Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
-
a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 5% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
c. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
d. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, haltes en wachtruimten ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen kleine gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
2.de bouwhoogte niet meer dan 3.5 m mag bedragen
-
e. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1.ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
3.ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10m.
-
f. van deze regels ten aanzien van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftschachten, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1.de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 5% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2.de overschrijding van de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.