direct naar inhoud van Regels
Plan: Polder Achthoven 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0547.BPachthoven2020-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het bestemmingsplan Polder Achthoven 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0547.BPachthoven2020-VG01 van de gemeente Leiderdorp;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 De verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Aan huis verbonden beroep

het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 Aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 Agrarisch bedrijf

Een volwaardig bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren met inbegrip van akkerbouw, ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten, bollenteelt, glastuinbouw, grondgebonden veehouderij, kas, paardenfokkerij en tuinbouw;

1.11 Agrarisch deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van land- en tuinbouw;

1.12 Andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.13 Archeologische deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.14 Archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.15 Archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.16 Archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.17 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.18 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 Bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.20 Bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of bijbehorende gebouwen en wordt geëxploiteerd door de huurders of eigenaren van de betreffende woning;

1.21 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.22 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 Bedrijfsinstallatie

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.24 Bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.25 Bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling of ondergeschikte horeca, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.26 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.27 Beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  • c. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  • d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.28 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.29 Bestaande stikstofemissie

De emissie van stikstof, uitgedrukt in mol N/hectare/jaar behorende bij het huidige, feitelijke – legale – aanwezige aantal dieren en de dierenverblijven ten tijde van de vaststelling van dit plan;

1.30 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 Bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.33 Bijzondere woonvormen

een woonvorm, al dan niet onzelfstandig, waar een kwetsbare doelgroep wordt gehuisvest die zorg of ondersteuning krijgt van een door de gemeente erkende maatschappelijke of zorg organisatie;

1.34 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.36 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.37 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.38 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.39 Bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak;

1.40 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 Brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van winkels, (ondergeschikte) horeca, dienstverlening, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

1.42 Dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.43 Dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die de silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.44 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.46 Eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.47 Erftoegangsweg

een weg met een verblijfsfunctie, bestemd voor het toegankelijk maken van percelen. Binnen de bebouwde kom is de maximum snelheid 30 km/h;

1.48 Erker

een kleine grondgebonden uitbouw van een bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;

1.49 Erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 Extensief recreatief medegebruik

ondergeschikt recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.51 Evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen die in de openbare ruimte wordt gehouden;

1.52 Gebiedsontsluitingsweg

Een weg die zowel doorstroming als uitwisselen tot doel heeft met veelal een scheiding van snel- en langzaamverkeer (parallelle fietspaden) en gelijkvloerse kruisingen. Binnen de bebouwde kom is de maximum snelheid 50km/h;

1.53 Geluidsgevoelige terreinen

Geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.54 Gemeentelijke archeologisch deskundige

professioneel archeoloog optredend voor de gemeente die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.55 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.56 Gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.57 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.58 Geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.59 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.60 Huishouden

een persoon of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid. Kenmerken van de continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden';

1.61 Hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.62 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.63 Horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.64 Intensieve veehouderij

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak ( nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.65 Inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.66 Kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee huishoudens;

1.67 Kampeermiddel
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  • c. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.68 Kampeerterrein

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van tenten, stacaravans of caravans dan wel naar aard daarmee gelijk te stellen kampeermiddelen;

1.69 Kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.70 Kap

een dakafdekking bestaande uit een constructie van hellende dakvlakken met een helling van maximaal 60 graden1;

1.71 Kleinschalig kamperen

Het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;

1.72 Kwetsbaar object
  • a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.27a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.73 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.74 Maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.75 Maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.76 Maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.77 Mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.78 Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79 Nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.80 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.81 Omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.82 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.83 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.84 Ondersteunende horeca

een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, en welke:

  • uitsluitend open staat voor degenen die primair komen voor de hoofdactiviteit;
  • waarvan de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en waar alleen kleine eetwaren, snacks en/of ter plaatse opgewarmde etenswaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank worden verstrekt. Arrangementen met horeca mogen niet worden toegepast en aan of bij de openbare weg worden geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;
1.85 Overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.86 Paardenrijbak

Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport;

1.87 Paddock

Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het vrij laten loslopen van paarden meestal als uitloop van een stal;

1.88 Parkeerbeleid

Het parkeerbeleid van de gemeente, zoals vervat in het door het bevoegd gezag vastgestelde nota of notitie;

1.89 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.90 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.91 Recreatiewoning

een gebouw of zelfstandig deel daarvan, zoals een appartement, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn of hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en welke maximaal 21 aaneengesloten dagen door eenzelfde (groep) perso(o) n(en) mag worden bewoond; onder recreatief is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.92 Rijstrook

onderdeel van de rijbaan, begrensd door de lengtemarkering;

1.93 Ruwvoer

een uitsluitend voor diervoerdoeleinden geteeld gewas dat geen, of alleen een eenvoudige bewerkingen heeft ondergaan;

1.94 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.95 Slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.96 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.97 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.98 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.99 Uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.100 Verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.101 Volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.;

1.102 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.103 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.104 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.105 Wonen

het gehuisvest zijn in (een) woning(en), tenzij anders bepaald;

1.106 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.107 Woonark

een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig die feitelijk niet geschikt is om mee te varen;

1.108 Woonboot

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet. Onder te verdelen in:

  • a. woonark;
  • b. woonschip;
  • c. woonvaartuig.
1.109 Woonschip

een woonboot die aan de romp en de opbouw herkenbaar is als een schip, met een (grotendeels) authentiek karakter;

1.110 Woonvaartuig

een woonboot met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met een gehele of gedeeltelijke opbouw;

1.111 Woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.112 Woonwagenterrein

een terrein bestaande uit meerdere standplaatsen;

1.113 Zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van de verhuur van een zaalaccommodatie voor vergaderingen en congressen als bedoeld in categorie II van de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is evenals een incidenteel gebruik voor feesten en partijen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 De afstand tot de zijdelingse bouwvlakgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 De horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 De oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische grondgebonden veehouderijbedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere vorm van agrarisch - ruwvoer - 1' tevens het verbouwen van ruwvoer is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere vorm van agrarisch - ruwvoer - 2' tevens het verbouwen van ruwvoer is toegestaan tot maximaal een derde van de oppervlakte van de aanduiding;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf, mits deze bij het agrarische bedrijf behoort;
  • c. de bescherming en behoud van een houtwal ter plaatsen van de aanduiding 'houtwal';
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens een recreatiewoning met bed & breakfast bestaande uit maximaal 12 bedden en 4 kamers ter plaatse;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalverhuur' is tevens toegestaan:
    • 1. zaalverhuur voor maximaal 50 personen met barfunctie waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is evenals een incidenteel gebruik voor feesten en partijen;
    • 2. een restaurant als bedoeld in categorie I van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel van ter plaatse bewerkt vlees;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' tevens sierteelt;
  • h. uitsluitende ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' tevens 'bomenteelt';
  • i. met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten.

met daaraan ondergeschikt:

  • j. extensieve recreatieve voorzieningen, waaronder in elk geval wandel- en fietspaden, picknickplaatsen worden verstaan;
  • k. behoud, herstel en ontwikkeling van:
    • 1. de aan het open landschap gebonden natuurwaarden, onder meer in de vorm van weidevogels en overwinterende vogels, vissen, amfibieën en oever- en waterplanten;
    • 2. de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische patronen, onder meer in de vorm van openheid, kenmerkende kavelpatronen, watergangen en dijken;
  • l. hobbymatige agrarische activiteiten binnen en buiten het bouwvlak, waarbij het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak niet is toegestaan;
  • m. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • n. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. indien geen bouwhoogte is aangegeven bedraagt de goothoogte niet meer dan 6 m; de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • d. de bedrijfsgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 3.1.
3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m;
  • b. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste voor:
    -   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   1 m  
    -   veekeringen en weiderasters   1,5 m  
    -   overige erfafscheidingen   2 m  
    -   lichtmasten   9 m  
    -   vlaggenmasten   9 m  
    -   antennemasten   12 m  
    -   mestsilo's, (ruw)voeder- c.q. torensilo's   15 m  
    -   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  
  • b. mestsilo's, (ruw)voeder- c.q. torensilo's zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. paardenrijbakken en paddocks zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Kap op vrijstaand bijgebouw of aan- en uitbouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het bouwen van een kap op een aan- en uitbouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de aan- en uitbouw niet meer mag bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de goothoogte in overeenstemming blijft met artikel 3.2.3;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.
3.3.2 Dakterrassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het realiseren van een dakterras, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het dakterras mag uitsluitend worden gerealiseerd op een aan- of uitbouw aan de achterzijde en zijkant van de bedrijfswoning;
  • b. het dakterras wordt omsloten door een hekwerk waarvan de maximale bouwhoogte de oorspronkelijke bouwhoogte van het platte dak van het gebouw + 1,5 m bedraagt;
  • c. het dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e verdieping van de bedrijfswoning.
3.3.3 Paardenrijbakken en paddocks

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 voor het realiseren van paardenrijbakken en paddocks, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. paardenrijbakken en paddocks dienen te worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de paardenrijbak wordt achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing gesitueerd;
  • c. paardenrijbak en paddock dienen achter de achtergevelgrens te worden gesitueerd;
  • d. de oppervlakte van de paardenrijbak bedraagt maximaal 800 m2; het aantal paar-denrijbakken bedraagt maximaal één;
  • e. de oppervlakte van een paddock bedraagt maximaal 400 m2; het aantal paddocks bedraagt maximaal één;
  • f. de afstand van de paardenrijbak tot bouwvlakken van woningen van derden dient minimaal 25 m te bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 strijdig gebruik
  • a. als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik als intensieve veehouderij;
  • b. de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan de bestaande stikstofemissie.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting ruimtelijke maatregelen Achthovenerweg 49c

Ter plaatse van het adres Achthovenerweg 49c geldt dat het gebruik overeenkomstig dit bestemmingsplan uitsluitend is toegestaan, mits de ruimtelijke maatregelen overeenkomstig paragraaf 4.3.2 van de in bijlage 3 opgenomen ruimtelijke onderbouwing binnen 2 jaar na de vaststelling van dit bestemmingsplan worden getroffen en in standgehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor nevenactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. de hoofdfunctie dient agrarisch te blijven;
  • c. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • d. van de nevenactiviteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking uitgaat;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen binnen het bouwvlak;
  • f. de bebouwde oppervlakte voor nevenactiviteiten bedraagt maximaal 450 m2 tenzij elders anders is bepaald;
  • g. de nevenactiviteiten vinden plaats in bestaande bebouwing;
  • h. de nevenactiviteiten vallen onder één of meerdere van de volgende activiteiten:
    • 1. bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van:
      a. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
      b. kleinschalige bedrijf tot en met categorie 2 met een maximum van 8 werkplekken;
      c. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
      d. dierenasiel;
      e. hovenier;
      f. atelier;
      g. beperkte inpandige opslag van volumineuze goederen (tot maximaal 1.000 m3);
    • 2. detailhandel ten behoeve van ter plaatse geproduceerde agrarische producten op een vloeroppervlak van maximaal 200 m2;
    • 3. recreatie bestaande uit:
      a.   kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 10 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat:  
        -   kleinschalig kamperen uitsluitend binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak (maximale kleinste afstand tot bouwvlak bedraagt 5 m) is toegestaan;  
        -   buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;  
        -   sanitaire voorzieningen (ook als nieuwe bebouwing) uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 6 m2 per eenheid;  
        -   het terrein landschappelijk is ingepast door middel van streekeigen beplanting waarbij het kampeerterrein zoveel mogelijk jaarrond aan het zicht is onttrokken;  
      b.   bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 4 slaapkamers en 12 slaapplaatsen zijn toegestaan;  
    • 4. ondergeschikte horeca tot en met maximaal categorie 1;
    • 5. kinderdagverblijf of zorggroepswoning tot maximaal 8 personen;
  • i. de nevenactiviteit past binnen het beleidskader "Behoud Agrarisch erfgoed, Polder Achthoven en Boterhuispolder", zoals vastgesteld op 10 oktober 2011;
  • j. een erfinrichtingsplan of beplantingsplan wordt overlegd, indien de noodzaak hiertoe volgt uit het beleidskader "Behoud Agrarisch erfgoed, Polder Achthoven en Boterhuispolder", zoals vastgesteld op 10 oktober 2011.
3.5.2 Afwijking houden van paarden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 voor het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuur waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. afrastering alleen mogelijk is als bedoeld in artikel 3.2.4.
3.5.3 Afwijking bestaande ammoniakemissie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4 voor een toename van de bestaande stikstofemissie, indien wordt aangetoond dat de als gevolg van de bij de toename van stikstofemissie behorende stikstofdepositie geen significante effecten heeft op een stikstofgevoelig habitat en/of leefgebied in Natura 2000-gebieden.

3.5.4 Afwijken verbouwen van ruwvoer

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het verbouwen van ruwvoer buiten de daarvoor aangewezen gebieden, met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuur waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de verblijfsmogelijkheden voor weidevogels niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m, 2 m voor heggen);
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.6.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.6.3 Adviesaanvraag deskundige

Een omgevingsvergunning die betrekking heeft op werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 onder e wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

3.6.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid veranderen bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingsvorm wordt aangehouden;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • d. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • f. buitenopslag landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. deze wijziging leidt tot een versterking van de natuurwaarden binnen het gebied;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van het gebied plaatsvinden;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 10 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen met bezoekerscentrum;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Maatschappelijke gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen' geheel bebouwd worden conform de bestaande hoogte en oppervlakte zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m;
  • b. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen erf- en terreinafscheidingen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Uitbreiding hoofdgebouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a voor een uitbreiding bij of aan een hoofdgebouw voor zover:

  • a. de uitbreiding niet meer dan 10% bedraagt van het bestaande brutovloeroppervlak van het hoofdgebouw;
  • b. de voorgevelrooilijn of andere aan het openbaar gebied gelegen rooilijn niet wordt overschreden;
  • c. de op de verbeelding opgenomen goot- en bouwhoogtes voor het aangrenzende of bijbehorende hoofdgebouw in acht worden genomen.
5.3.2 Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 voor het realiseren van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. het bouwwerk noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1.12; tenzij uit een specifieke aanduiding volgt dat dit mogelijk is;
  • b. kwetsbare objecten, tenzij uit een specifieke aanduiding volgt dat dit mogelijk is.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Maatschappelijke voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het toevoegen of verwijderen van aanduidingen ten behoeve van het toestaan of verwijderen van maatschappelijke voorzieningen die als (beperkt) kwetsbaar object zijn aangemerkt, mits:

  • a. ter plaatse aan aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • b. de omgevingsdienst om advies is gevraagd.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel van de landschappelijke en natuur(wetenschappelijke)waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. agrarisch medegebruik;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en werken, geen bouwwerk zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt niet meer dan 2 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en-/of onbebouwde gronden voor:

  • a. buitenrijbanen;
  • b. aanbrengen hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
  • c. opslag buiten een bouwvlak.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het scheuren of frezen van grasland;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • e. oeverbeschoeiingen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
6.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.4.3 Adviesaanvraag deskundige

Een omgevingsvergunning die betrekking heeft op werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.4.1 onder d wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

6.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen waaronder begrepen parkeervoorzieningen ten behoeve van naastgelegen woningen;
  • b. de bescherming en behoud van een houtwal ter plaatsen van de aanduiding 'houtwal'.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.2 Erkers

In afwijking van artikel 7.2.1 zijn bestaande erkers toegestaan.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van erfscheidingen;
  • b. de hoogte van erfscheidingen bedraagt maximaal 1 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Erkers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 voor nieuwe erkers met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 5 m2;
  • b. bouwhoogte maximaal eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw plus 0,3 m;
  • c. de diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • d. afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 m;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. ter plaatsen van Achthovenerweg gebiedsontsluitingswegen, waarbij het aantal rijstroken maximaal 2X1 bedraagt exclusief opstelstroken;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair en afvalverzamelingsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende bouwwerken en werken, geen bouwwerk zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwhoogte van bruggen maximaal 8 m;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 m.

Artikel 9 Verkeer - Langzaam verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wandel- en fietspaden;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. straatmeubilair en afvalverzamelingsvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bermen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwhoogte van bruggen maximaal 3 m;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 m.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegdoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de hoogte maximaal 15 meter mag zijn.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • b. extensief recreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

  • a. bruggen en viaducten 3 m;
  • b. bouwhoogte van steigers maximaal 1 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen, plezier- of beroepsvaart.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.3 voor het innemen van gronden als ligplaats voor woonschepen, plezier of beroepsvaart of aanmeerplekken, mits:

  • a. de waterbelangen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, waarbij per bouwvlak maximaal het aantal woningen zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is toegestaan; indien deze aanduiding niet is opgenomen is maximaal één woning per bouwvlak toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zonnepanelen' tevens zonnepanelen met bijbehorende voorzieningen;
  • c. aan huis verbonden beroep in de woning, c.q. aan- of uitbouw, mits het oppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de gebouwen;
  • d. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • e. een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. een bed & breakfast, bestaande uit maximaal 12 bedden en 4 kamers ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • g. behoud, versterking en-/of herstel van de cultuurhistorische waarden van een molen alsmede voor het wonen en de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, (voor-)tuinen, erven, bergruimte en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen de gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m)' of 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen bebouwd worden conform de bestaande hoogten zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3m;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3m en niet meer dan 3 m;
  • c. meer dan 50% van de in artikel 12.1 bedoelde gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak blijft onbebouwd;
  • d. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn de bestaande bijgebouwen toegestaan.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van erfscheidingen en zonnepanelen met bijbehorende voorzieningen;
  • b. de hoogte van erfscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de hoogte van zonnepanelen en de daarbij behorende voorzieningen bedraagt maximaal 1,1 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Kap op vrijstaand bijgebouw of aan- en uitbouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het bouwen van een kap op een vrijstaand bijgebouw of aan- en uitbouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van het vrijstaande bijgebouw of aan- en uitbouw niet meer mag bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de goothoogte in overeenstemming blijft met 17.2.2.a;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.
12.3.2 Dakterrassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het realiseren van een dakterras, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het dakterras mag uitsluitend worden gerealiseerd op een aan- of uitbouw aan de achterzijde en zijkant van het hoofdgebouw;
  • b. het dakterras wordt omsloten door een hekwerk waarvan de maximale bouwhoogte de oorspronkelijke bouwhoogte van het platte dak van het gebouw + 1,5 m bedraagt;
  • c. het dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e verdieping van een woning;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.
12.3.3 Dakopbouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.1 onder c voor het realiseren van een dakopbouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de dakopbouw mag uitsluitend op de hoofdwoning worden gerealiseerd;
  • b. de bestaande goot- of boeiboordhoogte blijft gehandhaafd;
  • c. de dakopbouw wordt in de vorm van een kap gerealiseerd;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Verblijfsruimten

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen geen verblijfsruimten aanwezig zijn als bedoeld in het Bouwbesluit.

12.4.2 Voorwaardelijke verplichting zonnepanelen

Het gebruik ten behoeve van zonnepanelen zoals bedoeld in artikel 12.1 onder b is uitsluitend toegestaan, mits binnen een jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aan de zijde van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zonnepanelen' gelegen aan de Achthovenerweg een haag wordt geplant en in stand wordt gehouden.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijking bed & breakfast

Het bepaalde in artikel 12.4 is niet van toepassingen ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'.

12.5.2 Afwijking aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf waarbij geldt dat:

  • a. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteit alleen in de woning of aan- en uitbouw mag worden uitgeoefend;
  • c. buitenopslag niet is toegestaan;
  • d. geen detailhandel of horeca is toegestaan met uitzondering van een bed & breakfast van maximaal 12 bedden en 4 slaapkamers;
  • e. er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving mag optreden;
  • f. er geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
  • g. de vloeroppervlakte van de gebouwen voor maximaal 30% gebruikt mag worden voor het aan huis verbonden bedrijf.
12.5.3 Afwijking aan huis verbonden beroep en bedrijf in vrijstaand bijgebouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en bedrijf in een vrijstaand bijgebouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik heeft slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling;
  • b. de voorwaarden genoemd onder artikel 12.5.2, met uitzondering van lid b, van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 13 Leiding - CO2

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - CO2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransport CO2 ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - CO2';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

13.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) zijn op de in artikel 13.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

13.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. de CO2 niet wordt geschaad;
  • b. vooraf door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. de maximale druk op de ondergrond kleiner of gelijk is aan 2 ton/m2.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het permanent opslag van goederen.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
13.5.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

13.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

13.5.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransport gasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

14.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) zijn op de in artikel 14.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

14.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

14.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het permanent opslag van goederen.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
14.5.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

14.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

14.5.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

15.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

15.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de kabelbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
15.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse kabel en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

15.4.3 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

16.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

16.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal: 55 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal: 2 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden;
  • c. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair.
16.4.2 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

16.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 17 Leiding - Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse drinkwaterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

17.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

17.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
17.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

17.4.3 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder.

17.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het aangewezen beschermd archeologisch monument in de zin van artikel 3 van de Erfgoedwet.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestaan

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mogen ten behoeve van de in artikel 18.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

18.2.2 Tevens toegestaan

Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, vooraf in acht zijn genomen. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

Artikel 19 Waarde - Archeologie hoge trefkans

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge trefkans' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in artikel 31.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

19.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 19.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m2.
19.3.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een afwijking als bedoeld in artikel 19.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m vanaf maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
19.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

19.4.3 Adviesaanvraag deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een afwijking als bedoeld in artikel 19.4.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

19.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 20 Waarde - Archeologie lage trefkans

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage trefkans' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 20.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden bepaald dat, alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 20.2.1, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen; of;
  • c. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.2.3 Uitzondering

het bepaalde in artikel 20.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

Artikel 21 Waarde - Archeologie middelhoge trefkans

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge trefkans' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 21.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden bepaald dat, alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 21.2.1, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen; of;
  • c. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.2.3 Uitzondering

het bepaalde in artikel 21.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel van de cultuurhistorische waarden van het gebied en zijn bebouwing.

22.2 Bouwregels

Op en onder de in artikel 22.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), met dien verstande dat de hoofdvorm van de bouwwerken, gevelindeling, (goot-)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2, met dien verstande dat hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied; een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de deskundige, omtrent de vraag of de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning één of meer gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen daarvan te slopen.

22.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische waarden van het gebied;
  • b. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. het aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerken een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wijzigen door de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' te verkleinen, te verwijderen of te vergroten, dan wel nieuwe gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toe te voegen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 12) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

23.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

23.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 23.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
23.4.2 Advies beheerder waterkering

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

23.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Overschrijding bouwgrenzen
25.1.1 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voor zover zij de grens van een weg niet overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijweg;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van een weg.
25.1.2

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwhoogten zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot bouwhoogte t.b.v. ventilatiekanalen, schoorstenen, noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties:

  • a. ventilatiekanalen en schoorstenen welke de maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter overschrijden;
  • b. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
25.2 Ondergronds bouwen
25.2.1 Ondergrondse bouw

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bestaande, bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
25.2.2 Afwijking ondergrondse bouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2.1 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bestaande, bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 0,1 m beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
25.3 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

25.4 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

26.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een casino of speelhal;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning met uitzondering van het gebruik als mantelzorg als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, art.2.22;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden of voor kamerbewoning;
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
  • i. een gebruik van gronden en bouwwerken voor boogkassen, die hoger zijn dan 1 m;
  • j. een gebruik van gronden, voor zover gelegen buiten bouwvlakken, voor opslag van goederen;
  • k. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  • l. vuurwerkbedrijven;

tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

26.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.1 ten behoeve van het omzetten van (een deel van) een bestaande woning dan wel bijgebouw in 1 of meer onzelfstandige wooneenheden ten behoeven van een bijzondere woonvorm, mits een goed woon- en leefklimaat wordt geborgd. Waarbij:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Geluidzone - industrie
27.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een in richting als bedoeld in artikel 41, lid 3 van de Wet geluidhinder.

27.1.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a zijn nieuwe woningen en andere geluidgevoelige toegestaan voor zover deze voldoen aan de waarde (dB[A]) als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
27.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.1.2 en worden toegestaan dat nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen mogen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de maximaal te verlenen hogere waarde als bedoeld in de Wgh.

27.1.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor geluidgevoelige terreinen;
  • b. in afwijking van sub a is een gebruik van gronden voor geluidgevoelige terreinen toegestaan voor zover deze voldoen aan de waarde (dB[A]) als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
27.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.1.4 en worden toegestaan dat gronden worden gebruikt voor geluidgevoelige terreinen, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de maximaal te verlenen hogere waarde als bedoeld in de Wgh.

27.2 overige zone - kasteelbiotoop
27.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kasteelbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kasteelbiotoop als landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol element.

27.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de in hoofdstuk 2 bedoelde bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

27.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.2.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van een archeologisch deskundige.

27.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.2.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting.
27.2.5 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van een archeologisch deskundige.

27.2.6 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
27.3 overige zone - landgoedbiotoop
27.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoedbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de landgoedbiotoop als landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol element.

27.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de in hoofdstuk 2 bedoelde bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

27.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits:

  • a. een positief advies is verkregen van een archeologisch of cultuurhistorisch deskundige;
  • b. aan-, en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
27.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting.
27.3.5 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van een archeologisch deskundige.

27.3.6 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
27.4 overige zone - ondergronds railverkeer
27.4.1 Aanduidingsomschrijving
  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ondergrond railverkeer' zijn bestemd voor spoorwegdoeleinden met de daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse voorzieningen en kunstwerken, alsmede voor de bescherming daarvan;
  • b. binnen de gebieden met deze bestemming zijn alle andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming ondergrondse verkeersdoeleinden railverkeer, met uitzondering van de bestemming waterstaatsdoeleinden, die primair is ten opzichte van de bestemming ondergrondse verkeersdoeleinden railverkeer;
  • c. al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen, binnen de gebieden met de bestemming ondergrondse verkeersdoeleinden railverkeer is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover zulks, gehoord de beheerder van de ondergrondse spoorlijn, verenigbaar is met het belang van de ondergrondse spoorlijn.
27.4.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 27.4.1 genoemde bestemming worden gebouwd in het bijzonder een spoortunnel alsmede andere voor het spoorwegverkeer noodzakelijke ondergrondse en bovengrondse bouwwerken, waarvan de hoogte niet meer dan 15 m mag zijn;
  • b. op deze gronden mag niet worden gebouwd ten dienste van een ondergeschikte bestemming, behoudens het bepaalde in lid a.
27.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m2;
  • b. het afgraven of ophogen, het ontginnen of bodem verlagen van gronden met meer dan 0,30 meter, waaronder ook begrepen wordt woelen en draineren;
  • c. het planten van bomen en andere houtgewassen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies of apparatuur, met uitzondering van eenvoudige recreatieve of verkeerskundige voorzieningen;
  • e. het (ver)graven, verbreden en/of dempen van sloten en andere waterpartijen, het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand, voor zover de Keur van het waterschap niet van toepassing is;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
27.4.4 Verbod

Het verbod in artikel 27.4.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
27.4.5 Advies

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.3 zijn slechts toelaatbaar, indien de belangen van de spoorweg daardoor niet worden of kunnen worden geschaad. Daartoe winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de spoorweg.

27.5 overige zone - weidevogelleefgebied
27.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelleefgebied' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het leefklimaat van de weidevogels.

27.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan 3 m;
  • b. verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen met peilverlaging tot gevolg.
27.5.3 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.5.2 wordt niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat de gebruikswaarde als weidevogelleefgebied niet onevenredig wordt aangetast.

27.5.4 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
27.6 vrijwaringszone - molenbiotoop
27.6.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

27.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de in hoofdstuk 2 bedoelde bestemmingen mogen:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen, bouwwerken niet worden gebouwd voor zover de bouwhoogte hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande molenwiek;
  • b. binnen een afstand va 100 m tot 400 m van de molen, bouwwerken niet worden gebouwd voor zover de bouwhoogte hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande molenwiek vermeerderd met 1/50.
27.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 27.6.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 27.6.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 27.6.2 is toegestaan voor bouwwerken.
27.6.4 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.

27.6.5 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
27.7 vrijwaringszone - provinciale vaarweg
27.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - provinciale vaarweg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een provinciale vaarweg.

27.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

27.7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.7.2 en kan worden voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, mits rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • c. de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal, en
  • d. het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provinciale vaarweg.
27.7.4 Advies vaarwegbeheerder

Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het artikel 27.7.3 wordt advies gevraagd aan de vaarwegbeheerder.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen, zijnde, behoudens erf- en perceelsscheidingen, wordt vergroot tot maximaal 6 m.
28.2 Voorwaarden afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 28.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het bouwwerk nodig is voor een doelmatig gebruik van de gronden.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 30 Overige regels

30.1 Parkeren
  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bestaand gebruik, zonder dat op het desbetreffende bouwperceel voldoende parkeerplaatsen ten dienste van de zich daar bevindende functies zijn aangelegd en in stand worden gehouden;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen op een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn dan wel zullen worden aangelegd;
  • c. of sprake is van voldoende parkeerplaatsen wordt bepaald door het gemeentelijke parkeerbeleid, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen naar boven wordt afgerond naar het eerstvolgende hele getal;
  • d. parkeerplaatsen ten dienste van de zich op een bouwperceel bevindende functie zijn aanwezig of worden aangelegd op het bouwperceel waarop die functie zich bevindt;
  • e. de parkeerplaatsen mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het parkeren van motorvoertuigen;
  • f. de afmetingen van een parkeerplaats dienen te voldoen aan het parkeerbeleid.
30.2 Afwijken
30.2.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.1 onder c, mits is aangetoond dat:

  • a. de te vestigen functie een andere/verminderde behoefte aan parkeerplaatsen kent vanwege onder andere exploitatie, arbeidsintensiteit, aandeel bezoekers en-/of vervoersmanagement, en/of;
  • b. sprake is van de mogelijkheid dat voor een functie beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte voor meer dan één functie kunnen dienen, en/of;
  • c. sprake is van beschikbare alternatieve vervoerswijzen op korte afstand van de te vestigen functie en hiervan wordt door een substantieel aandeel van de gebruikers van die functie gebruikgemaakt.
30.2.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.1 onder d, mits:

  • a. geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;
  • b. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
30.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 30.1 onder a en b is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in het aantal parkeerplaatsen wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

Artikel 31 Samenloop dubbelbestemmingen

Wanneer dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen geldt dat:

  • a. wanneer in één of meer van deze bestemmingen een verbod of beperking voor het bouwen van bouwwerken geldt, het verbod of de beperking voor alle bestemmingen van toepassing is;
  • b. van een verbod of beperking bedoeld onder a bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken mits aan de afwijkingsvoorwaarden van alle ter plaatse geldende dubbelbestemmingen wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken
32.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 32.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 32.1.1 met maximaal 10%.

32.1.3 Uitzondering

Artikel 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik
32.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.2.4 Uitzondering

Artikel 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Polder Achthoven 2020'.