direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: De Waard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00006-0302

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan De Waard van de gemeente Leiden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0546.BP00006-0302 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

een beroep of bedrijf (waaronder begrepen een Bed & Breakfast accommodatie) dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanweizgheid van archeologische waarden.

1.8 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende specifieke vorm van cultuurhistorische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een ter plaatse van de aanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, verzorgen, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang tot het gebouw.

1.16 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor als gevolg van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bouwblok

een vastgelegde ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing ten behoeve van een bestemming moet worden geconcentreerd.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag/ woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt (te maken) is.

1.25 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel, waarvoor vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig is voor de uitstalling, zoals brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, alsmede tuincentra en bouwmarkten.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.37 erf

voor bouwpercelen waarin een bouwvlak is aangegeven:
een gedeelte van een bouwperceel dat is gelegen buiten het bouwvlak en dat in feitelijk opzicht is bestemd ten dienste van het gebruik van het – in het bouwvlak gesitueerde – hoofdgebouw;

1.38 garagebox

een als complex gebouwde individuele stalling voor een auto of ander motorvoertuig.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidgevoelige gebouwen en terreinen

Woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen zoals genoemd in artikel 1 Wet geluidhinder

1.41 geluidsgevoelige functie

functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder

1.42 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken

1.43 grens gezoneerd industrieterrein

grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.44 grens zone industrielawaai

grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.46 hoofdmassa

een hoofdgebouw, zonder aanbouwen en uitbouwen.

1.47 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

1. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in

combinatie met alcoholvrije drank (lunchrooms, broodjeszaken, thee- en koffiehuizen en

ijssalons);

2.horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter

plaatse opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar

te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken);

3. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse bereiede

maaltijden als alcoholhoudende of -vrije drank al dan niet in combinatie met etenswaren

(restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand-cafés);

4. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische

dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs);

.

5.horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het

bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije dranken en kleine etenswaren

(dancings);

6. horeca-inrichtingen als genoemd in catgeorie II, waarbij tevens gelegenheid wordt gegeven

tot overnachting (hotels);

7. horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging

(sociëteiten).

1.48 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

1.49 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake bibliotheken, gezondheidszorg, bejaardenvoorzieningen,.jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven alsmede overheids-, culturele- sociale-, recreatieve en religieuze voorzieningen.

1.50 ondersteunende detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.

1.51 ondersteunende horeca

een voorziening in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft waar men (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken kan consumeren en daarvoor moet betalen en waarbij:

a. De horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;

b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. de toegang tot de horeca-activiteit dezelfde is als van de hoofdactiviteit;

d. er in het pand (vrij toegankelijke) sanitaire ruimte aanwezig is;

e. verhuur aan derden voor al dan niet besloten feesten en partijen niet is toegestaan.

1.52 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    • 1. de hoogte van de weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang, (facultatief, bij woondekken)) tenzij deze ontsluitende weg, langzaam verkeersroute of voetpad zich bevindt boven het dek van een op de verbeelding aangegeven "parkeergarage";
    • 2. (facultatief, bij woondekken) wanneer deze weg, langzaam verkeersroute of voetpad zich bevindt boven het dek van een op de verbeelding aangegeven "parkeergarage": de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse,

tenzij in de regels anders is bepaald.

1.53 praktijk- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.54 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

1.55 praktijkruimte

Een gebouw dat door zijn indeling uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd om te worden gebruit ten behoeve van beoefenaars van vrije beroepen, zoals advocaten, architecten, artsen, therapeuten, assuradeurs en notarissen.

1.56 Programma vanEisen

een programma van eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegde gezag.

1.57 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke, als gevolg van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.58 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.59 Staat van Bedrijfsactivteiten "bedrijven"

de Staat van Bedrijfsactivteiten "bedrijven" die van deze regels deel uitmaakt.

1.60 Staat van Bedrijfsactivteiten "functiemenging"

de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die van deze regels deel uitmaakt.

1.61 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.62 voorgevel(rooilijn)

de aan de straatzijde gelegen gevel van een gebouw, die de architectonische verschijning van dat gebouw tot uitdrukking brengt; ingeval van een gebouw op een straathoek is gesitueerd, worden de aan de straatzijde grenzende gevels als voorgevel aan gemerkt.

1.63 woning

Een (gedeelte van een) gebouw, vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.64 woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.65 woonschip

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, daaronder begrepen een object te water, dat naar aard en inrichting uitsluitend wordt gebruikt als of bestemd is tot woning.

1.66 woonschip-breedte

De breedte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is

1.67 woonschip- diepgang

De verticale afstand tussen het diepst stekend scheepsdeel en de waterspiegel.

1.68 woonschip-hoogte

De hoogte van een woonboot wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorstenen en dergelijke niet meegerekend.

1.69 woonschip-lengte

De lengte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend

1.70 woonschip-ligplaats

Een gedeelte van het water dat door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen.

1.71 woonschip - voorziening

Een voorziening voor een woonschip is een object in of boven het water dat verband houdt met het wonen op het woonschip, zoals afhouders, meerpalen, loopplanken, plankiers, steigers, een bijboot en een drijvend terras.

1.72 zonegrens industrielawaai

grens van de zone ex artikel 53 juncto 61 van de Wet geluidhinder.