Plan: | Leiden Schuttersveld e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00003-0301 |
De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt.
De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen tot behoud van archeologische resten immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden.
Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen. Deze voorschriften zijn gebaseerd op een inventarisatie en evaluatie van de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. De resultaten van deze inventarisatie, die de gehele gemeente beslaat, zijn vastgelegd in het vastgestelde bestemmingsplan Archeologie uit 2010, voorzien van een toelichting, regels en bijbehorende kaarten. Het bestemmingsplan Archeologie uit 2010 geldt tevens als verantwoording en onderbouwing van de in dit bestemmingsplan voorgestelde maatregelen.
Leiden heeft zeven verschillende 'waarderingsgebieden', waar verschillende regimes gelden naar aanleiding van de archeologische waarde of de archeologische verwachtingswaarde. Voor zes waarderingsgebieden wordt in opzet dezelfde planregel gebruikt, waarin een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen. De verschillen tussen de waarderingsgebieden zitten in de oppervlakten en diepte van bodemverstoring vanaf wanneer een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. Een uitsnede van de archeologische waardenkaart behorend bij het bestemmingsplan Archeologie is hieronder weergegeven.
Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt de omgevingsvergunningsplicht niet, omdat het een beschermd archeologisch rijksmonument betreft, waarop de regels van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn. Voor verstoring van de bodem op die locaties is een monumentenvergunning vereist.
De zeven waarderingsgebieden zijn:
Waarde archeologie 1 | Archeologisch rijksmonument |
Waarde archeologie 2 | Gebied van archeologische waarde binnen de singels |
Waarde archeologie 3 | Gebied van archeologische waarde buiten de singels |
Waarde archeologie 4 | Gebied met een hoge archeologische verwachting binnen de singels |
Waarde archeologie 5 | Gebied met een hoge archeologische verwachting buiten de singels |
Waarde archeologie 6 | Gebied met een middelhoge archeologische verwachting |
Waarde archeologie 7 | Gebied met een lage archeologische verwachting |
In het plangebied zijn de waarderingsgebieden 3, 5 en 6 aanwezig.
Archeologische waarden in het plangebied
Uit het onderzoek dat is verricht ten behoeve van de archeologische inventarisatie is gebleken dat in het plangebied geen vondstmeldingen bekend zijn. Het gebied ligt buiten de 17de-eeuwse stadsgrenzen en is in gebruik geweest als warmoes- en weiland. De Maredijk is een van de oude uitvalswegen van de stad. Deze weg, gelegen op de linkeroeverwal van de Mare, heeft vermoedelijk een zeer oude oorsprong en maakte deel uit van de regionale noord-zuid verbinding tussen de gebieden aan weerszijden van de Rijn. Langs deze weg zal al vrij vroeg lintbebouwing zijn ontstaan.
In het plangebied zijn geulafzettingen aanwezig van de Oude Rijn alsmede veenlagen, behorende tot het Hollandveen. Rond 2000 v.C begon de verlanding aan de randen van het estuarium van de Oude Rijn en vormde zich een kleidek waarop het Hollandveen zich vervolgens ontwikkelde. De veengroei werd onderbroken door meerdere transgressiefasen waarbij delen van het gebied als gevolg van een stijging van de zeespiegel onder water kwamen te staan. Daarbij werd klei met veel houtresten (komafzettingen) afgezet. Tijdens deze transgressiefasen ontstonden krekenstelsels in het veen. Zodra de kreken verlandden en dichtslibden, werden het geschikte vestigingsplaatsen voor de mens. De komkleigebieden in het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachting omdat plaatselijk verlande kreken aanwezig kunnen zijn die geschikt zijn geweest voor bewoning. Langs de Mare bevinden zich oeverafzettingen die door de relatief hoge ligging een gunstige plaats zijn geweest voor vroege bewoners in het gebied. Voor deze oeverafzettingen geldt dientengevolge een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten.
Tot slot is duidelijk dat enkele delen van het plangebied in ernstige mate verstoord zijn, namelijk op de plaats van een aantal gebouwen die onderkelderd zijn. Daarnaast is het gebied rondom en onder de spoorlijn tot grote diepte afgegraven. Door deze ingrepen is de bodem in deze delen van het plangebied zeer diep geroerd. Hierdoor zijn eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten voorgoed verloren gegaan.
Het gebied rondom het begin van de Maredijk, vlak buiten de 17de-eeuwse stad, is aangeduid als terrein van archeologische waarde. Op basis van bovengenoemde geologische en geomorfologische kenmerken geldt voor de oeverzone van de Mare een hoge archeologische waarde. Hier is het zeer waarschijnlijk dat archeologische resten aanwezig zijn. Een groot deel van het plangebied is aangewezen als gebied waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt. Het gaat hier om de lager gelegen komgebieden waar plaatselijk hoge kreekruggen aanwezig kunnen zijn die geschikt waren als vestigingsplaats. In de reeds verstoorde delen van het plangebied zijn geen archeologische waarden meer aanwezig. Derhalve is voor de gebieden met een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde een dubbelbestemming opgenomen.