direct naar inhoud van 4.5 Ecologie
Plan: Leiden Schuttersveld e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00003-0301

4.5 Ecologie

Europees en nationaal

Flora- en faunawet

Werkzaamheden die worden uitgevoerd om ontwikkelingen mogelijk te maken, kunnen mogelijk aanwezige natuurwaarden verstoren of aantasten. Om deze reden dient - in het kader van de Flora- en faunawet - een ecologische toets uit te worden gevoerd om het effect van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk te kunnen maken.

In het kort komen verplichtingen in het kader van de Flora en faunawet op het volgende neer:

  • onderzoeken of er beschermde planten of dieren voorkomen in het te ontwikkelen gebied;
  • voorkómen van verstoring van deze beschermde planten en dieren;
  • eventueel vóóraf bieden van een alternatief voor de gevonden soorten (bijvoorbeeld in de vorm van vervangende verblijfplaatsen);
  • eventueel aanvragen van een ontheffing met een gedegen ecologische onderlegger en/of compensatieplan.

De flora en faunawetgeving is sinds februari 2005 gewijzigd. Hierbij is het beschermingsregime voor algemeen voorkomende soorten verlicht en kan het aanvragen van ontheffingen voor een aantal beschermde soorten worden voorkomend als gewerkt wordt volgens een gedragscode. De gemeentelijke Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden en het daarbij horende ecologische toetsingskader geeft inzicht in de diverse verplichtingen die dit met zich meebrengt en kan op elk stedelijk project worden toegepast.

Provinciaal en regionaal

Landschapsbeleidsplan Leidse regio en Warmond 2002

Het regionale landschapsbeleidsplan heeft meerdere doelstellingen. Aangegeven moet worden hoe de agrarische, ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en visueel - ruimtelijke kwaliteiten van het landschap behouden, versterkt of ontwikkeld kunnen worden op een zodanige manier, dat een meerwaarde ontstaat op regionaal niveau. Daarnaast moet er een landschappelijk raamwerk worden ontworpen, waarin functies als landbouw, natuur, waterbeheer, recreatie en mogelijkheden voor verstedelijking duidelijk zijn gepositioneerd. Ook een optimale wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden moet worden aangegeven. De relatie stadland, de voedingsaders voor natuur in de stad, moet worden geoptimaliseerd en worden beschermd.

Gemeentelijk

Kaderstelling Bomenbeleid (2004 - 2014; actualisatie Bomennota 1993)

De Bomennota heeft vier hoofddoelstellingen voor het ruimtelijk, beheersmatig en juridisch beleid: het aanvullen van structuurvormende bomenrijen, het beschermen van bomen (Bomenverordening), het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden van bomen, het versterken van stad-land relatie door sortimentskeuze van bomen.

Ecologisch Beleidsplan Leiden (1998)

Het uitgangspunt van het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL) is om de natuur mee te laten tellen als bewoner van de stad. Hierbij moeten de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal worden benut en bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk worden beperkt, rekening houdend met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen.

Relevante doelstellingen die voortvloeien uit genoemde beleidskaders:

  • Het behoud van waardevolle en monumentale bomen, het benutten van potenties om bomen te planten bij nieuwbouw- of renovatieplannen en het creëren van goede groeiomstandigheden;
  • het juridisch beschermen van bomen en het completeren van structuurvormende bomenrijen in de stad.

Het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten (2003)

Om te kunnen beoordelen wat de consequenties op de natuur zijn van diverse projecten en de wijze waarop de gemeente daarmee om zou kunnen gaan in het proces van planvoorbereiding en planuitvoering, is een ecologisch toetsingskader (ETK) opgesteld. Het ETK is een hulpmiddel waarmee in een vroegtijdig stadium bij nieuwe gemeentelijke projecten met ruimtelijke aspecten de ecologische effecten en mogelijkheden bepaald kunnen worden.

Stadsnatuurmeetnet Leiden (2004)

In 2004 is voor het eerst het Leidse Stadsnatuurmeetnet uitgevoerd. Deze 'nulmeting' heeft veel informatie opgeleverd en vormt een stevige basis voor de volgende meetronden. Ontwikkelingen in de Leidse stadsnatuur kunnen vanaf de nulmeting met volgende meetronden gevolgd worden. Oorzaken van verbetering of verslechtering worden vervolgens omgezet in beleidsmatige aanbevelingen. Belangrijk voor dit alles is de gegevensanalyse, die zal plaatsvinden in de tussenliggende jaren wanneer er geen meetronde plaatsvindt. De laatste en meest actuele meetronde heeft in 2008 plaatsgevonden.

Op basis van de analyse in 2004 zijn een aantal concrete aanbevelingen gedaan. Aan de hand van die aanbevelingen onderneemt de gemeente de volgende acties:

  • De gemeente gaat op zoek naar geschikte locaties voor natuurvriendelijke oevers.
  • In de stad zal bekeken worden of er vlinderstroken kunnen worden aangewezen.
  • Leiden zal aanhaken bij het landelijk beleid voor de huismus en de gierzwaluw, dus meer nestplaatsen stimuleren voor deze twee vogels.
  • De gemeente moedigt het aanleggen van geveltuinen aan.
  • Eveneens stimuleert de gemeente natuurvriendelijk tuinieren.
  • De gemeente verwijdert nesten van meeuwen. Meeuwen veroorzaken veel overlast in Leiden.
  • De gemeente gaat na of het mogelijk is om wintertellingen aan het Stadsnatuurmeetnet toe te voegen, met de hulp van vrijwilligers.
  • Het natuurvriendelijke mozaïekbeheer van het weiland Cronesteynhoeve wordt voortgezet en blijft onderdeel van het pachtcontract voor het weiland.
  • De gemeente zal onderzoeken of het zinvol is om de stadsbrede vleermuisinventarisatie uit 1991 te actualiseren met een nieuwe stedelijke inventarisatie van vleermuizen.

Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden (2005)

Het volgen van de Gedragscode voor Ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden minimaliseert de kans op conflicten met de Flora- en Faunawet. Het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten (2003) is in de Gedragscode opgenomen, alsmede het raamwerk van tellingen voor het Stadsnatuurmeetnet Leiden (2004). Beide beleidsinstrumenten vormen de basis van de Gedragscode.