direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen - Woning en woonwagen
Plan: Roomburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00088-0301

Artikel 13 Wonen - Woning en woonwagen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen – Woning en woonwagen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. wonen in een woonwagen;
  • c. standplaatsen voor woonwagens;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. aan-huis-verbonden bedrijven;
  • f. bijgebouwen;
  • g. met de daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, water, speelruimte, nuts-, groen- en fietsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Woning en Woonwagen

Voor het bouwen van een woning of woonwagen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouw van een woning of het plaatsen van een woonwagen is uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. binnen het bouwvlak is niet meer dan één woning of één woonwagen toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig met een woning worden bebouwd dan wel voor de plaatsing van een woonwagen worden benut;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van woning of een woonwagen mag niet meer bedragen dan 6,3 meter;
  • g. ondergronds bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van funderingen en andere bij een woning of woonwagen behorende technische voorzieningen;
  • h. dakterrassen op woonwagens zijn niet toegestaan.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,8 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de bouwhoogte van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) (boom)beplanting, de ligging van leidingen, de waterhuishouding, de situering van parkeerplaatsen, de bereikbaarheid van hulpdiensten en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.

13.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van een gebouw die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 2 meter overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk is of in verband met verplaatsing noodzakelijk is;
  • b. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • d. de brandveiligheid van naastgelegen woonwagens en/of woningen dient gewaarborgd te zijn.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond als staanplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staanplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag en/of stalling van voer-, vaar- en vliegtuigen;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor parkeren.
13.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Wonen - Woning en woonwagen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van de woning of woonwagen.
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • d. aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij deze regels is gevoegd, alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
  • e. detailhandel is niet toegestaan.
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning of woonwagen.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Verschuiven bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te verschuiven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen de woningen en/of woonwagens mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient een rapport te overleggen waaruit blijkt dat op een andere wijze een gelijkwaardige brandveiligheid is gewaarborgd;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies.
13.6.2 Samenvoegen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bouwvlakken samen te voegen ten einde twee-aan-een en aaneengebouwde woningen te realiseren, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen de woningen en/of woonwagens mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan tegen verandering;
  • c. wijziging wordt toegepast voor zover er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies.