direct naar inhoud van 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Leiden Bio Science Park en station
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00089-0302

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zien. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

6.2.2 Vooraankondiging

Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.3.1 Bro is op 6 maart 2013 een vooraankondiging van dit bestemmingsplan gedaan.

6.2.3 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp bestemmingsplan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.

6.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie gelegen. In deze termijn is een drietal zienswijze ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in een zienswijzennota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd en daarmee een onlosmakelijk onderdeel van dit bestemmingsplan vormt.

De ingediende zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Zo wordt een artikel (20) toegevoegd over een hoogspanningsleiding en wordt de categorie III-lijst aangepast.

Voor de overige beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 3.