vooraf is afgestemd met de regio Holland Rijnland;
  • c. de goothoogte maximaal 6 m bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • d. de bestemming 'Bedrijf' in het geheel wordt verwijderd;
  • e. er op de desbetreffende gronden wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • f. de woningen vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar dienen te zijn;
  • g. na wijziging het bepaalde in de artikelen 9, 15, 17 en 19 van toepassing is.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • d. bedrijfsgebonden kantoorruimte, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m² per bedrijf;
  • e. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. webwinkels, als bedoeld in 1.106;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens voor een vrijstaande zend-/ontvangstinstallatie ten behoeve van telecommunicatie;

met de daarbij behorende:

  • i. wateren en groenvoorzieningen;
  • j. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 90% worden bebouwd, te berekenen over het bouwperceel;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
5.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bedrijf is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' niet meer mag bedragen dan 55 m.
  • e. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • f. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
5.4.2 Hogere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder c tot een maximale bouwhoogte van 14 meter, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfseconomische noodzakelijkheid moet zijn aangetoond;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn en waarbij de hoogte passend dient te zijn;
  • c. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kantoren, behoudens het bepaalde in 5.1 sub d;
  • b. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 5.1 sub g;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.1 sub e en f;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. inrichtingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a t/m c ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de rechtstreeks toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de rechtstreeks bedrijfsactiviteiten, niet in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 5.1 sub g, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 5.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het toestaan van een bedrijfswoning mits:
    • 1. de bedrijfsnoodzaak voor een bedrijfswoning is aangetoond;
    • 2. de wijziging betrekking heeft op toestaan van maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de bedrijfswoning vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
    • 5. de verbeelding wordt aangepast door het toevoegen van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 6. de regels voor bedrijfswoningen als opgenomen in lid 5.2.2 en 5.2.3 in acht worden genomen.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijk;
  • d. webwinkels, als bedoeld in lid 1.106, met dien verstande dat een showroom wel is toegestaan;
  • e. wonen op de verdieping dan wel op de begane grond indien dit gebruik aanwezig is ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslagbedrijf tot en met categorie 2 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', lichte horeca zoals genoemd in de 'Lijst van Horecabedrijven', opgenomen als bijlage 3 bij deze regels;

met de daarbij horende:

  • i. parkeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • j. erven en tuinen;
  • k. wegen en paden;
  • l. wateren en groenvoorzieningen;
  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide hoogte niet worden overschreden, danwel is de bestaande hogere bouwhoogte toegestaan;
  • e. de voorgevel van een gebouw dient in de voorste bouwgrens te worden gebouwd;
  • f. het bepaalde onder e geldt niet voor het bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • f. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • f. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • g. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • h. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
6.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder c, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel, voor zover deze:
    • 1. niet is gevestigd op de begane grond;
    • 2. niet gevestigd is in het hoofdgebouw;
  • c. dienstverlening met een rechtstreeks contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond;
  • d. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, anders dan bedoeld in artikel 6.1;
  • e. kantoorruimte bij zakelijke en maatschappelijke dienstverlening indien deze meer bedraagt dan 200m2 vloeroppervlak per bouwperceel;
  • f. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • g. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • h. bewoning als onzelfstandige woonruimte.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken gebruik horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder a, ten behoeve van de vestiging / uitoefening van een horecabedrijf uit categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende 'Bijlage 3 Lijst van Horecabedrijven', met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur van de centrumfunctie;
  • b. de aanvrager van de vrijstelling de haalbaarheid/ behoefte van de vestiging voor de kern Nieuwveen (distributieplanologisch) aannemelijk dient te maken;
  • c. de bedrijfs- c.q. horecafunctie op de begane grond dient te worden uitgeoefend, met dien verstande dat horecabedrijven voor overnachtingsmogelijkheden ook van de verdieping gebruik mogen maken;
  • d. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.
6.6.2 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder d, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
6.6.3 Afwijken toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder d. en in 6.2.2 onder c., ten behoeve van nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. dit passend is binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) weten regelgeving;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • e. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
6.6.4 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 6.1 en sublid 6.6.2;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke doeleinden in de vorm van medische en sociaal-medische voorzieningen;
  • d. webwinkels, als bedoeld in lid 1.106, met dien verstande dat een showroom wel is toegestaan;
  • e. wonen op de verdieping dan wel op de begane grond indien dit gebruik aanwezig is ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast', is in afwijking van het bepaalde onder e sub 3, een bed and breakfast toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • g. parkeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • h. erven en tuinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. wateren en groenvoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • d. de voorgevel van een gebouw dient in de voorste bouwgrens te worden gebouwd;
7.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • f. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • f. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • g. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • h. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
7.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder c, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel, voor zover deze:
    • 1. niet is gevestigd op de begane grond;
    • 2. niet gevestigd is in het hoofdgebouw;
  • c. dienstverlening met een rechtstreeks contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond;
  • d. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, anders dan bedoeld in lid 7.1;
  • e. kantoorruimte bij dienstverlening indien deze meer bedraagt dan 200m2 vloeroppervlak per bouwperceel;
  • f. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • g. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • h. bewoning als onzelfstandige woonruimte.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5 onder d, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
7.6.2 Afwijken toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 onder e. en in 7.2.2 onder c., ten behoeve van nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. dit passend is binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) weten regelgeving;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • e. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
7.6.3 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 7.1 en sublid 7.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

Artikel 8 Gemengd - Ursula

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Ursula' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. zorgwoningen als bedoeld in lid 1.113;
  • c. wonen, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;

met de daarbij behorende:

  • d. parkeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • e. erven en tuinen;
  • f. wegen en paden;
  • g. wateren en groenvoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het aangeduide percentage niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • d. de bebouwingsdichtheid en de bebouwingshoogte nemen af in de richting van de bestemmingsplangrens;
  • e. de woonfunctie mag maximaal 40% van het totaal ontwikkelbare terrein beslaan, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 60 woningen zijn toegestaan;
    • 2. 30% van de woonbebouwing is gereserveerd voor sociale woningbouw;
    • 3. de overige woningbouw gedifferentieerd in zowel prijsklasse als woningtype wordt gerealiseerd;
    • 4. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn dient ten minste 3 meter te bedragen;
  • b. per woning mag één portaal of erker worden gebouwd;
  • c. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt maximaal 50m2, met dien verstande dat dit oppervlak vermeerderd mag worden met oppervlak bedoeld in sub b;
  • e. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • f. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter, met uitzondering van de genoemde bijgebouwen in sub b.
8.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ten behoeve van een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 8.2.1 onder a, en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits het bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, daarbij onder meer lettend op de situering, de kapvorm en hoogtedifferentiatie.

8.4.2 Hogere bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 8.2.2 onder e en f, ten behoeve van de bouw van gebouwen met een afwijkende goot- en / of bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en / of bouwhoogte met maximaal 2 meter verhoogd wordt;
  • b. de afwijking uitsluitend wordt verleend indien het bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, daarbij onder meer lettend op de situering, de kapvorm en hoogtedifferentiatie.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het genoemde aantal woningen in lid 8.2.1 onder e, te wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de extra woningen uitsluitend gerealiseerd kunnen worden, wanneer de woningbehoefte dit extra aantal toelaat en dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciale woningbouwbeleid;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogtes;
  • c. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn. Voor zover uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de gronden gesaneerd dienen te worden, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet Bodembescherming;
  • d. voorzien moet worden in watercompensatie in de vorm van oppervlaktewater, conform het beleid van de waterbeheerder;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ten aanzien van de bouwregels het bepaalde in dit artikel zo veel mogelijk van toepassing is.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen
  • d. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch', agrarisch medegebruik, waaronder dierenweiden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', een paardenbak zonder verlichting;

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten', geen parkeervoorzieningen in de vorm van parkeerterreinen en/of parkeerplaatsen zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. in- en uitritten voor aangrenzende bouwpercelen;
  • l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte per gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m².
9.2.2 Gebouwen ten behoeve van dierenweiden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is een agrarische veldschuur en/of een gebouw ten behoeve van dierenweiden toegestaan, in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', zijn gebouwen ten behoeve van de stalling van paarden toegestaan, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en de hoogte niet meer dan 3 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, met uitzondering van lichtmasten, bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' een paardenbak toegestaan met een oppervlakte van maximaal 800 m² en een hekwerk met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte voor speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' maximaal 4 meter bedragen.

 

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', horeca-activiteiten tot en met categorie 3 zoals bedoeld in de bij deze regels behorende 'Lijst van Horecabedrijven';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf', een kinderdagverblijf;

met de daarbij behorende:

  • e. terrassen;
  • f. wegen en paden;
  • g. wateren en groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut
  • l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, danwel is de bestaande hogere goot- en/of bouwhoogte toegestaan;
10.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • f. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • f. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • g. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • h. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen;.
10.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder c, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'wonen' wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • c. bewoning als onzelfstandige woonruimte, waaronder begrepen kamerbewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerbewoning'.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
10.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 11.1 en sublid 11.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijk;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens voor een vrijstaande zend-/ontvangstinstallatie ten behoeve van telecommunicatie;

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • e. wateren en groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, danwel is de bestaande hogere goot- en/of bouwhoogte toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide hoogte niet worden overschreden, danwel is de bestaande hogere bouwhoogte toegestaan.
11.2.2 Woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • f. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • f. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • g. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • h. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
11.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' niet meer mag bedragen dan 55 m.
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder c, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborg moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'wonen' wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • c. bewoning als onzelfstandige woonruimte, waaronder begrepen kamerbewoning.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 onder d, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
11.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 11.1 en sublid 11.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' (Stationsweg 15 en 17, Zevenhoven) op de verbeelding, te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. er in totaal maximaal 2 grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  • b. er op de desbetreffende gronden wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • c. dient te worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • d. de woningen vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar dienen te zijn;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. na wijziging het bepaalde in de artikelen 15 en 19 van toepassing is.
11.7.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' (Kerkstraat 2, Nieuwveen) op de verbeelding, te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. er in totaal maximaal 1 woning is toegestaan;
  • b. er op de desbetreffende gronden wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • c. dient te worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • d. de woning vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. na wijziging het bepaalde in de artikelen 15 en 19 van toepassing is.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • b. de bescherming en instandhouding van:
    • 1. Het fourageer-, broed-, voedsel-, rust- en ruigebied voor vogels op basis van de Vogelrichtlijn;
    • 2. het voortplantings- en leefgebied voor dieren op basis van de Habitatrichtlijn door het treffen van de nodige instandhoudingsmaatregelen;
    • 3. het treffen van passende maatregelen en het voorkomen van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied;
  • c. recreatief medegebruik

met daarbij behorende:

  • d. wateren en groenvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. beperkte voorzieningen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken en routeborden hebben een maximale hoogte van 2 meter en veekerende afrasteringen een maximale hoogte van 1,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een vogelobservatiepost bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ten behoeve van een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 en toestaan dat niet voor bewoning bedoelde gebouwen ten behoeve van het natuur- en landschapsbeheer, het extensief agrarische medegebruik en/of het recreatieve en educatieve medegebruik worden gebouwd, mits:

  • a. niet meer dan één gebouw per aaneengesloten natuurgebied wordt gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m2 zal bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4 meter zal bedragen;
  • d. de in 12.1 bedoelde waarden niet onevenredig kunnen worden of worden aangetast.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • b. het ontgronden en/of af- en/of vergraven van gronden;
  • c. het graven, baggeren en/of verbreden van plassen, sloten en/of andere waterlopen en -partijen;
  • d. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen.
12.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 12.5.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
12.5.3 Toetsingscriteria

De in 12.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door deze werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in 12.1 genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen behorende bij de aangrenzende zorginstelling, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, zoals bedoeld in de bij deze regels behorende 'Lijst van Horecabedrijven ;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. wateren en groenvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het aangeduide percentage niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, danwel is de bestaande hogere goot- en/of bouwhoogte toegestaan.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van speeltoestellen en kunstwerken bedraagt 5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en reclamemasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ten behoeve van een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, zoals bedoeld in de bij deze regels behorende 'Lijst van Horecabedrijven';
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf', een kinderdagverblijf;

met daarbij behorende:

  • d. sportvelden;
  • e. wateren en groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide hoogte niet worden overschreden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d zijn buiten het bouwvlak gebouwen in de zin van bergingen toegestaan ten dienste van de sportactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. voor bergingen een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per sportterrein geldt;
    • 2. de bouwhoogte van bergingen niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • f. ter plaats van de aanduiding 'sportveld' zijn in afwijking van het bepaalde onder a t/m d buiten het bouwvlak ook gebouwen in de zin van tribunes en sanitaire voorzieningen toegestaan ten dienste van de sportactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. voor tribunes en sanitaire gebouwen een maximale gezamenlijke oppervlakte van 350 m2 geldt per sportterrein;
    • 2. de bouwhoogte van tribunes en sanitaire gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bouwperceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • d. de maximale hoogte van lichtmasten en ballenvangers bedraagt 12 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
14.2.3 Overkappingen
  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. verblijfsrecreatie.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregeling' op de verbeelding, tevens bijgebouwen behorende bij en met dezelfde functie als het hoofdgebouw op hetzelfde perceel zijn toegestaan;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een maximum goothoogte van 3 meter en een maximum bouwhoogte van 5,5 meter en behoudens het bepaalde in 15.2.2.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregeling' waar de gronden voor maximaal 50% bebouwd mogen worden, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, in combinatie met de bestemming 'Wonen', maximaal 50 m2 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
  • c. bestaande portalen bij aangrenzende woningen waarbij de bestaande bouwhoogte en bestaande oppervlakte als maximum gelden.
15.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
  • b. de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  • c. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • d. de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de tweede bouwlaag.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's en kinderspeelwerktuigen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's en overig tuinmeubilair, erfen terreinafscheidingen daaronder niet begrepen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.
  • d. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van elk bouwperceel;
  • e. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • f. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • g. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30m²;
  • h. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15m;
  • i. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5m;
  • j. een steiger of aanleggelegenheid dient zoveel mogelijk aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelterreinen;
  • d. kunstwerken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterpartijen en watergangen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en brugwachtershuisjes toegestaan, mits:
    • 1. de maximale bouwhoogte per gebouw 3 meter bedraagt;
    • 2. de maximale oppervlakte per gebouw 15 m² bedraagt.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen en langzaam verkeersroutes;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. kunstwerken;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. speelterreinen;
  • i. ambulante handel;

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen', garageboxen;
  • k. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².
17.2.2 Gebouwen ten behoeve van garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen';
  • b. de maximale bouwhoogte van garageboxen bedraagt 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide hoogtes niet mogen worden overschreden.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. bestaande bruggen en dammen ten behoeve van de ontsluiting van woon- en bedrijfskavels en openbaar gebied;
  • d. aanleg en instandhouding van andere kunstwerken;

met daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. steigers;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1, meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • b. per aangrenzend bouwperceel, waarop een bouwvlak is gelegen, is slechts ten behoeve van dat bouwperceel één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • d. de maximale lengte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • f. een steiger of aanleggelegenheid dient aan de achterzijde van het bijbehorend aangrenzend bouwperceel te worden gebouwd;
  • g. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Bruggen, dammen en andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1, onder c ten behoeve van:

  • a. de bouw van nieuwe bruggen en dammen indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel en de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en de wegbeheerder.
  • b. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
18.3.2 Steigers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.2 sub e ten behoeve van:

  • a. een maximale bouwhoogte voor steigers of aanleggelegenheid van 1 meter gemeten vanaf de waterlijn indien dit vanuit beheerstechnische redenen noodzakelijk is.
18.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Water' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het aanleggen, veranderen of dempen van water en watergangen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen.
18.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in 18.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
18.5.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in 18.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
  • c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • d. bed and breakfast, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de bed and breakfast maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zonder verdere beperking in absolute vierkante meters;
  • e. webwinkels, als bedoeld in lid 1.106;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf',een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', een schoonheidssalon, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

met dien verstande dat:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen', uitsluitend garageboxen zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • k. erven;
  • l. tuinen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. in- en uitwegen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. waterlopen en waterpartijen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. voorzieningen van algemeen nut;
  • s. steigers en plankieren;
  • t. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen zijn uitsluitend woningen en/of wooncomplexen toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, uitgezonderd gestapelde bouw, mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • d. bij herbouw dienen hoofdgebouwen, die op het moment van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan aaneen zijn gebouwd opnieuw aaneengebouwd te worden;
  • e. bij herbouw dient ten minste 80% van het te herbouwen hoofdgebouw gelegen te zijn binnen de grenzen van het te slopen hoofdgebouw;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • g. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat indien:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide hoogtes niet mogen worden overschreden, danwel de bestaande hogere goot- en/of bouwhoogte is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide hoogte niet mag worden overschreden, danwel de bestaande hogere bouwhoogte is toegestaan.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', geen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen', uitsluitend garageboxen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter, waarbij geldt dat het bepaalde onder b. niet van toepassing is;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel, gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  

  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
19.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
  • h. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • i. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30m²;
  • j. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15m;
  • k. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5m;
  • l. een steiger of aanleggelegenheid dient zoveel mogelijk aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.
19.4.2 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 19.2.4 ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevellijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

19.4.3 Herbouw woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 onder d en e, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • d. geen uit een oogpunt van milieu onaanvaardbare situatie ontstaat.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • c. bewoning als onzelfstandige woonruimte, waaronder begrepen kamerbewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerbewoning'.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
19.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 19.1 en sublid 19.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

Artikel 20 Wonen - Woonwagenstandplaats

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens;

met de daarbij behorende:

  • b. erven;
  • c. tuinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Woonwagens

Voor de bouw van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. de woonwagenstandplaatsen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. per woonwagenstandplaats is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximale oppervlakte van 20 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen 4,5 meter.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per standplaats is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten en/of buitenopslag.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoge druk aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

21.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Gas' mede bestemde gronden.

21.2.2 Uitzonderingen

Het onder 21.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de hoge druk aardgastransportleiding met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 21.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. geen kwetsbare objecten worden toegestaan;
  • b. de bouw verenigbaar is met de belangen van de hoge druk aardgastransportleiding;
  • c. de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de in lid 21.1 genoemde gronden voor het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
  • b. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.5.2 Uitzonderingen

Het in 21.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • d. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
21.5.3 Toetsingscriteria

De in 21.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de hogedrukaardgasleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Riool' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

22.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Riool' mede bestemde gronden.

22.2.2 Uitzonderingen

Het onder 22.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de rioolpersleiding met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 22.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
22.4.2 Uitzonderingen

Het in 22.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
22.4.3 Toetsingscriteria

De in 22.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Water 'voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

23.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Water' mede bestemde gronden.

23.2.2 Uitzonderingen

Het onder 23.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de waterleiding met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 23.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
23.4.2 Uitzonderingen

Het in 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
23.4.3 Toetsingscriteria

De in 23.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

24.2.1 Voorwaarden

Indien uit het in 24.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
24.3.2 Uitzonderingen

Het onder 24.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhoud en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
24.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 24.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

24.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 24.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:

  • a. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

25.2.1 Voorwaarden

Indien uit het in 25.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
25.3.2 Uitzonderingen

Het onder 25.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhoud en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
25.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 25.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

25.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 25.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:

  • a. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

26.2.1 Voorwaarden

Indien uit het in 26.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 10.000 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
26.3.2 Uitzonderingen

Het onder 26.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhoud en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
26.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 26.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

26.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 26.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:

  • a. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging ten dienste van de waterhuishouding;
  • b. waterlopen;


met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

27.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' mede bestemde gronden.

27.2.2 Uitzonderingen

Het onder 27.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 27.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterberging en de beheerder (Waternet) daarover om advies is gevraagd.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden dient minimaal 20% aan waterberging, zijnde huidig open water en waterbuffer, aanwezig te zijn, gerekend over de gronden met de aanduiding 'overige zone - landgoed ursula'.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden;
  • b. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • c. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, bewegwijzering en ander straatmeubilair;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en waterpartijen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en / of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
27.5.2 Uitzonderingen

Het in 27.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden: die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
27.5.3 Toetsingscriteria

De in 27.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterberging, zoals bedoeld in lid 27.1.

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

28.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

28.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat ingevolgde de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
28.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
28.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Algemene bepaling over het ondergronds bouwen
30.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

30.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw waarbij uitstekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen van het bebouwd oppervlak ;
  • c. het oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden. De grondwaterhuishouding mag niet worden verstoord;
  • e. in aanvulling op het bepaalde sub b zijn randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder 'bergbezinkbassins' overal binnen de bestemmingen 'Groen', Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' toegestaan;
  • f. in aanvulling op het bepaalde in 30.1.2 onder a en 30.1.2 onder c, is maximaal één niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 1m' van de perceelsgrens;
    • 2. de maximale bouwhoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5m boven peil.
30.1.3 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 30.1.2 onder b en voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden, dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan de toegelaten bebouwing bovengronds;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn.
  • b. het bepaalde in 30.1.2 onder d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
30.2 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en deze algemene bouwregels in 30.1 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken de weliswaar in het verleden zijn vergund, maar inmiddels een andere bestemming hebben gekregen;
  • c. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
30.3 Dakkapellen
30.3.1 Dakkapellen op woningen (ook bedrijfswoningen)
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de betreffende woning;
  • b. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  • c. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen tenzij de dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  • d. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  • e. en dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is gelegen.
30.3.2 Dakkapellen op utiliteitsgebouwen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 20% van de oppervlakte van dat dakschild van het betreffende utiliteitsgebouw;
  • b. en elke afzonderlijke dakkapel mag niet breder zijn dan 5 meter (gemeten op de buitenzijde van de zijkant);
  • c. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van het utiliteitsgebouw;
  • d. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakvlak van het betreffende utiliteitsgebouw zijn gelegen. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  • e. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld.
30.4 Dakterrassen

Dakterrassen zijn toegestaan, mits:

  • a. de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;
  • b. geen bouwwerken, anders dan onder a bedoeld, op het dakterras worden opgericht.
30.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel-en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

30.6 Parkeren
30.6.1 Parkeerbeleid

Bij de nieuwbouw van gebouwen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

30.6.2 Afwijken van het parkeerbeleid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.6.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

31.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het (proef)boren en/of winnen van schaliegas;
  • b. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, met uitzondering van de opslag van vuurwerk conform de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Vuurwerkbesluit;
  • e. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • h. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming;
  • i. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  • j. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • k. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, die niet tot de reguliere bedrijfsvoering behoren.

31.2 Parkeren
31.2.1 Parkeerbeleid
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
31.2.2 Afwijken van het parkeerbeleid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Luchtvaartverkeerszone - 20ke

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 20ke' geldt het vrijwaringsbeleid in de 20 KE zone rond Schiphol, en zijn geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van:

  • a. woningen die in het bestaand stads- en dorpsgebied liggen;
  • b. nieuwe woningen buiten bestaand stads- en dorpsgebied als het betreft:
    • 1. woningbouw binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003';
    • 2. de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in reeds aanwezige lintbebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied;
    • 3. de toevoeging van ten hoogste enkele woningen volgens het principe ruimte voor ruimte, waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van overtollige bebouwing en kassen;
    • 4. het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen.
32.2 Luchtvaartverkeerszone - lib

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib' geldt het Luchthavenindelingsbesluit van Schiphol en zijn zonder een verklaring van geen bezwaar volgens artikel 8.9 van de Luchtvaartwet, geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

32.3 Veiligheidszone - barim 1
32.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' geldt de veiligheidscontour van een gasdrukmeet- en regelstation en zijn, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

32.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasdrukmeet- en regelstation is beëindigd.

32.4 Veiligheidszone - barim 2
32.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2' geldt de veiligheidscontour van een gasdrukmeet- en regelstation en zijn, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

32.4.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasdrukmeet- en regelstation is beëindigd.

32.5 Overige zone - beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
32.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermd gemeentelijk dorpsgezicht' zijn de gronden mede bestemd voor behoud van de cultuurhistorische waarden van het karakteristieke dorpsgezicht Nieuwveen en geldt tevens de 'Erfgoedverordening gemeente Nieuwkoop 2016' en de daarin opgenomen regels.

32.5.2 Sloopverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermd gemeentelijk dorpsgezicht' is het verboden om bouwwerken te slopen zonder een omgevingsvergunning.

32.5.3 Omgevingsvergunning

Alvorens het bevoegde gezag een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan verlenen, dient het eerst een advies daaromtrent in te winnen bij de gemeentelijke monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.

32.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'overige zone - beschermd gemeentelijk dorpsgezicht' vergroten of verkleinen indien nader cultuurhistorisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', of dat in deze Lijst is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • b. voor de vestiging van een horecabedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst van Horecabedrijven', of dat in deze Lijst is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • c. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangen/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
34.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' ( Noordeinde 13 e.o.) op de verbeelding, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Groen', 'Tuin', 'Wonen' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied', met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 48 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  • b. de goothoogte maximaal 6 m bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • c. er op de desbetreffende gronden wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015';
  • d. voorzien moet worden in watercompensatie in de vorm van oppervlaktewater, conform het beleid van de waterbeheerder;
  • e. voldaan dient te worden aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • f. uit onderzoek blijkt dat de woningen vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar zijn;
  • g. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • h. na wijziging het bepaalde in de artikelen 9, 15, 17 en 19 van toepassing is.
34.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' op de verbeelding, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en/of 'Wonen' met een bouwvlak ten behoeve van de bouw van maximaal één woning, met dien verstande dat:

  • a. tenminste 5.000 m² kassen of tenminste 1.000 m² andere voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden gesloopt;
  • b. alle bedrijfsbebouwing die zich op het perceel van de te bouwen woning bevindt dient te worden gesloopt;
  • c. de situering van de te bouwen woning vanuit ruimtelijk-stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar dient te zijn;
  • d. er op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015';
  • e. het hoofdgebouw van de te bouwen woning, alsmede bijbehorende bouwwerken, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te voldoen aan de bouwregels zoals opgenomen in artikel 19.2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • g. dient te worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. de woning vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar dient te zijn;
  • i. na wijziging het bepaalde in de artikelen 15 en/of 19 van toepassing is.
34.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' (Conradpark 13) op de verbeelding, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Tuin', 'Wonen' en /of 'Verkeer - Verblijfsgebied' en /of 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 6 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  • b. het aantal woningen vooraf is afgestemd met de regio Holland Rijnland;
  • c. de goothoogte maximaal 6 m bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • d. de bestemming 'Maatschappelijk' in het geheel wordt verwijderd;
  • e. ten behoeve van de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • f. de woningen vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar dienen te zijn;
  • g. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • h. na wijziging het bepaalde in de artikelen 9, 15, 17 en 19 van toepassing is.
34.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' (Dorpsstraat 117a, Zevenhoven) op de verbeelding, te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van de bestaande woning, met dien verstande dat:

  • a. het reeds aanwezige bouwvlak in oostelijke richting wordt verplaatst, waarbij de bouwvlakgrens niet meer dan 12 meter uit de Dorpsstraat komt te liggen;
  • b. er in totaal maximaal 1 woning is toegestaan;
  • c. er op de desbetreffende gronden wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • d. dient te worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • e. de woning vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • g. na wijziging het bepaalde in de artikelen 15 en 19 van toepassing is.
34.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' (Dorpsstraat 56) op de verbeelding, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in die zin dat:

  • a. er maximaal 7 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  • b. het aantal woningen vooraf is afgestemd met de regio Holland Rijnland;
  • c. de grondgebonden woningen binnen het reeds aanwezige bouwvlak worden gerealiseerd;
  • d. ten behoeve van de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens het 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' van mei 2015 en vastgesteld door de raad op 17 september 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • e. de woningen vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar dienen te zijn;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • g. na wijziging het bepaalde in artikel 19 van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde'

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  
         
 
15 december 2016          
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  ……….     ………