direct naar inhoud van 4.1 Ruimtelijk
Plan: Leiden Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00002-0301

4.1 Ruimtelijk

Europees en nationaal

Nota ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie.

De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door:

  • Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet.
  • Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader.
  • Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen.
  • Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering met onder meer een periode die financieel gedekt is tot aan 2010.
  • Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water.

Het onderhavige plan is conserverend van aard, zodoende wordt de krachtige stad Leiden in stand gelaten. In Leiden is reeds sprake van een sterke bundeling die ook in dit plan gehandhaafd blijft.

AMvB Ruimte (2009)

In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (juni 2008) heeft het kabinet haar nationaal ruimtelijke plannen gepresenteerd. In de Realisatieparagraaf is beschreven welke instrumenten het rijk onder de nieuwe Wro inzet om haar ruimtelijke belangen te realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) vastgesteld. De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in bestemmingsplannen.

De eerder uitgebrachte PKB's hebben onder de nieuwe Wro de status van structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. De AMvB Ruimte bevat daarom, passend binnen het nieuwe stelsel van de Wro, een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het rijk duidelijk aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven.

Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Een ontwerp van het besluit is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en is via de Staatscourant en de website van het ministerie van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp aan de minister van VROM kenbaar maken. Na bespreking van het ontwerp door de minister van VROM met de Staten-Generaal wordt het ontwerpbesluit voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Het besluit zal naar verwachting medio 2011 in werking treden.

Voor dit bestemmingsplan is de AMvB van belang op de volgende onderdelen:

  • Bundeling van verstedelijking en locatiebeleid voor economische activiteiten
  • Bedrijvigheid en detailhandel
  • Regionale watersystemen

Bundeling van verstedelijking en locatiebeleid voor economische activiteiten

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt ook de noodzaak om de open ruimte te gebruiken voor bebouwing, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Omdat de omstandigheden, opgaven en mogelijkheden per gebied kunnen verschillen is voor bundeling altijd maatwerk vereist. De provincie is daarom verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk bundelen van nieuwbouw. De provincie moet op grond van het ontwerpbesluit in een verordening regels maken die er onder andere voor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Om helder te hebben waar deze regels gelden moet de provincie elke 4 jaar vaststellen welk deel van de provincie binnen het zogenaamde bestaand bebouwd gebied ligt.

Het plangebied behoort tot het bestaand bebouwd gebied.

Bedrijvigheid en detailhandel

Om voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijvigheid en voorzieningen te kunnen bieden moeten provincies een locatiebeleid hebben voor economische activiteiten, waarbij vraag en aanbod van terreinen en locaties zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. De provincie moet in de verordening regels stellen voor detailhandel, zodat nieuwe vestigingslocaties niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden. Ook moet de provincie regels geven over perifere detailhandel. Ook hierbij wordt rekening gehouden met intergemeentelijke samenwerking.

Binnen dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe vestigingslocaties.

Regionale watersystemen

Provincies en gemeenten dienen ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan in lijn is met het (regionale) waterplan. In de waterparagraaf wordt nader ingegaan op het aspect water.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met hetgeen wordt vastgelegd in de vast te stellen AMvB Ruimte en de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Structuurvisie Randstad 2040 (2008)

In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad.

De steden van de Randstad ontwikkelen zich in een economisch krachtenveld van verdere internationalisering. De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's.

Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de langere termijn, Deze leidende principes zijn:

  • leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta;
  • kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood;
  • wat internationaal sterk is, sterker maken;
  • krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.

Provinciaal en regionaal

Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid - Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte".
Op 2 juli 2010 is de "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld door P.S. De kern van deze visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid, en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.

Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk- en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon - werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid - Holland van provinciaal belang vindt. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:

  • aantrekkelijk concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, ,divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.

De "Visie op Zuid-Holland" is zelfbindend voor de provincie. Het toetsingskader voor de gemeente is uitgewerkt in de provinciale verordening. Het gebied wordt op de functiekaart behorende bij de visie aangemerkt als Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer en Stedelijk Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00002-0301_0007.jpg"

Verordening Ruimte
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en weinig gemeentelijke beleidsvrijheid zich voor een regeling in een provinciale veordening.

Daarnaast is het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Landschappen.

Het bestemmingsplan Noordwest bevindt zich binnen de bebouwingscontouren zoals deze horen bij de Verordening Ruimte. Voor het plan zijn met name de regels van belang die betrekking hebben op ecologische hoofdstructuur, waterkeringen en molenbiotoop.

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland (2009)
De gemeente Leiden maakt deel uit van de regio Holland-Rijnland. De Regionale Structuurvisie Holland-Rijnland is een beleidsdocument opgesteld door het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland. Op een lager ruimtelijk schaalniveau dan de Provinciale Structuurvisie schetst de Regionale Structuurvisie een beeld van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied dat zich uitstrekt tussen de gemeenten Noordwijk, Nieuwkoop, Rijnwoude en Voorschoten, waarin Leiden het stedelijke middelpunt is.

Op 24 juni 2009 is de definitieve versie van de Regionale Structuurvisie door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 van kracht en verplicht gemeenten, provincies en het Rijk een structuurvisie vast te stellen voor hun grondgebied. Regio's zijn echter niet verplicht om een structuurvisie op te stellen, maar mogen dat wel. Dit houdt in dat de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland geen wettelijk karakter heeft. Daarentegen is het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland bevoegd om deze structuurvisie vast te stellen en verbindt het de deelnemende gemeenten daarmee om afspraken uit dit document uit te voeren. Als gemeenten van deze afspraken willen afwijken, dan moeten zij op regionaal niveau een oplossing vinden.

Het voornaamste doel van het beleid in de Regionale Structuurvisie is een juiste balans te stellen tussen het behoud van het unieke karakter van de regio, met haar bollenlandschap en historische kernen en steden, en wenselijke toekomstige ontwikkelingen, zoals de komst van de Rijnlandroute en RijnGouweLijn.

Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.

Het opstellen van het bestemmingsplan heeft een conserverende werking op het unieke karakter van de regio. Op basis van de Regionale Structuurvisie Holland-Rijnland zijn er geen knelpunten te verwachten voor dit bestemmingsplan.

Knopen Leggen (2002)

Het rapport Knopen Leggen bevat de beleidsinzet van de sectoren Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer, Economie en Milieu. De betrokkenheid van deze vier beleidsvelden komt voort uit de overtuiging dat doelen van deze vier sectoren met één ruimtelijk concept ('knopen') worden gediend:

De zuidvleugel van de Randstad, waar ook Leiden toe behoort, wordt ontwikkeld tot een goed functionerend netwerk. Intensief ruimtegebruik, functiemenging en differentiatie worden bevorderd. Hierbij wordt nadrukkelijk gelet op bestaande en potentiële vervoersknopen. Het gebruik van het openbaar vervoer wordt hierbij gestimuleerd.

Cruciaal voor een goed functionerende netwerkstad is de juiste match tussen infrastructuur en verstedelijking. Dat betekent dat voor de knopen een evenwicht tussen vervoerswaarde en functiewaarde gewenst is. In het rapport zijn knopen beschreven naar schaalniveau, gewenste vervoers- en functiewaarde, gewenste hoofdfuncties en thema.

Leiden Centraal is vanwege de intercitystatus geclassificeerd als een bovenregionale knoop, met een concentratie van publieke en economische functies. Leiden Centraal ligt buiten het plangebied, desondanks is deze bovenregionale knoop van invloed op het plangebied. Zo wordt in het plangebied veel (oneigenlijk) gebruik gemaakt van gratis parkeervoorzieningen door forensen. In het plangebied komen voorzieningen zoals scholen en sportaccommodaties voor die profiteren van de nabijheid van de knoop. In het plangebied is reeds sprake van een intensief en gemengd ruimtegebruik. In het plan wordt dit ruimtegebruik geconserveerd.

Structuurvisie Leidse Regio (1992)

De Structuurvisie Leidse regio is in 1992 vastgesteld door de Stuurgroep Leidse Regio en schetst een beeld van de wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015.

Hoofdlijnen zijn een betere ruimtelijke afstemming van stedelijke functies en daardoor een goed evenwicht tussen nabijheid en bereikbaarheid, de verbetering van de kwaliteit van het openbaar vervoer en fietspadennet, en versterking van een samenhangende groenstructuur.

In het plangebied zijn de stedelijke functies goed op elkaar afgestemd en is reeds sprake van een goed fietspadennet en een samenhangende groenstructuur. Deze zaken worden behouden in het onderhavige plan.

Gemeentelijk

Programma Binnenstad

In het coalitieakkoord 2008-2010 heeft de Leidse binnenstad een prominente plek gekregen. De kwaliteit van de binnenstad is een van de ambities van het stadsbestuur, die is vastgelegd in het coalitieakkoord. Een paar citaten "Wellicht de grootste kans voor Leiden is de kwaliteit van de historische binnenstad. De historische binnenstad is een sterk onderscheidende kwaliteit van Leiden ten opzichte van andere gemeenten. De combinatie van kenniseconomie biedt Leiden veel kansen. (…) Voor de centrumpositie van Leiden is het eveneens cruciaal dat de bezoekersfunctie wordt versterkt. (…) De inrichting van de openbare ruimte verdient verbetering. Prioriteit daarbij heeft de entree van de stad vanaf het station tot het historisch centrum."
Met dit vertrekpunt heeft in februari 2008 de gemeenteraad van Leiden het college van B&W opdracht gegeven een meerjarig en integraal programma Binnenstad op te stellen.
Op 16 juni 2009 heeft de raad het "Programma Binnenstad" vastgesteld. Het doel van het Programma Binnenstad is een samenhangende visie en een programma gericht op de verbetering van de kwaliteit van de binnenstad van Leiden. De historische binnenstad is een van de onderscheidende kwaliteiten van de stad. Versterking van de kwaliteit zal de aantrekkelijkheid van de stad vergroten. Dit maakt de stad niet alleen aantrekkelijker voor inwoners, maar versterkt tevens de bezoekersfunctie van Leiden aanzienlijk. De tendens dat Leiden positie verliest als winkel- en bezoekersstad moet hiermee worden omgebogen.
De doelen van het programma zijn:

  • meer bezoekers - de bezoekers van de binnenstad, inwoners van Leiden, de regio - inwoner, de landelijke bezoeker, leggen een bezoek af aan de binnenstad van Leiden;
  • de totale bestedingen van bezoekers aan de binnenstad nemen toe;
  • de verschillende bezoekersgroepen hebben een hoge waardering voor het genoten aanbod in de binnenstad.

Er is eerst een visie gemaakt, gebaseerd op gesprekken met vele partners uit de stad, onderzoeken naar onder andere het winkelaanbod en de ruimtelijke economische potenties van de binnenstad, onderzoek onder winkelend publiek en Leiden panel, bezoeken aan diverse andere historische binnensteden. Ook is het concept getoetst bij ontwikkelaars, beleggers en vastgoedeigenaren bijeengekomen op een conferentie. De visie wordt gebruikt als een meerjarig en integraal leidend kader voor de ontwikkeling van de binnenstad. De visie definieert van 18 verschillende gebieden en locaties in de binnenstad de functie, de gewenste ontwikkeling, het bijbehorende programma en het type ontwikkeling. Per jaar wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin alle inspanningen van het jaar beschreven staan.

Nota Winkelen Wonen Welzijn Zorg

In de 'Nota wonen, zorg en welzijn' uit 2004 wordt een aantal ambities geformuleerd rond de combinatie van beleidsterreinen wonen, zorg en welzijn, te weten goed wonen, actieve participatie en eigen regie. Om aan deze ambities een invulling te geven is in 2008 de 'Nota winkelen, wonen, welzijn en zorg' geschreven. Hierin wordt een ruimtelijke invulling gegeven aan de genoemde ambities door het kiezen van zeven 'woonservicezones'. Voorzieningen voor wonen, welzijn, zorg en winkelen dienen zoveel mogelijk binnen deze woonservicezones geplaatst te worden. Bij het opstellen van bestemmingsplannen betekent dit dat locaties die een maatschappelijke functie (welzijnsvoorzieningen, zorgvoorzieningen) krijgen, liefst binnen 300 meter, maar maximaal op 500 meter van de kern (= winkelcentrum) van de woonservicezone bevinden. Voor de labeling van woningbouw voor kwetsbare groepen en winkel/horecafuncties geldt hetzelfde principe. Basis voor de keuze van de genoemde afstanden is hiervoor de afstand die een oudere of een minder valide persoon te voet kan afleggen. Als woonservicezone zijn benoemd:

  • 1. Kooiplein e.o.
  • 2. Luifelbaan / Boshuizen
  • 3. Fortuinwijk / Wagnerplein
  • 4. Diamantlaan / De Robijn
  • 5. Merenwijk Centrum
  • 6. Stevensbloem e.o
  • 7. Meerburg e.o.

Het woonservicezone beleid geldt dus minder voor andere wijken dan die waarin de woonservicezones liggen: er is een aantal 'pluslocaties' die het waard zijn genoemd te worden en dus potentie hebben. In deze gebieden is een clustering van bepaalde faciliteiten aanwezig, evenwel is deze van een lager niveau dan in de woonservicezones. Waar mogelijk zal ook aandacht zijn voor de 'opplussing' van deze locaties. Voor andere dan de genoemde locaties geldt dat de gemeente een meer terughoudende rol zal aannemen, maar inspanningen van andere partijen zeker niet in de weg zal staan.

Structuurvisie 2009-2025 (2009)

Op 17 december 2009 heeft de Gemeenteraad de Structuurvisie 2009-2025 vastgesteld.De Structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. De Structuurvisie is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de Leidse Structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de Leidse Structuurvisie.

De Structuurvisie gaat uit van het bestaande beleid. Het is niet de bedoeling om oude discussies over te doen of nieuwe te starten. De uitgangspunten van Structuurvisie zijn de Ontwikkelingsvisie, het resultaat van de stadsgesprekken in 2004, en de Regionale Structuurvisie die het resultaat is van het regionale overleg over ruimtelijke prioriteiten voor de regio. Daarnaast zijn gesprekken gestart met partijen en partners in de stad om hun ruimtelijke ambities en verwachtingen voor de komende 15 jaar te inventariseren. Dat heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:

  • de historische binnenstad wordt beter op de kaart gezet;
  • het Bio Science Park en de kenniseconomie worden verder ontwikkeld;
  • de bereikbaarheid wordt verbeterd;
  • de groene en blauwe structuren in en rondom de stad worden versterkt en verbonden;
  • de kansen die zich in het Stationsgebied, Transvaal/Vondellaan en op De Waard aanbieden worden benut om met wonen en werken een bijdrage te leveren aan de versterking van de kennisstad.

In de structuurvisie wordt aandacht besteed aan een aantal gebieden met "hoogwaardig openbaar groen van belangrijke kwaliteit". Voor het plangebied wordt het Bos van Bosman daartoe gerekend op wijkniveau. De Leidse Hout heeft een groter verzorgingsgebied en wordt meestal langer bezocht, vaak in het weekeinde of op een vrije (mid)dag. Dit park heeft ook een horecavoorziening.

De Structuurvisie 2009-2025 bevat een aantal lichtgrijze gebieden. Voor deze gebieden is in de Structuurvisie het beleid geïntegreerd zoals het is opgenomen in de Boomgaard van Kennis. Dit beleid is met de Structuurvisie opnieuw vastgesteld.

Een ontwikkelingsplan voor woningbouw is voorzien voor de locatie Dieperhout. Daarvoor wordt te zijner tijd een afzonderlijk, op de locatie gericht, bestemmingsplan opgesteld. In het voorliggende bestemmingsplan is de locatie Dieperhout conserverend bestemd.

Leiden, Stad van ontdekkingen: profiel 2030 (2005)

In 2004 is een gemeentelijke ontwikkelingsvisie verschenen waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van de stad Leiden. De kwaliteiten van de stad worden benoemd, evenals de kansen en de bedreigingen. De historie, de ligging en de levendigheid zijn duidelijke kwaliteiten. Daarnaast valt op dat de Leidse bevolking jong is en een goed opleidingsniveau heeft. Anderzijds is de stad nagenoeg volgebouwd; is er spanning op de woningmarkt en de ruimte voor wonen, werken en recreatie is beperkt.

In het plangebied wordt de beperkte ruimte op dit moment intensief en effectief gebruikt. Het onderhavige plan zal dit gebruik voortzetten.

Boomgaard van Kennis (1995)

Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van kennis' is vastgesteld in 1995, en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als een sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad, en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het (voornamelijk) binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit.

Bij de inbreidingslocaties heeft het de voorkeur de stedenbouwkundige kwaliteit te versterken, bijvoorbeeld door duurdere woningen toe te voegen in wijken met relatief veel sociale huurwoningen. Dit komt het woonmilieu ten goede en draagt bij aan meer variëteit in woningtypes. Aandachtspunten zijn verder de dalende woningbezetting, de toenemende vergrijzing en het op peil houden van wooneenheden voor studenten. Door een toename aan leefstijlen en verscheidenheid in de samenleving dient Leiden te voorzien in voldoende gevarieerde woonmilieus.

In het plangebied komen zeer uiteenlopende woonmilieus voor. Deze woonmilieus zullen door dit conserverende plan behouden blijven.