direct naar inhoud van Artikel 21 Algemene bouwregels
Plan: Roomburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00088-0301

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
21.2 Karakteristieke bebouwing
21.2.1 Bouwregels

In afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming mogen bouwwerken binnen de aanduiding 'karakteristiek' gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:

  • a. het uitwendig karakter van het bouwwerk niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  • b. overigens wordt voldaan aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.
21.2.2 Afwijking bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 aanhef en onder a, mits:

  • a. de karakteristieke waarden van het bouwwerk, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving, niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. bij verandering of complete vernieuwing van het karakteristieke pand de met het desbetreffende karakteristieke pand identieke en/of gelijkwaardige karakteristieke waarden worden teruggebracht;
  • c. vooraf advies is gevraagd aan de gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit.
21.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden gelegen bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke waarden van het bouwwerk, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving.
  • c. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van het beeldbepalende karakter van de bebouwing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    • 1. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.