direct naar inhoud van Artikel 22 Woongebied
Plan: Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNKPkernNieuwkoop-va01

Artikel 22 Woongebied

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
  • c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' op de verbeelding, bedrijven tot en met categorie 1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • e. erven;
  • f. tuinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. wegen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen zijn vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter.

22.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen en, bijbehorende bouwwerken bij woonschepen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

22.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.

22.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van woonschepen in de direct aangrenzende bestemming 'Water – Woonschepenligplaats' gelden de volgende regels:

  • a. per woonschip is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 10 meter en de maximale hoogte 3 meter.

22.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

22.4.2 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 22.2.5 ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevellijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie;
  • g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  • i. bewoning als onzelfstandige woonruimte .

22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt;
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid dat niet onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt, mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

22.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 22.1 en sublid 22.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.